De St. Johns-hond werd door de Eskimo's gebruikt voor de visvangst, de labrador werd gefokt voor de eendenjacht en voor de jacht in moerassige gebieden. De retriever heeft rudimentaire zwemvliezen tussen zijn tenen.
Uiterlijk
De vacht van de labrador is kort en dik met een waterafstotende ondervacht en heeft weinig verzorging nodig. Eenmaal per week borstelen is voldoende. De labrador komt voor in de kleuren zwart, blond, variërend van roomwit tot vossenrood (ook wel fox genoemd), en chocolade (bruin). In de vroege geschiedenis van dit ras waren de labradors hoofdzakelijk zwart; geel kwam ook wel voor maar in veel mindere mate. In de jaren 70 werd de gele kleur pas echt populair. Chocolade werd gezien als een 'fout' en is pas vele jaren later als raskenmerkend toegevoegd aan de rasstandaard. Schofthoogte van de reuen is 55 tot 57 centimeter en die van de teefjes is van 54 tot 56 centimeter. Een labrador weegt ongeveer 35 kilo.
Opvoeding
De labrador retriever is door zijn intelligentie en leergierigheid niet moeilijk op te voeden. Toch moet de opvoeding van de labrador niet onderschat worden. Ze hebben net als andere hondenrassen een strenge consequente opvoeding nodig. Maar dit moet dan wel met een zachte hand gebeuren anders krijg je een zeer nerveuse hond.
gebruik De laatste jaren worden labrador retrievers vaak als blindengeleidehond ingezet. Verder zijn ze geschikt voor alle vormen van hondensport. Ze blinken uit bij de jachttraining Geschiedenis
De mentale en fysieke eigenschappen van de uitzonderlijk goedaardige labrador zijn gesmeed in het wrede, onherbergzame water voor de kust van Newfoundland door de taaie vissers die hier vanaf het begin van de 16e eeuw een rijke vangst binnenhaalden. Vissers uit Engeland, Portugal en Frankrijk kwamen oorspronkelijk alleen in het visseizoen naar Newfoundland en later vestigden zij zich daar. Het is een algemeen aanvaard feit dat de honden die ze daar mee naartoe namen en vervolgens met elkaar kruisten de voorouders zijn van de honden die wij vandaag de dag als labradors kennen.
Halverwege de 18e eeuw groeide het vissersdorpje St. John's in Newfoundland uit tot een welvarende stad en het inwoneraantal nam toe. De plaatselijke vissershonden stonden toentertijd bekend als St. John's-honden. Deze taaie, maar evenwichtige honden werkten samen met hun baasje in kleine vissersboten en moesten het ijzige water induiken om vissen, lijnen en netten binnen te halen. Dankzij hun krachtige poten en otterstaart konden zij zich snel door de koude golven verplaatsen en hun dichte waterbestendige vacht beschermde hen tegen de kou en stootte het water af. Bovendien konden ze dankzij hun sterke, maar zachte mond hun vangst onbeschadigd naar hun baas terugbrengen. En na een lange dag hard werken, keerden de honden terug naar huis, waar ze de spelende kinderen vrolijk gezelschap hielden.
Deze unieke werkhonden zijn begin 19e eeuw via de vissershaven Poole in Dorset in Engeland geïntroduceerd. De jagers hier waren namelijk diep onder de indruk van hun unieke vaardigheden op het gebied van apporteren, zowel in het water als op het land. Een van die jagers was de tweede Earl of Malmesbury, die algemeen wordt erkend als de eerste voorvechter van de Labrador retriever in Engeland.
Malmesbury importeerde St. John's-honden uit Newfoundland en stichtte zijn eigen kennels voor het ras. In tegenstelling tot andere eigenaren kruiste hij zijn honden niet met andere rassen en zo hield hij de soort zuiver. In 1830 werden St. Johns-honden in de kennels van de Duke of Buccleuch in Schotland geïntroduceerd. En later in de eeuw werden de honden uit de twee kennels met elkaar gekruist om zo zuivere fokdieren te kweken. Dit was een goede zet van de fokkers, want in Newfoundland ging het bergafwaarts met het ras omdat er steeds meer schapenboeren kwamen en het gebied steeds zelfstandiger werd en minder met Engeland handelde. Ook de hoge invoerrechten maakten het lastig te importeren
De golden retriever of kortweg golden had als oorspronkelijke naam: gele retriever, maar deze werd in latere jaren op grote schaal vervangen door de naam golden retriever, een naam bedacht door wijlen Lord Harcourt. Ook aan het begin van deze eeuw bestond er verwarring omtrent de oorsprong van het ras. Zwarte retrievers met een golvende vacht waren bekend in bepaalde kringen in het zuiden van Schotland, in die tijd waren echter met name zwarte labradors zeer populair. Feitelijk waren gele retrievers nauwelijks bekend, behalve bij de leden van een paar adellijke families en hun naaste vrienden. Hun latere verspreiding over alle delen van Engeland was ook niet makkelijk te voorzien. Het is daarom tamelijk laat om te proberen de feiten op een rijtje te zetten en de waarheid te achterhalen. Gelukkig is er nog steeds een onbetwiste bron van informatie voorhanden, Sir Dudley Marjoribanks hield vanaf 1835 een stamboek bij waarin hij de naam en herkomst noteerde van zijn setters, zijn pointers, zijn greyhounds en zijn spaniëls. Het stamboek vermeldt vanaf 1838 gedurende een jaar of twee ook beagles; in 1842 wordt er melding gemaakt van een retriever, een zwarte klaarblijkelijk en in 1852 pas van een volgende. In 1843 worden er Ierse spaniëls genoemd en de greyhounds maken voor het eerst plaats voor deerhounds in 1848. In 1854 kocht hij het landgoed Guisachan en vanaf dat moment werden zijn kennels enorm uitgebreid. Daarmee kregen ook de retrievers meer bekendheid, meer informatie over dit onderwerp: jaarboeken Golden Retriever Club Nederland.Kenmerken
De vacht van de golden retriever is lang en dik met een waterafstotende ondervacht en heeft weinig verzorging nodig. Regelmatig borstelen is echter wel nodig. Deze honden komen in verschillende kleuren voor: van bijna wit tot donkerbeige, tegen mahoniekleur aan. Schofthoogte van de reuen is 56-61 cm en van de teefjes 51-56 cm.
De golden retriever is door zijn intelligentie en leergierigheid goed op te voeden en werkt graag voor zijn baas. Op gehoorzaamheidswedstrijden doet hij het erg goed. Zijn baas zal hem een groot plezier doen door dingen met hem te ondernemen.
De Siberische husky is een hondenras, behorend tot de pool- en keeshonden van het oertype. Het is een typische sledehond. Wanneer hij kan werken, is hij helemaal in zijn element. Sneeuw en kou deren hem totaal niet. Hij voelt zich er prima bij.
Uiterlijk
De schofthoogte van reuen is ongeveer 53-60 centimeter en van teven ongeveer 51-56 centimeter. Het gewicht van een reu mag variëren tussen 21 en 27 kilogram, dat van de teef tussen 16 en 23 kilogram. De husky heeft een middellange dubbele vacht. Meestal zijn ze wit met grijs, maar in principe zijn alle kleuren toegestaan. Ze kunnen ook blauwe ogen hebben, wat vrij vaak voor komt. Ook kunnen ze een combinatie hebben van 1 lichtblauw en 1 bruin oog. Ze hebben spits opstaande oren.
De Siberische husky is onafhankelijk, intelligent, energiek en vrolijk. Met de opvoeding moet men veel geduld en begrip op kunnen brengen, maar ook heel consequent en doortastend zijn. Husky's kunnen zeer eigenzinnig zijn en volgen, wanneer zij zelf het nut er niet van inzien, beslist niet elk commando op.
De Siberische husky kan over het algemeen goed met zijn soortgenoten omgaan, maar met konijnen en katten heeft hij minder op. Ze vinden het ook zeer onaangenaam om alleen te zijn, dus als men niet altijd bij het dier in de buurt kan zijn, is de aanschaf van meerdere husky's het overwegen waard.
De Engelse cockerspaniël is eenhondenras.De Engelse cockerspaniël is een ijverig, actief, en krachtig jachthondje, meteen altijd vrolijk kwispelend staartje. Zijn lichaam is gebalanceerd en compact. Idealiter moet de afstand van de schoft tot de grond gelijk zijn aan de afstand van de schoft tot aan de staartaanzet. De vacht van de cockerspaniël is glad en aanliggend, zijdeachtig en niet gegolfd; de bevedering is niet zo overvloedig.
Kenmerken en eigenschappen
Schofthoogte: Reu 40 - 41 cm. Teef 38 - 39 cm
Gewicht: Reu 14 - 15 kg. Teef 12 - 13 kg
Leeftijd: tot 13 - 14 jaar
Kleur:zwart of rood, lever; blauwschimmel, oranjeschimmel, leverschimmel; roodbont, zwartbont; tan (dan hebben ze een rood masker) en drie kleur.
De Engelse cockerspaniël wordt volgens de richtlijnen van de Nederlandse Spanielclub onderzocht op de oogaandoeningen PRA en cataract en op heupdysplasie. Verder komt er regelmatig cardiomyopathie (hartaandoening) bij voor en doofheid.
Karakter
De cockerspaniël is een jachthond, en zal reageren op vogels, konijnen en katten die hij ziet. Het is een kindvriendelijke, en altijd een vrolijk en energiek hondenras. Verder houd de cocker van water en zwemmen, evenals apporteren.
Ik ben anthony
Ik ben een man en woon in adjudantekeyserstraat 97 (belgie) en mijn beroep is geen ben een kind.
Ik ben geboren op 14/11/1998 en ben nu dus 26 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: buiten spelen.
mijn interesses zijn draken mijn vrienden en mijn huisdieren (5katten)komt door mijn zus mijn favorieten beesten zijn de