Plots. Daar was het geluid, het alomgekende geluid, al eeuwen oud. De soundtrack van levenslange slapeloze nachten, begeleid door de zware stilte van de allesomhullende duisternis. Ik stelde me al lang geen vragen meer. Lakens werden als vanzelf opengeslagen, pantoffels vonden mijn voeten, open ging de deur. Daar stond ze. Als een paard in de gang. Kolossaal. Met haar holle ogen wijd opengesperd liet ze haar kille adem vanuit haar ijle neusgaten, als scheuren in een rots, door mijn dunne pyjama gieren, slechts een lap over mijn magere, zwakke lijf. Ik kende haar. "Kom," zei ik, "we gaan slapen."