Hier buiten, in het warme zonlicht, liggen de dieren lui te rusten. De mannetjesleeuw die eerst nog wakker was, lag een halfuurtje later te slapen, net als zijn wijfje en de tijgers. Heel anders gaat het er aan toe in het dolfinarium: veel actie, veel publiek en helaas weinig vrije zitjes...
Op weg naar de uitgang verbaast ons nog de mooie architectuur van het centraal station en de diverse prachtige kunstwerken die wij her en der opmerken. 22 , misschien veel geld, zo'n bezoek aan de dierentuin maar toch zijn geld waard, zeker op een warme augustusdag!
Het gebouw van het Loodswezen is een prachtig complex in renaissancestijl dat werd ingehuldigd in 1894. Van hier werd het binnenkomend havenverkeer geregeld. In 2003 werd dit gebouw toegewezen aan de Vlaamse gemeenschap. Je hebt een mooi zicht op dit gebouw van op het dak van het MAS, maar eveneens van op het fietspad langs de kaaien.
Zoals je ziet ligt het Loodswezen vlak bij de Schelde en dus ideaal om alle verkeer op de stroom te controleren.
In 1892 werd gestart met het optrekken van het gebouw van het Loodswezen, een concept in renaissancestijl. Verschillende zeevaart- en havendiensten vonden hier onderdak, vlak bij het Bonapartedok.
Als je achter het gebouw doorwandelt, heb je een prachtig zicht op de Schelde: inkomend en uitvarend verkeer zijn uitstekend te volgen van op een bankje dat je plaats geeft, vlak bij het monument voor de geseuvelde zeelieden. Kijk je naar het gebouw zelf dan zie je bovenaan een bronzen beeld van Brabo, afkomstig van de Merksemse beeldhouwer J. Weyns. Naast het Brabobeeld op de Grote Markt en dat van Quinten Matsys op de Handschoenmarkt is dit de derde beeltenis van Brabo die prominent aanwezig is in het stadsbeeld.
In de onmiddellijke omgeving, iets verder op de kaaien bevindt zich nog een beeld van Eugeen Van Mieghem: Het Antwerpse Havenmeisje.
Dit gedicht over het Sportpaleis is een ode aan de sporttempel van vroeger: gebouwd voor sportwedstrijden, vooral wielerwedstrijden op de baan (zoals de zesdaagse van Antwerpen). De opening vond plaats in 1933 maar om het gebouw rendabel te houden werd de zaal vanaf 1999 omgebouwd tot een evenementenhal voor optredens, concerten, sportwedstrijden (boksen, volleybal, basketbal, turnkampioenschappen, nog andere sportwedstrijden en beurzen).
De eerste twee foto's tonen ons het Sportpaleis zoals het er vroeger aan de binnenzijde uitzag met als blikvanger de houten wielerpiste. Daarna volgen foto's van de buitenzijde, genomen van op enige afstand. Opvallend zijn (nu) het blauwe dak en de grijze muren.
Wij vertrekken aan de zijkant en wandelen zo in de richting van het Albertkanaal en de ring. Vooral de vele grijze noodtrappen langs de buitenkant trekken de aandacht. Dan keren wij terug naar de voorkant waar de meest gekende ingangen zich bevinden.
Verder gaat het, richting Lotto-Arenahal, maar wij draaien tussen beide gebouwen (Sportpaleis en Lotto) naar het kanaal toe. Je passeert hier het metrostation 'Sport' en van daar kan je weer de noodtrappen volgen tot aan de hoek. Enkele stappen brengen je onder de brug van de ring rond Antwerpen. Hier kan je de volledige achterzijde van het sportpaleis bekijken. Links zie je het logo van De Lotto Arena en rechts de VIP parking.
En kijk, hier is een ingang! Ik stap voorzichtig naar binnen, zie aan de linkse muur een plan van de zaal hangen en twijfel een beetje. Toch stap ik verder en tot mijn verbazing beland ik uiteindelijk op het middenplein. Snel enkele foto's trekken (wel wat donker, maar kom) van de tribunes en dan terug naar buiten. In één van de zijgangen brandt licht, verder is er geen enkel teken van leven. Dus weer naar buiten via de tussengang en dat weten wij ook alweer: met een beetje geluk kan je zonder moeite het Sportpaleis binnen om je eigen nummertje te brengen op het middenplein!
Dit station werd geopend in 1975 en is daarmee één van de oudste premetrostations van de stad. Als je op het perron staat kijk je op het kunstwerk van Menno: 'The Rainforrest', een groene tegelmuur in golfjes (zie foto).
Het gedicht over metrostation Groenplaats handelt eigenlijk niet over het station zelf maar vooral over bedelaars die daar een eurootje proberen bijeen te scharrelen. Je stapt uit de tram, wandelt via de roltrappen naar boven en je wordt geconfronteerd met een bedelaar die wat geld tracht te verdienen door op zijn accordeon te spelen. Mooie muziek overigens maar het doet je denken aan het feit dat je zelf eigenlijk niet te klagen hebt. Dit gedicht is in wezen een aanklacht tegen het feit dat er nog zo veel mensen, zo weinig hebben en daarom beroep proberen te doen op zij die wat meer hebben.