De beflijster is een zeldzame doortrekker, die bij vluchtige waarneming sterk op een merel lijkt en bij nadere beschouwing een merel met een wit slabbetje om de hals. De broedgebieden liggen in Scandinavië, Schotland, Wales en de berggebieden in Zuid- en Centraal-Europa. De grootste kans op waarneming van een beflijster is tijdens de voorjaarstrek; dan verblijven honderden vogels op de Waddeneilanden en elders in het land. Beflijsters houden zich ook regelmatig op in groepen van andere doortrekkende lijsterachtigen, zoals koperwieken en kramsvogels. Op de waddeneilanden, waar de meeste waarnemingen vandaan komen, zijn ze in de trektijd te ontdekken op de diverse weilanden en sportvelden, waar regenwormen gemakkelijk te bemachtigen zijn.
Algemeen
Overige namen
Ring Ouzel , Turdus torquatus
Orde
Passeriformes
Familie
Lijsters (Turdidae)
Status
Doortrekker in vrij klein aantal
Europese verspreiding
De belangrijkste broedgebieden van de befslijsters liggen in Noorwegen, delen van Schotland en Engeland, in de Alpenlanden en de Balkan. In grote delen van west en midden Europa wordt de soort als trekvogel waargenomen.
Leefomgeving en voedsel
Biotoop
Zee, kust, plassen, beken en meren
Voedsel- en broedbiotoop
Beflijsters zijn broedvogels van bergachtige gebieden en natte heiden, meestal erg rotsachtig en met een zeer spaarzame begroeiing. Het nest wordt op de grond gemaakt, bij voorkeur onder een overkragend stuk steen. Op doortrek kunnen beflijster aangetroffen worden in allerlei graslanden, bosranden en duinvegetaties, met voldoende beschutting. Hier houden zich veel bodemdieren op, waar de beflijster van profiteert.
Voedsel
Voornamelijk ongewervelde bodemdieren
Broeden
Broedperiode
Vanaf half april - juni
Koloniebroeder
Nee
Aantal legsels
Meestal één, soms twee legsels per jaar (voornamelijk indien eerste legsel niet succesvol).
Aantal eieren
4 - 5, soms 3 - 6
Herkenning
Opvallende kenmerken
Merel met witte bef.
Gedrag
Als van een merel.
Kleed
Zwart verenkleed met een witte halve maanvormige slabbertje.
Formaat/ lengte
24 - 27 cm.
Snavel
Als merel
Vogeltrek
Trekroute
Gezien de grote aantallen broedende beflijsters in Scandinavië is het logisch dat vooral Noorse en Zweedse vogels door Nederland zullen trekken.
Overwinteringsgebied
De overwinteringsgebieden van de beflijster liggen in Zuid-Europa en Noord-Afrika en omvat vooral het Middellandse Zeekbekken.
( klik op het zwarte vogeltje om een beflijster te horen )
Jaarvogel. Vrij schaarse broedvogel; doortrekker en wintervogel in vrij klein tot vrij groot aantal
Rode Lijst
Nee
Informatie
De baardman is een echte rietvogel. Het mannetje heeft karakteristieke bakkebaarden, maar ook vrouwtjes, zonder bakkebaarden, moeten als baardman door het leven. Het heldere roepje, dat klinkt als een racefietsbel, is te horen in uitgestrekte moerassen met veel overjarig riet. In de winter zwerven baardmannetjes vaak en kunnen dan ook gevonden worden in kleinere rietvelden. Buitelend tussen de riethalmen verzamelt deze behendige kleine vogel insecten. Strenge winters kunnen de populatie sterk reduceren. Gelukkig compenseert de baardman dit door fanatiek broedgedrag: in één jaar kan een paartje tot wel 20 jongen grootbrengen. De laatste tijd gaat het gelukkig weer wat beter doordat rietmoerassen beter beheerd worden. De Oostvaardersplassen in Flevoland vormen het belangrijkste broedgebied in Nederland.
Algemeen
Overige namen
Bearded Reedling , Panurus biarmicus
Orde
Passeriformes
Familie
Timalia's (Timaliidae)
Status
Jaarvogel. Vrij schaarse broedvogel; doortrekker en wintervogel in vrij klein tot vrij groot aantal
Europese verspreiding
Het grootste deel van de populatie bevindt zich in Roemenië. In Noord-West Europa is Nederland een van de belangrijkste broedgebieden.
Leefomgeving en voedsel
Biotoop
Plassen, beken en meren, moeras, oevers, rietland en ruigte
Voedsel- en broedbiotoop
Rietmoeras, riet. Het nest wordt gemaakt in dichte riet- en zeggevegetatie, meestal laag bij de grond.
Voedsel
In de zomer insecten, in de winter zaad van riet en rietgras.
Broeden
Broedperiode
Eind maart - April
Koloniebroeder
Nee
Aantal legsels
2, soms zelfs 3
Aantal eieren
5-7, soms tot 12
Herkenning
Opvallende kenmerken
Oranjebruine kleur, lange staart en mannetje met opvallende baardstrepen.
Gedrag
Vaak in groepjes buitelend door rietstengels, acrobatisch zwaaiend in de halmen en balancerend. Zit weinig stil.
Kleed
Het vrouwtje verschilt van het mannetje door het ontbreken van de grijze kop en de kenmerkende baardstrepen. Verder vrijwel identiek.
Formaat/ lengte
14-15,5
Snavel
Dunne, spitse snavel (insecten en zaadeter)
Poten
Korte zangvogelpoten
Vogeltrek
Trekroute
Continentaal Europa
Overwinteringsgebied
Overwinteringsgebied komt overeen met broedgebied, maar bij koude trekken vogels weg naar mildere streken.
( druk op de zwarte vogel als je een baardman wil horen )
Jaarvogel. Vrij talrijke broedvogel; doortrekker in vrij klein aantal; wintervogel in vrij groot aantal
Rode Lijst
Nee
Informatie
Hebt u wel eens een punt kersenvlaai gegeten, waarin nog een pit bleek te zitten? Menigeen heeft hierop al kiezen, kronen en bruggen stukgebeten. Zo niet de appelvink. Deze vinkensoort heeft zo'n krachtige snavel dat een kersenpit schijnbaar moeiteloos gekraakt wordt. Uit onderzoek is gebleken dat de appelvink zijn kaken met een drukkracht van maar liefst 50 kilogram kan uitoefenen. Helaas gaat het grootste deel van het leven van appelvinken schuil achter vele boomtakken. De soort zit het liefst hoog in forse bomen en is bovendien bijzonder schuw en waakzaam. Op de zeldzame haakbek na is het de grootste en zwaarste vinkensoort van Europa.
Algemeen
Overige namen
Hawfinch , Coccothraustes coccothraustes
Orde
Passeriformes
Familie
Vinken (Fringillidae)
Status
Jaarvogel. Vrij talrijke broedvogel; doortrekker in vrij klein aantal; wintervogel in vrij groot aantal
Europese verspreiding
Appelvinken komen voor van Groot-Brittannië tot aan Japan, in de gematigde gebieden. Zuid-Zweden en de Baltische Staten vormen ongeveer de noordgrens van de verspreiding van de appelvink (de 60 graden noorderbreedte meridiaan). Buiten dit gebied komt de appelvink slechts zeer zelden voor.
Leefomgeving en voedsel
Biotoop
Park en tuin, rivieren
Voedsel- en broedbiotoop
Hoog opgaande bossen met oude beuken en eiken; gemengde bossen of uitsluitend loofbos. Ook in oude parken kunnen appelvinken worden aangetroffen.
Voedsel
Grote zaden van kersensoorten (vogelkers en gecultiveerde kersen), insecten en zaden van beuken en eiken.
Broeden
Broedperiode
Vanaf begin mei
Koloniebroeder
Nee
Aantal legsels
Meestal één, soms twee legsels per jaar
Aantal eieren
4-5, soms 2-7
Herkenning
Opvallende kenmerken
Forse vinkachtige met stevige kegelvormige snavel, dikke kop en hals, witte eindband aan de korte staart en brede witte vleugelstrepen.
Gedrag
Zeer schuw, meestal onopvallend
Kleed
Roestbruin, beige verenkleed. De rug en vleugels zijn donkerbruin. Grijze band in de nek. Opvallende witte eindband aan de staart, valt vooral op tijdens de vlucht, evenals de witte vleugelstreep.
Formaat/ lengte
17-18cm.
Snavel
Zeer groot en driehoekig gevormd, loodgrijs tot zwart van kleur.
Poten
Zangvogelpoten
Vogeltrek
Overwinteringsgebied
Nederlandse Appelvinken trekken in zeer strenge winters weg naar België en Frankrijk, maar deze wegtrekkers worden gecompenseerd door overwinteraars uit noordelijker streken. Meestal blijven appelvinken in zwervende, kleine wintergroepen ter plaatse.
( klik op het zwarte vogeltje om een appelvink te horen )
Hallo, de eerste vogel van deze blog heet: Veldleeuwerik
Latijnse naam: Alauda arvensis
beschrijving: De veldleeuwerik is een geelbruine vogel van ongeveer 18 cm, met zwartbruine strepen en vlekken. De leeuwerik heeft een bruinzwarte staart met witte buitenste staartpennen en een witte achterrand van de vleugels. De veldleeuwerik kan een kuif opzetten, maar echter niet zo opvallend als bij een kuifleeuwerik. Jonge vogels hebben nog geen kuif en een kortere staart. Nu op heden is de veldleeuwerik steeds in aantal afgenomen, wie herinnert zicht nog toen je met de fiets ging rijden?, dan had je bijna altijd de mooie gezang boven je hoofd van de veldleeuwerik!
Biotoop: De veldleeuwerik komt voor op natuurlijke en op kunstmatige aangelegde graslanden, overwegend op niet te droge grond, op akkerland, klavervelden en graanvelden, braakliggende grasrijke terreinen. Je vindt de veldleeuwerik soms ook op de middenberm van de autosnelweg.
Voorkomen: Onze inheemse veldleeuweriken zijn gedeeltelijk standvogels met massale uittocht bij sneeuwval. De winterkwartieren liggen in het zuidwesten van Europa en rond de Middellandse Zee.
Broeden: De veldleeuwerik maakt een grondnest in een kleine uitholling van de bodem. Het nest bestaat uit droge grashalmen en worteltjes. De nestkom kan ook dierenhaar bevatten. De 3 - 4 - 5 grijs groenachtige eieren zijn bedekt met bruinachtige stipjes en vlekjes. Aan de stompe pool vormen ze soms een krans.
Broedduur: De eitjes worden 11 - 12 dagen bebroed door het vrouwtje. De jongen lopen reeds op de negende dag het nest uit en tien dagen later kunnen ze reeds vliegen. De veldleeuwerik heeft twee broedsels per jaar.
Voedsel:
De veldleeuwerik eet: Graszaden en onkruidzaden, groene grassprietjes en kiemplantjes. Ook allerlei in het gras en op de grond. Levende insecten, spinnen, duizendpoten en wormen.
Zang: De veldleeuwerik heeft afwisselende zang terwijl hij opstijgt tot op grote hoogte, soms onzichtbaar voor het oog. De veldleeuwerik imiteert andere vogels.
klik hieronder op het zwarte vogeltje om een veldleeuwerik te horen:
Hallo, welkom op mijn blog, Bent u ook zo'n vogelliefhebber als ik? En ook iemand die er fot's van maakt in zijn vrije tijd? Dan hebben wij veel gemeen!
Ik probeer elke dag een nieuwe soort op mijn blog te kunnen zetten, mar het lukt niet altijd, want ik ben ook maar een mens die vergeetachtig kan zijn, of weinig tijd kan hebben. Ook zal ik foto's toevoegen die ik zelf heb genomen, Maar verwacht geen spectaculaire dingen hoor!
Vriendelijke groet van een vogelliefhebber, Stephanie x