Een bekend liedje: Vriendschap is een Illusie van het Goede doel
"Een keer trek je de conclusie Vriendschap is een illusie Vriendschap is een droom Een pakketje schroot, met een dun laagje chroom"
Dat is het refrein van het liedje, en is het zo? Het zou mijn blog niet zijn als ik mijn idee er niet over los liet. Vriendschap kennen we (hopelijk) allemaal wel, en we zullen allemaal wel eens ruzie hebben of ontzettend telleurgesteld zijn in onze vrienden en hoe vaak hoor je het? "Ik heb geen echte vrienden". En zo zal het inderdaad soms wel eens voelen, máár is het zo?
Als je het mij vraagt stellen we misschien soms teveel eisen aan een "vriend". Eigenlijk in zoverre, dat we zelf amper aan dit eisenpakket kunnen voldoen. We zijn immers allemaal mensen, tegenwoordig is het menselijk bestaan druk en we moeten in eerste instantie aan ons zelf denken omdat niemand anders dan jijzelf voor jezelf kan voelen, goed beslissen, en denken.
Eigenlijk is het logisch dat je je niet 100% op een vriend kan storten. Dat ze altijd aan jou denken en kunnen ruiken als er iets met je is. En als we eerlijk zijn hoeft dat toch ook helemaal niet? Als we maar van ze kunnen genieten! Genieten door lachen en genieten van troost als het wel eens minder is. Genieten van spontane acties en genieten omdat we van ze leren en wijzer worden. En zolang het genot van vriendschap over het algemeen overheerst dan zit het gewoon goed. We zijn allemaal anders, we hebben allemaal een ander beeld van goed en slecht, en het zou eerder eng dan plezierig zijn als we allemaal hetzelfde karakter zouden hebben, dezelfde visies, emoties en noem maar op.
Geniet gewoon van je vrienden, sta niet te lang bij fouten stil, en haal eruit wat erin zit.
Toen ik klein was had ik niets met Japan. Ik vond Japanners vooral wreed vanwege de walvisjacht. Net alsof iedere Japanner een walvisjager is, maargoed ik had er niets mee. Het trok me verder ook niet of wat dan ook.
Tegenwoordig, ben ik geïnspireerd en enorm onder de indruk van de Japanse wereld. Het voelt echt aan als een nieuwe wereld, met talloze onbekende tekentjes, verhalen, voedsel, vechtsporten en feesten.
Uiteraard, iedere cultuur heeft zijn eigen charme en zijn eigen dingen die voor je eigen cultuur onbekend zijn. Toch spreekt Japan me momenteel het meest aan. Niet zo zeer de taal of het voedsel, maar de Japanse tekenfilms.
Waarschijnlijk is het beroemdste voorbeeld Pokémon. Hoewel ik moet zeggen dat Pokémon niet het beste voorbeeld is om te beschrijven waarom de Japanse verhaallijnen me zo aanspreken, maar toch. Laten we alleen al eens beginnen met de tekenstijl. Grote ogen, een kleine neus en een overdreven gezichtsuitdrukking. We kennen ze vast wel: Manga en Anime. Dé beroemde Japanse tekenstijl die veel door vooral jongeren wordt beoefend en veel terug komt in de Japanse tekenfilms.
Als we het hebben over romantiek, poëzie dan hoor je al gauw "je mooie ogen" "je zeeblauwe ogen" "de glinstering in je ogen" etc. Ik weet niet of dit de bedoeling was achter Anime en Manga, maar dit idee spreekt me wel aan. Gewoon, die mooie ogen eruit laten springen door ze zo groot te maken. En het ziet niet eens raar uit als je het mij vraagt.
Ten tweede, de overdreven gezichtsuitdrukkingen zorgen soms voor een ontzettend humoristisch effect. Een acteur zou bijvoorbeeld nooit zo'n gezicht kunnen trekken, en dus nooit zo grappig kunnen zijn.
Maar een goede tekenstijl is natuurlijk niets zonder een goed verhaal. Als je het mij vraagt zijn we in de Westerse cultuur vooral volgestopt met tekenfilms over een held met heldendaden en een of meerdere slechterikken. Nou kan ik niet zeggen dat Pokémon dat niet heeft. Pokémon gaat ook over een jongen (Ash) die met een paar vrienden op reis gaat om de wereld van Pokémon te ontdekken. Hij is eigenlijk de held, en er zit een bende achter hem aan die zijn pokémon proberen te stelen. De slechterikken dus.
Maar wat Pokémon wel te bieden heeft zijn de Pokémon. Compleet nieuwe wezens met hun krachten, hun eigen identiteit die barst van de fantasie van de makers van Pokémon. Echt iets nieuws. Een nieuwe wereld, nieuwe wezens, alles zo anders.
Ze vechten ook gewoon met elkaar in wedstrijdvorm. Op een sportieve en vriendschappelijke manier, terwijl wij in het Weste gewend zijn dat vechten bij ruzie hoort. Het is gewoon zo'n nieuwe kijk op dingen. En dit is maar een van de vele voorbeelden.
Een minpuntje van Pokémon vind ik wel: ze weten niet van ophouden. Er blijven maar nieuwe Pokémon komen en een soort van goed einde zit er gewoon niet in. Begonnen we eerst met een hele reeks afleveringen waarin we 150 Pokémon leerde kennen, zijn er nu ondertussen 493 van die wezens en ontzettend veel pokémonspellen. Gelukkig zijn er wel zat andere series die uit ongeveer een stuk of 30 afleveringen bestaat en een goed einde kennen.
Dus laat je vooral lekker verwennen door wat de japanse tekenfilmindustrie je te bieden heeft. Ze zijn immers niet voor niets zo beroemd!
Afgelopen zomer had ik met mijn vriend een keer enorme herrie over jawel: de tv. Niet omdat ik persé een soap wilde kijken en hij een voetbalwedstrijd, maar omdat ik er niet tegen kon wat er allemaal tevoorschijn kwam.
Het ging in dit geval over een van de nieuwste films van Rambo. Ik heb het niet echt gevolgd, ik was met iets anders bezig, maar mijn vriend die zat gekluisterd aan de TV. Regelmatig hoorde ik een schot, een melodietje dat spanning of actie aankondigde, een gil, een doodskreet en ga zo maar door. Ik weet dat ik echt een schijterd ben als het om bloed, verwondingen en alle andere ongelukkige gruweltjes gaat maar misschien heb ik toch een punt.
Zo af en toe als weer zo'n geluid als hierboven beschreven mijn oren bereikten keek ik even 2 minuten mee en ging daarna weer verder met waar ik mee bezig was. Totdat ik mezelf misselijk ging voelen bij deze "sensatie". Ik zag mensen mishandeld worden, vernederd worden, opgesloten tussen ongedierten, complete dorpen werden uitgemoord inclusief kinderen, vrouwen werden verkracht en misbruikt en uiteindelijk heb ik de tv uitgezet.
Erg goed voor mijn relatie was het op dat moment niet, maar het drama was voorbij.
En nu ik deze opsomming van gruwelijkheden neer zet weet ik ook weer in hoeverre ik sta voor mijn punt. Waarom kijken we hier naar? Vinden we het echt leuk om te zien hoe iemand wordt neergeschoten? Van zijn leven beroofd wordt? Staan we er dan helemaal niet bij stil dat zulke dingen echt gebeuren? Dat achter ieder lijk een achtergebleven gezin kan zitten?
Natuurlijk, dit is gespeeld. De lijken staan na een "cut!" weer gewoon op en gaan aan het einde van de dag gewoon terug naar vrouw en kinderen.
Maar daar gaat het mij helemaal niet om, en als we eenmaal de film kijken denken we ook niet "het is maar een film" want je zit gewoon in het verhaal. Je realiseert je niet dat de dingen die je ziet gespeeld zijn. Waarom kijken we dan naar deze gruwelijkheden? We kijken ernaar vanwege het verhaal, en goed de film zelf moet natuurlijk ook zo echt mogelijk uit zien. Maar vinden we een verhaal leuk op het moment dat we het hebben over volkerenmoorden? Martelingen? Verkrachtingen?
Ik kan er gewoonweg niet van genieten. Ik kan toch niet lekker zitten als ik een vrouw misbruikt zie worden door een smerige, egoïstische, sexmaniak. Stel je voor dat jou het zou overkomen. Mensen raken er depressief van, hangen zichzelf op. Als het op het nieuws komt vinden we het allemaal afschuwelijk maar een uur later zit er gewoon een grote hoeveelheid van diezelfde mensen naar zo'n afschuwelijk incident met al zijn details te kijken voor de lol.
Is het kunst? Natuurlijk is het een soort kunst om alles zo echt mogelijk neer te zetten, de special effects, het acteertalent.. maar moeten we hiervan genieten? Kijken we echt niet liever naar een successtory? Romantiek waar liefde op vrije wil wordt bedreven? Een commedy waarbij je buikspieren aan het einde van de film pijn doen?
Overigens heb ik niks tegen documentaires over oorlogen of wreedheden, of films die ons aan het nadenken zetten. Deze zijn uiterst leerzaam en zijn er ook met een goed doel.
Maar dan heb je nog een hele grote hoeveelheid films over die het doel "vermaak" hebben en minstens zo wreed zijn als de documentaire. Zijn we echt zo ziek? Kunnen we hier echt van genieten? Hunkeren we hier echt naar?
Ik ben er trots op dat ik het niet doe. Dat ik er niet tegen kan en dat dit stukje wreedheid niet in me schuilt. Dan maar een schijterd, maar liever een lieve schijterd dan een wrede "bikkel".
Ik ben ook blij met een systeem en organisatie als Kijkwijzer. Dan zijn er tenminste nog mensen met waarschijnlijk hetzelfde idee dat het toch wel té ver gaat en zeker voor de kleintjes in de maatschappij. God blessed me! I'm not the only one!
Terwijl ik de vakken van de supermarkt sta te vullen komt ineens de hunk van mijn basisschooljaren de hoek om. Hij komt in eerste instantie bij mijn collegaatje die ook bij ons in de klas zat, en begint met haar een gesprek. En als iemand in gesprek is dan ben ik niet iemand die erop af loopt en zegt "hé!". Dus ik laat hem lekker met rust en laat hun ongestoord het gesprek voeren.
Het volgende moment hoor ik een belletje dat er een kassa bij moet komen. My turn! Dus ik loop naar voren, ga achter de kassa zitten en begin druk te "bliepen". (Dat is het geluidje wat de kassa maakt als je een product scant: bliep-bliep-bliep). Na een tiental minuten komt ook de knapperd van toen met zijn moeder aan de kassa om de boodschappen af te rekenen. We hebben altijd wel contact gehouden, niet overdreven contact, maar als we elkaar zien dan kan er altijd wel een babbeltje vanaf. En zo ging dat dan ook.
Ik zeg: "Ik hoorde dat je tegenwoordig in Nijmegen zit." "Klopt, ik studeer wiskunde en doe er ook economie bij." "Bevalt goed?" "Ja zeker, ik dacht eigenlijk dat het wel moeilijk zou worden dan op de middelbare, maar het is nog allemaal goed te doen." "Maar je bent er dan ook wel heel erg goed in." merk ik op.
Een glimlach verschijnt op zijn gezicht en de herinneringen komen weer boven. Hij was populair, had geen verkeerd uiterlijk en hij was ontzettend intelligent. Uiteindelijk sloeg hij in een van de laatste basisschooljaren een klas over met zijn resultaten. Maar waar hij het allerbeste in was, was dan ook rekenen. Dat wist iedereen. Altijd het eerste klaar, hij zat in de plusgroepjes en kwam naast kinderen te zitten die moeite hadden met rekenen zoals ik. Nee, die wiskundeknobbel heb ik niet.
Wat hij me zo verteld heeft in de jaren erna is dat hij nogsteeds goede resultaten haalde met wiskunde. Regelmatig las ik op de schoolwebsite wel weer iets over een wiskundig experiment of wedstrijd waar meneer uiteraard bij betrokken was. Denk ik aan hem, dan staat wiskunde en rekenen gewoon naast hem. Het hoort bij hem, en hij vindt het ook gewoon leuk. Logisch dat hij daar iets mee is gaan doen. Geweldig toch?
En dan vraagt hij: "En jij?"
Ik heb altijd een droom gehad om voor de klas te staan, en zodoende ben ik dan ook de PABO gaan doen (Pedagogische Academie BasisOnderwijs). Het was echt een ideaal van me, om de maatschappij te veranderen of eigenlijk vooral te verbeteren door gewoon kinderen iets bij te brengen en ze te helpen in hun ontwikkeling. Want zij zijn de toekomstige maatschappij.
Maar helaas is dat ideaalbeeld in duigen opgegaan toen ik aan de PABO begon. Het heeft zeker niet aan de kinderen gelegen, ik vind ze enorm inspirerend en zo enorm grappig uit de hoek komen. Onvoorspelbaar en vol fantasie. Maar waar ik op de PABO tegenaan liep is eigenlijk dat je gebonden bent aan zoveel regels.
Ik moest dan bijvoorbeeld lessen geven. Van tevoren moest je een compleet formulier invullen met wat je ging doen, wat de kinderen zouden gaan doen, wat het doel was, en wat je bronnen zijn etc. Geen probleem, en ik snapte maar wat goed dat je zo'n formulier moest invullen. Je moet natuurlijk wel nadenken over wat je doet.
Je krijgt een zooitje handleidingen die leerkracht gebonden zijn mee naar huis, en verder natuurlijk ook de boeken van de kinderen zelf. Het eerste wat ik deed, was dan kijken in het boek van de leerlingen. Wat zijn de opdrachten die ze moeten maken? Zullen ze het snappen? Hoe kan ik het aan hen uitleggen? Oftewel, hoe introduceer ik een opdracht en ga er met 27 kinderen aan de slag. En dat zette ik op papier.
Vaak gaf ik een rekenles, en omdat de kinderen gemiddeld een jaar of 8 waren was de stof voor mij van erg zelfsprekend. Ik bedoel, mij hoef je niet uit te leggen waarom 8+2 10 is. Vaak vertelde de leerkracht van de klas zelf "je kunt bijvoorbeeld bij de uitleg een getallenlijn gebruiken" om maar een suggestie te noemen. En met die suggesties, eigen kennis maakte ik dan een les.
Het doel van de les kon je meestal wel zelf bedenken. Het is gewoon een kwestie van herhalen, herhalen, herhalen net zolang totdat ze het snappen en het voor hun net zo vanzelfsprekend is als voor mij. Gewoon veel oefenen dus. En hoe je het brengt, dat is aan jou en maakt jou de leerkracht. Soms als ik het te moeilijk vond voor de kinderen maakte ik zelf een stencil of werkblad zodat het duidelijker voor ze zou worden en ze het dus eerder zouden snappen.
Dus toen ik uiteindelijk beoordeeld werd kreeg ik een negatief advies. En bedankt. Ho, wacht. Hoe ging die beoordeling dan?
Heel vriendelijk somde mijn begeleider de punten op die ze had opgemerkt. "Goed dat je de voorkennis erbij betrok". "Goed, dat je een eigen werkblad hebt ontworpen." "Je bordschrijven is vooruit gegaan." een paar praktische tips zoals "Ik zou de blokjes wat eerder uitdelen als ik jou was, want nu was het een beetje rommelig." "Je hebt goed opgetreden toen die ene jongen een opmerking maakte, maar je mag er voortaan toch wel iets strenger in zijn."
en daarna wordt mijn lesvoorbereidingsformulier erbij gehaald, en gaat ze vragen stellen. "Waar haal je je doel vandaan?" en ik begin te vertellen dat ik die vaak uit de handleiding haal of dat ik die meestal zelf formuleer op het moment dat ik een beeld ga schapen van de les, dus de oefeningen enzo bekijk. "Maar waar haal je de kennis dan vandaan?" "Welke kennis?" "Nou waar haal je de kennis vandaan die je de kinderen over brengt?" Op die vraag ben ik even stil en laat hem even tot me bezinken. Nog voor ik antwoord kan geven zegt ze: "Je snapt het niet hè? Je hebt helemaal geen vat op wat moet gebeuren. Welke literatuur gebruik je?" "De handleiding die leerkrachtgebonden is." "En wat doe je dan met de kennis die je leert op school? Hoe pas je die toe? Je hebt er echt geen vat op hè? Waar heb je die schoolboeken voor? Je moet toch doodongelukkig zijn om een studie te volgen waar je helemaal niets van snapt? Volgens mij heb je problemen thuis, want je toetsresultaten en alles zijn prima, je moet het kunnen en toch heb je er geen vat op."
En toen begon het feest. Mijn thuissituatie was op dat moment behoorlijk gespannen en daarmee had ze dan ook een gevoelige snaar te pakken. Ik werd geraakt en uiteindelijk zat ik daar te huilen. Ik was boos, boos op thuis, op mijn "beperkingen". Uiteindelijk werd ik geadviseerd om hulp te gaan zoeken en zou ze me nog mailen.
Ik heb laterna nog eens nagedacht over dit hele gesprek. Niet eens, wel meerdere malen. Mijn conclusie is, dat ze echt verkeerd heeft gehandeld en verkeerde conclusies heeft getrokken.
Ten eerste was de les niet slecht. Dat heeft ze zelf gezegd. Daarnaast heb ik mijn dossier nog eens nagekeken. Op school hadden we een online systeem waar je allerlei documenten kon plaatsen van jezelf als bewijsstuk dat je groeit. Dus dat kunnen testuitslagen zijn, lesvoorbereidingen, activiteiten, opdrachten, reflecties en noem maar op. Voor iedere les heb ik een losse reflectie geschreven. Daarin staat bijvoorbeeld met de inleiding hoe ik die aanpak. Bijvoorbeeld "Jongens, kunnen jullie me nog vertellen waar we het laatst over hebben gehad?". En bij deze reflectie stond geschreven waarom ik dit vraag, namelijk omdat ik de voorkennis even wil ophelderen. En waar heb ik geleerd dat het slim is die voorkennis erbij te betrekken en het nut ervan? Uiteraard in de lessen op school waar we werken met de boeken en natuurlijk de leerkracht (waarvoor ga je anders naar school?). Dus, weldegelijk heb ik literatuur gebruikt. Welliswaar indirect, maar mijn begeleider kon wel degelijk aan deze informatie komen als ze mijn dossier had nagekeken.
Al met al, ik heb een negatief advies gekregen omdat mijn bronnenlijst niet in orde was. Daar komt het gewoon op neer. Want uit de les had zij al kunnen opmaken dat ik literatuur gebruikt heb door de bewuste handelingen die ik verrichtte tijdens de les.
Ik was zo telleurgesteld in de opleiding. Alleen omdat ik een naam van een boek er niet bijschrijf ben ik een slechte leerkracht. Dit heeft helemaal niks te maken met de toekomstige maatschappij, met mijn idealen. En sinds die beoordeling ben ik echt zwart gaan kijken naar de PABO. De rol van leerkracht beviel me niks meer. Er was geen vleugje creativiteit te bekennen. Alles stond je voorgekauwd in boeken en zo moest het en niet anders. Een speelse sfeer met de kinderen is er niet, want je hebt een schema en daar heb je je aan te houden. Een kringgesprek duurt 45 minuten, niet langer. Kun je je dat al voorstellen? Na de kerstvakantie? 27 kinderen die nog geen 2 minuten krijgen om te vertellen wat ze allemaal hebben meegemaakt en gezien? Dat kan toch niet?
Uiteindelijk ben ik dan ook gestopt met de opleiding. Ik was het helemaal zat om alles volgens het boekje te doen en ik miste de creativiteit. Want hallo, ik ben creatief.
En nu vraag ik me af wat ik moet doen. Een nieuwe opleiding, maar welke? Ik weet in elk geval dat ik creatief bezig wil zijn. Ik schrijf graag en ik weet dat creatief bezig zijn bij me hoort en dat ik niet prettig studeer zonder dat dat aan bod komt. Dus moet ik op zoek naar iets wat daaraan voldoet.
Journalistiek was het eerste wat in me op kwam. Het lijkt me bijvoorbeeld geweldig om voor een tijdschrift te werken. Creatief bezig, veel schrijven, dat is toch wat ik wil?
Maar ik schrijf het liefst fictie, of stort me het liefst op een bedacht blog als deze. Journalistiek is eigenlijk iets anders, ook leuk maar anders. Toch is het wel mijn eerste keuze.
Totdat ik dus het gesprek begon met het rekenwonder. Ineens zag ik een vergelijking. Hij houd van rekenen, al van kleins af aan. Iedereen weet het en hij is er steengoed in. En ik?
Toen ik klein was speelde ik met poppetjes en bedacht hele verhalen die de goedkope speelgoeddiertjes meemaakten. Toen ik leerde schrijven, schreef ik meteen verhalen, ook al was het eerste "script" van onder naar boven leesbaar i.p.v. andersom. Toen ik een jaar of 9 was schreef ik mijn eerste verhaal van zo'n 15 pagina's. In de klas was het bekend dat als er een opstel geschreven moest worden (dus een verhaaltje) ik het grootste en origineelste stuk schreef. Bij de zin "We gaan stellen." waren ineens alle ogen op mij gericht, want iedereen wist dat ik me erop verheugde. Mijn fantasie liep over en mijn punten waren dan ook op dat gebied behoorlijk.
Op de middelbare school ging dat verder. We hoefden dan niet verhalen te schrijven, maar mijn punten voor Nederlands bleven hoog. Vooral in de bovenbouw toen we betogen en beschouwingen moesten schrijven had ik zelfs 't hoogste cijfer voor Nederlands van heel mijn afdeling. Uiteindelijk ben ik begonnen aan een boek dat 200 a4tjes telde. Het is nooit niet veel geworden dat boek. Het was een vrij slecht stuk omdat er teveel gebeurd, er teveel fantasie in zit en het teveel van de hak op de tak springt. Dus echt een fantasie-uitbarsting.
Maar waarom ben ik niets gaan doen met dat wat bij me hoort? Dat vroeg ik me ineens af toen ik met het rekenwonder sprak. Waarom doe ik niet dát wat ik moet doen? Dat wat ik wil? Sterker nog, uit iedere beroepskeuzetest rolt "schrijver" uit. Waarom heb ik dat nooit willen zien? Waarschijnlijk omdat ik dusdanig nuchter ben en de schrijverswereld een behoorlijk lastige wereld is om in te komen, laat staan je brood ermee te verdienen. Maar nu ik dit allemaal besef weet ik zeker dat ik mijn droom niet opzij moet zetten maar moet oefenen en proberen. En dat is ook precies wat ik ga doen! En wat nog meer? Geen idee.
"Ik hoor het nog wel." zei hij toen. En daar ga ik maar vanuit.