Goesting is het gevoel van nu zou ik een sigaretje kunnen gebruiken, een moment waarop er door je heen gaat hoe lekker een sigaret is of hoe goed ze nu zou zijn.
Drang is meer iets lichamelijks: het voelt sterker aan dan goesting, alsof je lichaam een fundamentele behoefte heeft, zoals honger. De drang naar een sigaret duikt vooral op tijdens de eerste weken na stoppen met roken en is een deel van ontwenning.
Het onderscheid kunnen maken tussen drang en goesting is belangrijk, want beide vergen een verschillende aanpak. Strategie bij goesting: zo snel mogelijk afleidingsstrategieën gebruiken. Denk aan iets anders dan roken, dan zal de goesting afnemen en minder vaak opduiken. Als je geen afleiding gebruikt, en alsmaar blijft denken aan roken, dan zal de goesting groter worden, en zelfs omslaan in drang om te roken.
Strategie bij drang: nicotine gebruiken, natuurlijk niet in de vorm van een sigaret maar in de vorm van nicotineproducten, zoals een nicotinetabletje. De drang zal dan heel snel verdwijnen. Het gebruiken van nicotineproducten betekent geen achteruitgang of faling in je rookstopproces, wel ga je hiermee in op tijdelijke fysiologische behoeften van je lichaam. Je kan de drang ook proberen te negeren aan de hand van afleidingsstrategieën, ook dan zal ze verdwijnen, maar het duurt langer en het is moeilijker.
|