Het
is me gelukt. Het is me eindelijk gelukt mijn plaats te vinden hier op aarde.
Ik
was het allemaal zo moe en ik voelde me zo schuldig tegenover iedereen, dat ik
een belangrijke beslissing nam. Ik leerde de dokter van de groep hoe een Ziel
te verwijderen uit een menselijk lichaam, zodat Mel haar lichaam terug kreeg,
Jamie zijn zus en Jared zijn geliefde. Enkel Ian moest ik achterlaten, maar ik
was ervan overtuigd dat hij er wel over zou raken. Hij is een knappe, sterke
man, hij zou zeker zijn afleiding vinden.
Dus ik nam afscheid van iedereen zonder dat ze het zelf beseften, behalve Mel
natuurlijk. Ik was zo verrast toen ze zich zo verzette tegen mijn wens. Ik dacht
dat ze haar lichaam en leven terug wou, en dat was natuurlijk wel zo. Maar ze
wilde mij houden, als het moest dan maar als schaduw in mijn gedachten. We
waren de afgelopen maanden als zusters geworden, en het afscheid deed ons
allebei pijn. Maar ik controleerde nog steeds het lichaam. Mijn wil was wet. Dus
ik teken naar de dokter, die me beloofd had mijn wens te volbrengen en werd
verdoofd.
Toen
mijn ogen weer opengingen was ik verward. Ik had dood moeten zijn! Een Ziel
heeft geen eigen lichaam, wij leven van onze gastlichamen. Maar ik had nog steeds
een lichaam, al werd het me al snel duidelijk dat het niet Mels lichaam was.
Wat er gebeurd was, is het volgende: nadat mijn vrienden te weten kwamen wat
mijn plan was, konden ze de dokter net op tijd stoppen. Ze gingen op zoek naar
een ander gastlichaam, een lichaam wiens innerlijke stem volledig verdwenen
was, in tegenstelling tot Mel. En ze vonden een lichaam. En dat werd het mijne.
Het was zo ongelofelijk vreemd. Ik kon naar Mel kijken, die doodgelukkig was
dat ze weer haar lichaam en leven terug had. Zonder Mels dwingende stem in mijn
hoofd, voelde ik ook niks meer voor Jared. Maar echte vlinders had ik wel nog
als ik naar Ian keek.
Hij bleek gelijk te hebben: hij keek niet meer naar Mel, enkel naar mij. Ik was
van hem, en hij van mij. En de eerste keer dat hij me kuste voelde ik een gloed
over mijn lichaam gaan die ik nog niet vaak in dit leven heb gehad: geluk.
Ik ben nu eindelijk gelukkig, met mijn nieuwe familie. Mijn leven op de planeet
aarde kan nu eindelijk beginnen.
Ik
woon nu al een paar maanden in de grotten, en de dingen zijn een beetje
veranderd. Zacht uitgedrukt.
Het eerste en misschien ook belangrijkste voor mij en Mel, is dat we onze band
terug hebben met Jamie. Hij geloofde ons meteen toen we voorzichtig probeerden
duidelijk te maken dat Melanie nog steeds hierbinnen is. Ons kleine broertje is
weer van ons, en het is alsof het nooit anders is geweest.
Mijn naam in de groep is nu Wanda, uitgevonden door oom Jeb. Hij vond Wandelaar
nogal lang, dus kortte hij het af tot Wanda. Mij maakt het niet veel uit.
Ik lig al makkelijker in de groep. Jeb besloot al snel dat ik gewoon moest
blijven, een bewoner als de anderen. Dat werd niet altijd even goed opgenomen,
maar we zijn waar we zijn. Ik heb zowaar al echte vrienden gemaakt. Het is een
vreemd gevoel. Deze mensen, zo harteloos en gewelddadig als ze kunnen zijn,
kunnen evenzeer goed en vriendelijk zijn. Ik draai mee in de groep, ik heb mijn
taken en zorg ervoor dat ik niet te veel opval.
Jared weet niet wat hij moet doen, ik zie het in zijn ogen. Uiteindelijk heb ik
hem kunnen overtuigen dat Mel nog steeds leeft, en hij lijkt daar ook oprecht
blij mee te zijn. Maar hij kan niet naar haar kijken zonder mij te zien, en
daarom hangt er altijd een gloed van haat rond hem als hij naar me kijkt. Zijn geliefde
en zijn grootste vijand in één en dezelfde persoon. En het doet pijn. Mel maakt
zich er natuurlijk niet al te druk om, maar ik voel ook nog steeds hetzelfde
voor Jared. En de haat in zijn ogen kan ik maar moeilijk verdragen. Het
verplettert me.
Aan de andere kant twijfel ik. Ik ben niet echt vertrouwd met deze gevoelens,
en er is een extra schaakstuk in ons spel gekomen. Ian.
In het begin haatte Ian me ook. Maar ik zag dat hij veranderde. Dat zijn ogen
vriendelijker stonden en dat hij me hielp als ik iets niet opgetild kreeg. Hoe hij
met me praatte en naar me lachte. Langzaamaan groeiden we naar elkaar toe, tot
hij bekende dat hij verliefd is op me. Ik neem dat niet al te serieus, dat zei
ik hem ook. Mel is een heel mooi meisje, met haar lange benen en bruine haren. Het
is niet moeilijk om verliefd te worden op dit lichaam. Maar hij is dan ook niet
verliefd op MIJ. Hij is verliefd op dit lichaam, en dat ben ik niet. Mel vindt
het niet leuk, zij denkt alleen aan Jared. Zij snapt niet wat Ian in mijn
gedachten doet. En Jared vindt het dan weer niet leuk als Ian te veel naar me
kijkt. Of naar Mels lichaam kijkt.
Het is zo verwarrend allemaal.
Ik voel me meer en meer een parasiet. In Melanies lichaam, maar ook in de
levens van anderen. Ik neem zoveel af: een grote zus, een geliefde, een nichtje.
En ik verwar Ian, ook al zegt hij dat dat niet waar is. Dat hij verliefd is op
de dingen die ik zeg, niet de stem die de woorden vormt. Op mijn handelingen,
niet op het lichaam die de handelingen uitvoert. Ik vind het zo moeilijk
allemaal. Ik weet niet wat te doen of wie te kiezen.
Ik
heb toegegeven aan mijn zwakte. In plaats van te doen wat ik moést doen, ben ik
op zoek gegaan naar Jamie en Jared. Ik kon de pijn in mijn borst niet meer
verdragen, en de zeurende stem van Melanie in mijn hoofd hielp niet veel. Dus
zijn we vertrokken, op zoek naar de jongens waar we allebei zo van houden. Ik
moest gewoon de route uit haar herinneringen volgen en verder doen wat ze zei.
Volgens haar zouden ze vertrokken zijn naar de geheime schuilplaats van haar
gekke oom Jeb. Ze had de kaart in haar hoofd geprent, we zouden er wel geraken. Dit
bracht ons uiteindelijk verdwaald in de woestijn van Arizona.
We
zijn er wel geraakt, uiteindelijk. Maar op wat voor manier. Halfdood,
uitgedroogd, niet meer de energie hebben om op onze benen te staan. Zo zonken
we neer, eigenlijk klaar om te sterven. We hadden er vrede mee. En toen werden
we gered. Wat
voelde ik toen ik die fles water aan mijn lippen kreeg? Ik weet het niet. Opluchting,
natuurlijk. Het zou zon zonde zijn om dit leven weg te gooien. De aarde
fascineert me. Het is zo anders dan op de andere planeten waar ik al geleefd heb.
Ik vind het interessant hoe het menselijk lichaam in elkaar zit, als de
perfecte machine. Maar aan de andere kant ben ik zo ongelofelijk moe. De constante
inbreng van mijn zintuigen, de verstikkende gevoelens ten opzichte van Jamie en
Jared, de extra persoonlijkheid in mijn hoofd Ik ben zo ongelofelijk moe dat
de dood bijna rustgevend zou zijn. Eindelijk stilte, geen spanningen meer.
Onze
redder, oom Jeb in hoogsteigen persoon, bracht ons naar zijn geheime
schuilplaats in de grotten. Wat we daar zagen, deed onze mond openvallen. Een
grote groep van zeker dertig mensen. Zielloze mensen. Overlevers, volgens
Melanie. Ze was stil geworden van zon grote groep, nooit gedacht dat er nog
zovelen zouden zijn. En
ze had gelijk gekregen: in die agressieve, kwade groep die riep om mijn dood,
herkende ik onmiddellijk twee gezichten. Ik dacht al maanden aan die gezichten,
dus herkende ik ze ook direct. Jamie staarde me verward aan. Hij herkende het
lichaam van zijn zus natuurlijk. Ze had hem bij haar vertrek ook beloofd dat ze
terug zou komen, dat hij altijd op haar kon rekenen. En nu stond ze hier, maar
met vreemde lichtgevende ogen en een parasiet in haar lichaam. Zijn gezicht
keek zo verdrietig dat mijn hart zich in meerdere bochten wrong. Jared
staarde ook, maar niet verdrietig. Hij keek me aan met een haat die noch
Melanie noch ikzelf ooit had gezien. Kon ik hen maar uitleggen dat Melanie nog
steeds aanwezig was! Maar niemand zou me ooit geloven. Toen ik Jareds geliefde
gezicht zag en de pure haat die erop gebrand stond, kon ik niet meer doen dan
luidop beginnen snikken. Het antwoord was een slag in mijn gezicht, die minder
pijn deed dan de uitdrukking op zijn gezicht.
En
nu zit ik hier, opgesloten in één van de grotten die normaalgezien als
voorraadkast fungeert. Jared zit als bewaker aan het einde van de gang, want
hoewel hij me duidelijk meer haat dan welke persoon hier dan ook, hij wilde
niet dat ik vermoord werd. Jeb was zijn enige medestander, en ik weet zelfs
niet waarom. Zelfs Melanie is er stil van. Ik weet niet wat de toekomst brengt
Wat ik vreesde, is uitgekomen. Het leven zou hier niet gemakkelijk worden.
Want Melanie is er nog. Melanie Stryder, het meisje wiens lichaam ik nu bezit. Ze is niet weggegaan, haar stem sluimert nog rond in mijn hoofd, haar gedachten zijn er nog. Dit is niet normaal. Bij het innemen van een lichaam vervliegt de persoon zelf, enkel de herinneringen blijven. Maar Melanie is er nog! Ze denkt zelfstandig, al is ze een gevangene in haar eigen hoofd. Mijn hoofd nu. Zij heeft hier niks meer te zoeken.
Melanies stem in mijn hoofd is een constante afleiding van mijn dagelijkse leven. Niet dat dat leven zoveel inhoudt. Ze zeggen dat ik me meer moet bezighouden met sociale activiteiten. Blijkbaar hebben mensen nood aan interactie. Ik probeer het wel, maar ik heb er zelf te weinig behoefte aan om met anderen bezig te zijn. Dat baart me een beetje zorgen: Zielen houden net van contact. Hoor ik er dan niet bij? Een uitzondering in deze utopie?
In mijn dromen komen Melanies herinneringen naar boven. Ze sluit ze voor me af, alsof er grote geheimen zijn die ik niet mag weten. Enkel als we slapen kan ze haar herinneringen niet tegehouden. Er komt steeds meer naar boven, vooral twee gezichten. Na een paar maanden heb ik eindelijk alle puzzelstukjes in haar verhaal: het ene gezicht is van haar broertje, Jamie. Hem beschermt ze meer dan wie ook. Ergens begrijp ik het wel. Alle informatie die ik uit haar herinneringen haal, moet ik doorgeven aan de politie, of de Zoekers zoals wij ze noemen. Zo sporen ze de rebellen op, mensen die nog Zielloos zijn. Zijn locatie houdt ze echter stevig verborgen. Het andere gezicht is dat van Jared, haar geliefde. Haar dromen zijn te hevig, ik ben die gevoelens niet gewend. En nu sta ik dan op het punt dat ik dezelfde gevoelens heb als Melanie. Geen projecties van haar eigen gevoelens, maar helemaal die van mezelf. Ik ben ook verliefd op Jared, en ik hou ook van Jamie alsof hij mijn eigen broertje is. Mijn hart klopt met scherpe steken in mijn borst. Ik mis ze zo, die twee mannen die ik nog nooit heb gezien en van wie ik hou met heel mijn hart. Melanie vindt het niet leuk, maar ze weet nu dat ze mij kan gebruiken om hen op te sporen. Waarom zou ze bang zijn, ik zou hen toch nooit meer kunnen aangeven aan de Zoekers. Denkende dat ze weggewist zouden worden als krijt op een oud schoolbord, een ander die lichaam zou zijn over hun lichaam en geest... het is ondragelijk om er zelfs maar aan te denken. Ik weet niet meer wat te doen. Aan de ene kant heb ik mijn plicht als Ziel, en aan de andere kant die wanhopige, roekeloze, onbegrijpelijke liefde...