etrobotachtige stappen marcheerde hij als een gedeserteerd soldaat, die de drill nooit meer kon afleren, over deze desolate vlakte. Zijn menselijk uniform verplichtte hem tot niets. Iedere stap vermorzelde mieren, pissebedden, oorwormen, slakken en vlinders die met afgebrande vleugels lagen te creperen in het blauwe licht die de onherkenbare zon over dit chaotisch landschap liet schijnen. Hij stamelde woorden voor zich uit die vuur vatten en op het zand, dat meer leek op uitgekristalliseerde tranen, met een metaalachtige dreun neervielen. Iedere letter liet een afdruk na en siste terwijl het zich tussen de korrels begroef. Het slijmerig groen dat aan zijn blote voeten kleefde drong langzaam door zijn huid heen en veranderde tegen de wanden van zijn aderen in onstolbaar bloed dat geen plaats liet voor bezinning. Een goudgele wolk passeerde als een voorbijrazende trein laag boven de grond. Hij rook de verbittering in de nevels die achterbleven. Richting de heuvel, marcheerde hij, die paarse rook uitademde waarin hij de boodschap herkende.
Zijn ogen werden steeds roder en tranen liepen onophoudelijk vanuit beide ooghoeken langs zijn neusvleugels, zijn wangen en zijn kin waar ze zich verzamelden tot druppels die niet uitverkoren waren om te vallen maar vliegensvlug verdampten, gedoemd en zonder enige vooruitzicht op genade. Hij staakte iedere beweging en ging zitten. Zijn handen werden vloeibaar en hij wist dat er geen weg terug was. Opnieuw scheerde een wolk hem rakelings voorbij. De opgebrande vlinders verzamelde hij met zijn tenen en bracht ze zo richting zijn mond. Vlinders smaken naar verlangen zonder hoop zo leerde hem zijn lederachtige tong. Alles werd helderder dan ooit voorheen. De zon kaatste op de horizon als in een ritmische suicidale dans gevolgd door drie vlijmscherpe manen. Een nauwelijks voelbare trilling in zijn vingertoppen was de voorbode voor de golf van vernieling. De ondergrond kraakte en scheurde uiteen. De barst gloeide en verbreede zich met schokkerige tussenpozen. De warmte werd hitte. Een alles verzengende hitte. Het vocht waaruit hij bestond behoede hem voor de volledige verassing. Een gigantische blauw bolvormig wezen kwam langzaam uit de barst te voorschijn. Alles week voor deze open baring. De bol riep hartverscheurende dingen in dovemans oren over genoeg en nooit meer, over teveel en te weinig, over de tijd en over het einde. De jerimiade splitste zich in zinnen en woorden die zich rond de bol bewogen als duivelse sattelieten. Hij las er stukken uit bijbelse verhalen, krantenkoppen, citaten, titels van wetenschappelijke verslagen, argumenten, bevestigingen en ontkenningen. Alles draaide als een soep van letters rond de sfeer. Het blauw werd steeds donkerder en de groene, gele en bruine vlekken die erop te zien waren lieten kermend los. De naakte bol klom hoger de hemel in en de afgeschilferde lagen die het beneden achterliet krulden zich in foetale houdingen en verbeten zo de pijn. De sfeer werd steeds kleiner tot het nog amper een stip was en verdween. Hij stond op, collecteerde de koud geworden continenten en smeet ze in de gapende etterende wonde die deze vlakte verdeelde. Grenzen vervaagden tot liquide lijnen die enkel nog leegte van duisternis onderscheidden. Ook zijn lichaam vervelde en wat er uit tevoorschijn kwam was een amorfe grijzige hermafrodiete worm die sidderend het leugenachtige karkas achterliet waaruit het was ontsnapt en zichzelf de grond in boorde.
stilte...
de stilte was oorverdovend en brak de atmosfeer in ontelbare splinters die als zwarte sneeuw neerdwarrelden en het landschap bedekten. De worm bereikte de kern van deze wereld en voelde de ontzagwekkende kracht die hem terugdrong. De gangen die hij had gemaakt stortten in en de nieuwe die hij trachtte te graven werden opgevuld met zwarte loodzware cijfers. Het waren cijfers uit kwartaalberekeningen, contracten, patenten, economische verdragen en milieurapporten die hij niet kon ontwijken en hem verpletterden. De getallen vermenigvuldigden zich op incestueuze wijze tegen een hels tempo en spoten als wiskundige fonteinen de lucht in waarna een apocalyptische maar berekende implosie volgde.
Alles was voorgoed gedaan want er was niets meer en niemand herinnerde zich nog iets bij gebrek aan iemand.
Wat bezielt een mens om een blog aan te maken? Een verlangen? Een vorm van egoïsme of, god behoedde mij, narcisme? Een megalomane illusie om gehoord, gezien of gelezen te worden? Werkt het therapeutisch? Kan men hier van zichzelf genezen? Wordt men dan eindelijk wie men is, door zich een elektronische spiegel voor te houden en dit te delen met een anonieme kudde? Misschien niet, misschien wel... wie zal het zeggen. Dit is slechts een zoveelste gril van mijn natuur, een vluchtig tijdverdrijf... of is het toch meer? Is het misschien het langverwachte ei dat al vele jaren menig hersenkronkel verlamde en mijn hartslag ontdeed van vuur? Welnu, wat het ook moge wezen dit is mijn blog, het broeden begint hier. Dit is mijn ode aan het leven, de liefde, een dankbare lofzang voor wat was, is en zal zijn maar bovenal is dit een blog over alles en niets kortom een blog over...
Ik ben de voorbijganger
Ik ben een man en woon in Brugge (Belgie) en mijn beroep is maar een tijdverdrijf.
Ik ben geboren op 27/02/1975 en ben nu dus 50 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: literatuur, poëzie, filosofie, psychologie.