. Ik zit (nog altijd) in de gevangenis, als een geïnterneerde van lange datum!
Ik heb de tijd nog gekend, dat er voor de (toenmaals) ruim negenhonderd gevangenen in deze strafinrichting (waaronder een driehonderdtal geïnterneerden), slecht één psycholoog voorhanden was (ik noem hem even J.M.B.). Toen hij ontslag nam, was er hier - gedurende maanden - géén psycholoog aanwezig!
In die tijd werkten er hier 'drie maatschappelijk assistenten'. Op een bepaald ogenblik namen twee van hun ontslag; 'geruime tijd' bleef er voor die ruim negenhonderd gevangenen (veroordeelden en geïnterneerden) slechts één maatschappelijk assistent voorhanden (ik noem hem even R.R.).
Ik herinner me, hoe in die tijd o.a. de moreel consulenten hárd - héél hárd - gepleit hebben voor een meer humaan leefmilieu en een betere, ruimere omkadering van de geïnterneerden in de gevangenis, in het bijzonder voor meer gekwalificeerde begeleiders: psychiatrisch verpleegkundigen, maatschappelijk werkers, psychiaters, psychologen...
Ik probeerde dat namelijk enigermate te volgen via de interviews, de lezersbrieven en de artikels die er herhaaldelijk in de pers en ook in de (ietwat) meer gespecialiseerde bladen, zoals 'Fatik', 'Stigma', 'Panopticon', 'weekbladen' en ook wel 'dagbladen' verschenen. Het was een hartverwarmend pleidooi ten gunste van de geïnterneerden, om voor deze 'niet gestrafte' en 'niet veroordeelde' - maar wel 'opgesloten' mensen - wat meer menselijkheid te verkrijgen.
Zo kan ik verwijzen naar een paar artikelen. In het boek 'Humanisme morgen' (x.1) (blz. 131-132) het (door de auteur niet ondertekend) artikel 'Internering'. In het tijdschrift Fatik (x.2) de (eveneens door dezelfde bescheiden auteur - ik noem hem even vdhm - niet ondertekende) tekst 'Internering: Antwoord van de v.z.w. Open Raam aan de Minister van Justitie'.
En, wonder boven wonder, die pleidooien (o.a. bij de toenmalige minister van Justitie, Melchior Wathelet) blijken toch, als ik het correct interpreteer, in goede aarde te zijn gevallen, want er wérden sindsdien méér psychologen en méér bijkomend, gespecialiseerd personeel aangeworven. Véél meer zelfs!
Consternatie! Ressorteert dat een averechts effect?
Als ik me herinner, wat er tóen gebeurde, en hoe hemeltergend het nú eraan toegaat, dan moet ik wel tot zo'n besluit komen. Degenen die hier nu - in heel wat groter aantal - werken, hebben hun job te danken aan de pleidooien van de mensen van goede wil die toen om ons welzijn bekommerd waren. Maar wat zien we féitelijk gebeuren?
Destijds konden we duidelijk merken, dat de begeleiders (afdelingsdirecteur, maatschappelijk assistent, psycholoog) zich terdege inspanden, om de zoveel mogelijk geïnterneerden 'buiten de gevangenis' te krijgen. Zij waren daarbij heel tevreden, als aalmoezeniers en moreel consulenten zich eveneens inspanden om geïnterneerden uit de gevangenis weg te helpen (waar die mensen trouwens volstrekt niet zouden mogen verblijven), en om voor degenen die nog altijd 'binnen zaten', op allerhande wijzen, het leven enigermate te verlichten. Aalmoezeniers en moreel consulenten bleken zelfs door begeleiders van toen daartoe expliciet aangespoord en aangemoedigd te worden.
Thans, nu het aantal begeleiders aanzienlijk verruimd is, blijken een aantal van die bijkomende omkaderingsleden heel wat minder medemenselijk, minder humaan, meer restrictief en zelfs meer repressief om te gaan met de geïnterneerden.
Tijdens de wandeling verneem ik daarover onafgebroken schrijnende kritiek. Vroeger kreeg je de maatschappelijk assistent en de psycholoog tenminste 'te zien' en 'te spreken', hoor ik voortdurend klagen; tegenwoordig moet je wéken wachten om, bij wijze van voorbeeld, alleen maar dat aspect te vernoemen.
Zij hébben hun job, maar zij blijken níet te beseffen hoe, met welke bedoeling, en door welke volgehouden inspanningen, ze die 'eigenlijk' verkregen hebben!
=============
Voormelde teksten:
(x.1) 'Internering'. (Niet ondertekend artikel, (van de hand van vdhm), blz. 131-132 in het boek: Humanisme morgen (eindredactie Karen François). VUBPRESS, Brussel, 1992, ISBN 90-5487-85-7, 215 blz.
(x.2) 'Internering: Antwoord van de V.Z.W. Open Raam aan de Minister van Justitie': in het tijdschrift Fatik (Kontakt- en informatieblad voor gevangeniswezen en reklassering), nr. 48 (jan./feb. 1992), blz. 14-15. Dit nummer van Fatik verscheen als een Bijlage/Inlage in de Nieuwsbrief van de Liga voor Mensenrechten, 1992, jg. 11, nr. 1-2). Het artikel 'Internering' (dat eveneens van de hand was van vdhm) verscheen 'vanwege de 'Werkgroep Internering' van de toenmalige v.z.w. 'Open Raam''.
- Ik moét hieruit! Ik krijg geen lucht! Ik
kan niet meer ademen!
- Ik zit in de internering.
Néén, ik ben géén geïnterneerde. Wel zit ik iedere
werkdag tussen ze. Het is mijn job.
- Onafgebroken word ik hier met zovéél onrecht
geconfronteerd, dat het me verstikt.
De internering, zoals ze in ons land uitgevoerd wordt,
is gruwelijk onrechtvaardig: Ze is flagrant in strijd met zowel rechtszekerheid
als met de elementaire mensenrechten. Personen die zeven, acht, tien, vijftien,
twintig jaar en meer in de gevangenis onder onze hoede opgesloten blijven,
omdat de overheid zowat een eeuw lang ostentatief nalaat daarbuiten
plaatsen voor ze te creëren, hebben toch het recht om de zoveel maanden een
hapje lucht te scheppen buiten de gevangenismuren!
Of schuilt er een andere adder onder het gazon? Willen
we te allen prijze hermetisch ingedekt zijn? Ontbreekt ons dat tikkeltje moed?
Of woelt er nog een adder méér onder het struikgewas?
Kan het ons niet schelen dat er deze medemensen nooit een hap buitenlucht
gegund wordt? Lappen we zowel therapeutische als humane beweegredenen dikhuidig
aan onze laars? Kan een gevoel van welzijn van deze, aan onze zorgen
toevertrouwde medemensen, ons geen barst schelen?
Meld je in dan aan bij een concentratiekamp, of een
goelag. Daar vind je je gading!
Ik kan deze harteloosheid niet langer aanzien! Ik stik
ervan!
Omdat de overheid in ons land afschuwelijk in gebreke
blijft, is de internering op zichzelf al een gruwelijk pak ellende!
. M) Welke is de donkerste nacht (dag) van de maand?
- 'Den-achtste'!
___________
N) Tref ik, tot mijn verwondering, een oude vriend aan, die stilaan de pensioenleeftijd moet bereiken, tussen bedelaars, zalig rustend, onder een brug in Parijs.
. Op de boekenbeurs in Antwerpen (31.10-11.11.2008) werden er dit jaar, als boekenbeursgeschenk, 'stápels' van het boekje 'Twee vrouwen' van Harry Mulisch gratis uitgedeeld.
Het werd in alle toonaarden aangeprezen als 'een literair hoogstandje'!
Op de thuisweg, in de bus, begon ik erin te lezen.
Al van meet af dook een eerste storing op.
De derde zin van het boekje luidt als volgt: 'Plotseling bedolf de vermoeidheid mij, zoals een gedropte parachutist wordt bedolven door zijn parachute' (blz. 11).
Wat een compleet onbegrijpelijke vergelijking is me dat! En zoiets van zo'n gevierd auteur als Harry Mulisch! Of moet ik dit maar door de vingers zin als een jeugdzonde. Het boek verscheen voor de eerste keer in 1975; (de auteur was toen... 48 jaar!)
Even, voor ik verder ga, en voor een goed begrip, vooraf deze uitleg. Het hoofdpersonage had 'tot diep in de nacht', (tot) bijna vier uur in de morgen in (de) werkkamer gezeten en een fles wijn gedronken; van het ene ogenblik op het andere kon (zij) niet meer uit (de) ogen kijken'.
Zo kom ik bij de vijfde zin, op dezelfde bladzijde: 'Ik liet alles zoals het was, deed het licht uit...'
Dat lijkt me een flagrante én storende contradictie. Je zegt, dat je alles laat zoals het is, en onmiddellijk daarop, dat je het licht uitknipt. Dat is in mijn ogen níet 'alles laten zoals het was'! En in één adem laat Harry het personage daaraan toevoegen: 'en (ik) ging beneden de deur op het nachtslot doen'.
Vloekt ook dat niet met de onmiddellijk voorafgaande mededeling 'ik liet alles zoals het was'?
Of mogen een tekst van een (gevierd) auteur en uitspraken van zijn personages op deze (metaforische) wijze vloeken? Mij alleszins, als lezer van 'een vermeend literair werkje' stoort dat geweldig; (maar wie ben ik!)
Voor een goed begrip, nóg een woordje uitleg. Beneden vindt voormeld personage in de brievenbus een telefonisch oproepbericht verstuurd uit Nice, om haar erop voor te bereiden, dat haar moeder in Zuid-Frankrijk overleden is, hetgeen zij dan ook, wanneer ze even later naar ginder telefoneert, zou bevestigd horen.
Dan, in de dertiende en veertiende regel, op blz. 11, in de tiende zin van de roman, laat Harry zijn personage meedelen: 'Zonder de deur op slot te doen ging ik naar boven.'
Wanneer ik bezig ben een boek te lezen, dat als 'een literair hoogstandje' aangekondigd wordt, dan stoort zoiets mij fel. Wie gaat nu om vier uur 's morgens naar boven zonder beneden de deur te sluiten!
Ik weet het, een aantal eventuele gesprekspartners zullen alweer een would-be uitleg weten te verzinnen ter wille van de grote Harry Mulisch, zoals ze gewoon zijn dat te doen, wanneer goed aangeschreven personen iets onbegrijpelijks uitrichten. De kleine garnaal kunnen ze doorgaans niet genoeg onjuistheden onder de neus wrijven, maar om bij gekende figuren ook maar één foutje te vinden, daarvoor hoeden ze zich terdege!
Allicht kunnen ze opwerpen: die mevrouw zal helemaal van streek geweest zijn, omdat ze verwachtte héél ongunstig nieuws over haar bejaarde moeder te zullen horen. Naar mijn inzicht gaat in zo'n geval een volwassen mevrouw, die nota bene achteraf alles nog heel goed weet na te vertellen, op dat uur van de nacht niet terug naar boven zonder de deur beneden op slot te doen!
Drie zinnen verder, nog altijd op de eerste bladzijde van de roman, lezen we in verband met het telefoongesprek naar het tehuis waar haar moeder overleden is: 'De vorige middag, vertelde de directrice (haar bliksemsnelle stem door Frankrijk, België en Nederland), was zij in het park in slaap gevallen en niet meer wakker geworden.'
Bij die (leuk bedoelde) toelichting tussen haakjes door Harry's personage, zal ik maar niet verder uitweiden? Dat laat ik maar aan de lezer over.
Een zevental regels verder blijk ik nog een slordigheidje te vinden; of een jeugdzonde? - in de vorm van een hier 'ongepaste' en toch wel 'storende' stijlfiguur (een metonymie, synecdoche, 'totum pro parte', 'geheel voor gedeelte')?
Je leest namelijk: '(In het park) hangt een gefilterde stilte, die zich elke middag vult met oude dames en heren uit alle delen van de wereld.' Deze synecdoche komt me in dit geval, zoals gezegd 'ongepast' en 'storend' over. Of was het misschien niet meer dan een lapsus calami (een schrijffout), een lapsus linguae (een verspreking), 'een vergetelheid' vanwege de (jeugdige) auteur?
Enerzijds kun je best schrijven, dat 'het park zich vult met dames en heren'. Anderzijds kun je ook zeggen, dat 'de stilte zich vult met geluid; met het geluid van schuifelende voetstappen'; of misschien zelfs, ietwat ingekort en dan toch ook metonymisch 'met de voetstappen van oude dames en heren'; 'met het gebabbel van oude dames en heren';. Maar als je in die beschrijving, eigenlijk de connotatie 'geluid' (waarmee de stilte zich dan moet vullen) helemaal verzwijgt, dan stoort me dat behoorlijk!
Ingeval het gewoonweg een vergetelheid geweest is vanwege de auteur dan heeft Harry - sinds 1975 - alleszins meer dan tijd genoeg gehad om zijn werkstukje hier (en op andere plekken) te restaureren. Authentieke kunstenaars doen dat toch!
Daarna heb ik toch nog een vijf- à zestal bladzijden verder gelezen.
Op de zevende bladzijde tekst, op de achtste regel (blz. 17), vind ik dan de volgende zin: 'Ik zat op de treden van het monument op de Dam, tussen een paar honderd jongens en mesjes, die nauwelijks ouder waren dan ik in de dagen van mijn vlucht was.'
De meeste personen, aan wie ik die zin ter lezing voorlegde (er was één uitzondering) moesten die mededeling één of meer keren herlezen, eer ze de constructie vatten.
Jazeker, grammaticaal blijkt het een correcte tekst te zijn. Maar uit literair oogpunt, wat mij betreft, een verwerpelijk onding! Indien ikzelf bij onachtzaamheid zo'n draak geschreven en niet verbeterd had, dan zou ik die, bij de éérste herdruk, ongenadig eruit kieperen. En hier blijken we te maken te hebben met 'de negenentwintigste druk'.
Al eerder heb ik deze bemerking gemaakt: zouden kunstenaars uit andere kunsttakken (muziek, dichtkunst, bouwkunst, schilderkunst, beeldhouwkunst) zich soortgelijke slordigheden veroorloven, dan zouden ze behoorlijk op hun donder krijgen. Verbeeld je, dat op een schilderwerk van Pieter Bruegel de Oude een plek van een aantal vierkante centimeter zo slordig uit de toon zou vallen, of dat bij een van de kunstwerken van de ongeëvenaarde kunstsmid Lodewijk Van Boeckel een even klein vak 'zo storend slecht' zou afgewerkt zijn, hoe afkeurend zou daarop gereageerd worden!
Zogenaamde grote literatoren kunnen zich blijkbaar - nadat ze in de prijzen gevallen zijn - om het even wat veroorloven. Mogen we daarvoor dan nog het woord literatuur (mis-)bruiken?
Ik weet, dat er heel wat anderen zijn, die het boekje uitgelezen hebben - en ongetwijfeld zijn er dat zéér velen - die met veel lof over het romannetje spreken. In de inleiding lees je trouwens ronkend lovende woorden: 'In Nederland ontvangen, tussen 17 oktober en 14 november 2008, ruim 900.000 leden van de openbare bibliotheek een exemplaar van dit boek', (dat nu herdrukt wordt ter gelegenheid van de actie 'Nederland Leest'). '...kwam uit in 1975, en was een onmiddellijk succes. Het werd goed besproken en in diverse talen vertaald. In 1979 verfilmd. Een verhaal als een klassieke tragedie, dat bovendien leest als een trein. Het weet de lezer van nu net zo te raken als die van dertig jaar terug. ...biedt volop stof ter discussie over liefde, homoseksualiteit, man-vrouw-verhouding, ouder-kind-relatie en andere tijdloze thema's. Met (dit boek) schreef Harry Mulisch een van zijn meest toegankelijke romans. ...een literair hoogstandje ...een liefdesverhaal, spannend als een thriller.' - 'Ik herlas... en... kan melden dat dat een vreugdevolle bezigheid was. Het was en is een prachtig boek' (Hedy d'Ancona). - 'Annejet van der Zijl... steekt ...de loftrompet over misschien wel Nederlands beroemdste schrijver en zijn 'Twee vrouwen'. - '...een gelaagd boek ...ontroerend liefdesverhaal ...een literaire page-turner... Het bloedstollend einde laat geen mens onberoerd' (Philip Freriks).
Maar is dit alles voldoende om ook, zonder voorbehoud, te kunnen spreken over een werk dat een goede plaats verdient in 'de literatuur'? Is er daarvoor niet nog iets méér nodig dan 'een reeks 'tijdloze thema's (zoals liefde, homoseksualiteit, man-vrouw-verhouding, ouder-kind-relatie), gelaagdheid, spanning, verfilming, vertaling'? Wanneer ik literatuur wens te lezen, dan verlang ik een tekst die opgesteld is in 'een literair aantrekkelijke schrijfwijze'. Als ik bij het lezen gestoord wordt door, uit literair oogpunt, kromme zinnen en uitlatingen die niet stroken met de context, dan 'hindert' mij dat erg, en dan veroorloof ik het me een ander boek of een andere schrijver te zoeken. Indien ik wil lezen over tijdloze of andere thema's, dan heb daarvoor twee mogelijkheden. Ofwel neem ik essays ter hand waarin er daarover op een goede, degelijke, zakelijke wijze gesproken wordt. Ingeval er over dergelijke onderwerpen ook werken verschijnen, die onder de noemer 'literatuur' aangeboden worden, dan horen dat, wat mij betreft, romans of novellen te zijn zonder daarin, uit literair oogpunt, slordige plekken, m.a.w. boeken die bestand zijn tegen 'grondige literaire toetsing'.
. Russell Shorto. 'De botten van Descartes'. Interview in de krant 'De Morgen', katern 'dmUitgelezen', 31 december 2008, blz. 41-42. Recensent: Marnix Verplancke.
In dat interview wordt op flagrante wijze duidelijk, hoe catastrofaal het is, 'godsdienst' met 'religie' te 'verwarren'.
We dienen de auteur ten stelligste te adviseren, indringend onderscheid te maken tussen die twee begrippen; die twee fenomenen zéér duidelijk van elkaar te onderscheiden, en ze héél helder 'náást elkaar' te plaatsen in plaats van met elkaar te verwarren.
Godsdiensten houden fundamenteel voor, dat mensen in relatie staan tot, of een relatie hebben met een of meer (vermeende) goden. Dat heeft tot zeer nare gevolgen geleid in de loop der tijden!
De benaming 'religie' daarentegen duidt - in de authentieke betekenis van het woord - op 'verbondenheid met de anderen' - of zoals sommigen verkiezen te beklemtonen - op verbondenheid met 'het andere', waarin dan uiteraard 'de' anderen begrepen zijn (cf. het Latijns werkwoord 'religare', dat op 'verbondenheid' wijst. Zie o.a. Bart Mesotten, Van Aalmoes tot Zwitserse garde. Averbode, Altiora, 2004, blz. 436-437). Vaak zal hier ook de betiteling 'medemenselijkheid' - in de ruimste zin - aangewend worden: een verbondenheid met alle medewezens (alle medemensen, mededieren).
De geschiedenis leert ons, dat godsdiensten - naast andere kenmerken - vaak aan de basis gelegen hebben van ongemeen geweld en wreedheid.
Het is dan ook geenszins de religie, die door de Verlichting op de korrel genomen werd!
Personen zoals Richard Dawkins en anderen, vechten volstrekt niet tegen religie; integendeel. Ze hebben het wél erg moeilijk met godsdienst!
De bekende revoluties uit het verleden werden evenmin tegen 'religie' gevoerd. Wél werd er gestreden tegen overheersing en uitbuiting door asociale klassen waartoe, samen met machthebbers en rijkelui, vaak een gedeelte van de clerus, vertegenwoordigers van godsdiensten, gerekend werden.
Wil je aan anderen, in het bijzonder aan jongeren, duidelijk maken, waar de schoen wringt, dan dien je: hun te spreken over het uitzonderlijk belang van religie; en hun tegelijkertijd klare uitleg te geven over het 'precaire' ontstaan van godsdiensten.
Voor een verdere toelichting bij het onderwerp 'religie', zie het artikel 'Religie & geweld'.
. Op het internet lees je al eens vragen in verband met 'jeuk' op onderscheiden plaatsen op het lichaam.
Ooit hoorde ik een arts de raad geven, nadat hijzelf zijn licht opgestoken had bij een huidspecialist: die plekken zéker níet met gewone zeep wassen, maar met 'zure zeep' (die je kunt verkrijgen bij de apotheker).
Voor zover ik me herinner, had het te maken met de zuurgraad van de huid op die plaatsen, en wat er daarmee samenhangt.
Talkpoeder is allicht ook een nuttig hulpmiddeltje om het ongemak voor tijd en wijle weg te nemen (misschien omdat daarmee de plek van de lucht afgesloten wordt?)
Eventueel kan je arts ook nog een efficiënte zalf voorschrijven -- indien hij dat goedvindt?
Die zalf kun je dan misschien nog overdekken met een laagje talkpoeder, om te vermijden dat ze in de kleding opgenomen wordt en daardoor eigenlijk (gedeeltelijk) verloren gaat?
Toch denk ik niet, dat je (écht) gelijk hebt, geachte auteur. Willen we de (nefaste) invloed van godsdienst inperken, dan moet dat véél fundamenteler gebeuren.
Met een grondige 'omkering' in het onderwijs. Laat men de jeugd degelijk inlichten over oerknal en verdere evolutie; over de geschiedenis van de mensheid; en hoe het daarin eraan toeging.
Pas dáárná laat je ze (eventueel) kennis maken met 'de geschriften van destijds' met hun 'precaire' informatie. Zo vermijd je, dat kinderen eerst 'geïndoctrineerd' worden met onwaarheden, waar ze dreigen nooit meer écht vanaf te geraken.
Als onze moraal opgebouwd wordt op grond van een zo correct mogelijke werkelijkheidsvisie, in plaats van op 'oude volksfantasieën', zullen er een pak moeilijkheden verzwinden, waaronder de symboolproblemen. Niemand zal in verband met symbolen nog moeten komen aandragen met 'verbodsbepalingen', hetgeen trouwens een gevaarlijke aanval vormt op het principe van 'de individuele vrijheid' - een kostbare verworvenheid, waarvoor rechtgeaarde mensen eeuwenlang intensief moesten ijveren.
De geschiedenis leert, dat we de rechten van individuele vrijheid en verdraagzaamheid bijzonder hardnekkig moeten handhaven. Wie dagelijks leest hoe er onafgebroken medemensen in hun persoonlijke vrijheid - vaak op gruwelijke wijze - belaagd worden, beseft dat maar al te goed.
Als ik iemand met een vrijzinnig speldje achter een loket zie zitten; of een nonnetje; of iemand die we als een gelovige joodse man of vrouw herkennen; of een islamitische mevrouw met een hoofddoek? Tja, als zij hun werk goed doen, en zich jegens mij, de cliënt, hoffelijk en behulpzaam tonen...
Als ík hem of haar om dat kledingstuk of speldje voorbijga, om me door een ander loketbediende te laten helpen, dan wordt daarmee zijn of haar persoon, vóórkomen of handelwijze niet verkeerd, maar is míjn gedrag 'klein' en fout.
Laten we niet komen aandragen met de - 'vanzelfsprekend zéér noodzakelijke' - scheiding van kerk en staat. Dat is héél wat anders! We horen loketbedienden níet te vergelijken met (godsdienstige) 'keizers, presidenten, senatoren'.
Verder blijkt het volstrekt onwaarschijnlijk, dat deze werknemers met hun outfit propaganda zouden maken om waar ook ter wereld medemensen mensonwaardig te bejegenen.
De professor (emeritus) beëindigt zijn repliek met 'een héél terechte' oproep: 'Viva la libertá.' Moeten we 'de vrijheid' niet op een 'minder paradoxale' manier bevechten dan met 'verbieden en gebieden'? Zoals hierboven aangegeven, door middel van degelijke informatieverspreiding!
Blijft men daarin niet zwaar en oneerlijk in gebreke?
. Een belangrijk aspect blijft al te diep in de schaduw. Wat staat er écht op het spel? (x)
Er zijn rechten, vrijheden en waarden die zó fundamenteel zijn, dat er daaraan er onder géén beding mag getornd worden, zoals 'het grondrecht op individuele vrijheid'. Dat zijn waarden - waarvoor er héél hard gestreden werd. (y)
De geschiedenis leert dat we de rechten van individuele vrijheid bijzonder hardnekkig moeten handhaven. Wie in de krant dagelijks leest hoe er de wereld rond onafgebroken medemensen in hun persoonlijke vrijheid - vaak op gruwelijke wijze - belaagd worden, beseft dat maar al te goed. (z)
Als vrijzinnige heb ik vanzelfsprekend liever dat godsdienstige - of moet ik zeggen mythologische (?) - symbolen zoveel mogelijk uit het gezichts- en gehoorveld geruimd worden: geen hoofddoeken, geen monnikenhabijten, geen priestertoga's, geen opgespelde kruisjes, geen broeder- noch zusterplunjes, geen tiara's, geen kanunnikenpurper, geen galmende kerkklokken die in dorp en stad de omwonenden oproepen tot godsdienstvieringen, geen kruisbeelden tegen velerlei muren, geen mythologische heiligenbeelden. De grondreden daarvan is dat we het allesbehalve goedvinden, dat de anderen - en vooral de gewone medemensen én hun kinderen - in de mythologie gehouden worden. (Sommige godsdienstige personen van hun kant zullen allicht liefst geen vrijzinnige fakkels en speldjes in hun gezichtsveld zien opduiken.)
Maar we hoeden ons ervoor een beeldenstorm te ontketenen; of erger nog, een inquisitie of een godsdienstoorlog. De geschiedenis heeft de mensen wijzer gemaakt.
Allicht zijn er landen waar er, vanuit westerse, noordelijke, zuiderse of oosterse ideologieën grove schendingen van de mensenrechten plaatsvinden, maar het blijkt onwaarschijnlijk, dat vrijzinnig, christelijk, joods of mohammedaans geklede loketbedienden met hun outfit propaganda zouden maken of een oproep doen om waar ook ter wereld medemensen op mensonwaardige wijze te bejegenen of te mishandelen.
Vind je, dat de ideologieën die deze medemensen aankleven niet echt de juiste zijn, dan bestaan er geëigende paden om ze op de hoogte te brengen. We horen dat na te streven op grond van degelijke informatie: via geschriften, boeken, uitgeverswereld, media, pers, onderwijs - dit alles uiteraard op wetenschappelijke basis; en niet door te gebieden en te verbieden.
Blijven wij trouwens niet erg in gebreke, niet alleen tegenover de allochtone medeburgers, maar evenzeer tegenover de autochtone jeugd? Je krijgt sterk de indruk dat de gefundeerde informatie over de historische waarde/onwaarde van de godsdienstige geschriften erg onvoldoende verstrekt wordt. Wie zijn oor te luisteren legt tussen de volksmensen, hoort dat maar al te duidelijk. En toch is het op grond van die geschriften dat godsdienstige ouders en leiders de kinderen nog altijd naar kerk, synagoge, tempel, moskee, en naar godsdienststudie sturen. Dat mensen hun leven baseren op de 'geschriften van destijds', dat ze hun kinderen die teksten ter lezing aanbevelen, en dat ze hun kinderen aanraden volgens die boeken te leven is allicht hun goed recht - op voorwaarde dat ouders, leiders én kinderen op de hoogte zijn van de 'werkelijke' oorsprong en van de 'feitelijke' (beperkte) waarde van die geschriften en dat ze daarmee terdege rekening houden.
Laten we tenslotte niet komen aandragen met de - 'vanzelfsprekend zeer noodzakelijke' - scheiding van kerk en staat. We zullen loketbedienden niet vergelijken met godsdienstige 'keizers, koningen, presidenten, ministers, parlementairen, gouverneurs en andere gezagsdragers'. De scheiding van kerk en staat komt in het geval van de loketbedienden níet in het gedrang. Wil je voor dat belangrijk standpunt vechten, ga dan eens kijken (om niet te spreken over de ontelbare tempels, de galmende klokken en de andere symbolen in de openbare ruimte) tegen de muren van een hele reeks openbare en semi-openbare gebouwen. Is het niet - om een brutaal woord te gebruiken - onbeschoft, dat vrijzinnigen die in ziekenhuizen dienen opgenomen te worden, bijzonder vaak geconfronteerd worden met een duidelijk godsdienstig symbool, dat er op de ereplaats tegen een muur van hun kamer te prijk hangt. (Op dergelijke toestanden in gerechtshoven attenderen is allicht open deuren instampen.)
Mattias (vdhm) - (www.vdhm.be)
(x) Naar aanleiding van het 'intercultureel
hoofddoekendebat' (ook in vrijzinnige pers; juli-augustus-nummer van
UVV-Info - jg. 24 (2007), nr. 4 - blz. 35-36 & 37).
(y) Gelijksoortige voorbeelden van fundamentele vrijheden, rechten en waarden zijn: het recht op rechtvaardig loon, het recht als onschuldige beschouwd te worden tot er schuld bewezen is, de vrijheid van vreedzame vereniging en vreedzame vergadering, de vrijheid van meningsuiting, het recht op en verdraagzaamheid het recht op huwbare leeftijd te trouwen, het recht op onderwijs, het recht op vrije beroepskeuze, het recht op onschendbaarheid van ieders persoon, het recht zich vrij te verplaatsen binnen de grenzen van het land, het recht op eigendom.
(z) Ook in onze eigen omgeving wordt de individuele vrijheid nog vaak (tergend) met voeten getreden. Dat merk je op werkvloeren, in instellingen (gevangenissen) voor geïnterneerden, in inrichtingen voor onderwijs en dies meer, in alle instellingen waar personen aanwezig zijn, die wat meer te zeggen denken te hebben (die het voor het zeggen hebben).