. Russell Shorto. 'De botten van Descartes'. Interview in de krant 'De Morgen', katern 'dmUitgelezen', 31 december 2008, blz. 41-42. Recensent: Marnix Verplancke.
In dat interview wordt op flagrante wijze duidelijk, hoe catastrofaal het is, 'godsdienst' met 'religie' te 'verwarren'.
We dienen de auteur ten stelligste te adviseren, indringend onderscheid te maken tussen die twee begrippen; die twee fenomenen zéér duidelijk van elkaar te onderscheiden, en ze héél helder 'náást elkaar' te plaatsen in plaats van met elkaar te verwarren.
Godsdiensten houden fundamenteel voor, dat mensen in relatie staan tot, of een relatie hebben met een of meer (vermeende) goden. Dat heeft tot zeer nare gevolgen geleid in de loop der tijden!
De benaming 'religie' daarentegen duidt - in de authentieke betekenis van het woord - op 'verbondenheid met de anderen' - of zoals sommigen verkiezen te beklemtonen - op verbondenheid met 'het andere', waarin dan uiteraard 'de' anderen begrepen zijn (cf. het Latijns werkwoord 'religare', dat op 'verbondenheid' wijst. Zie o.a. Bart Mesotten, Van Aalmoes tot Zwitserse garde. Averbode, Altiora, 2004, blz. 436-437). Vaak zal hier ook de betiteling 'medemenselijkheid' - in de ruimste zin - aangewend worden: een verbondenheid met alle medewezens (alle medemensen, mededieren).
De geschiedenis leert ons, dat godsdiensten - naast andere kenmerken - vaak aan de basis gelegen hebben van ongemeen geweld en wreedheid.
Het is dan ook geenszins de religie, die door de Verlichting op de korrel genomen werd!
Personen zoals Richard Dawkins en anderen, vechten volstrekt niet tegen religie; integendeel. Ze hebben het wél erg moeilijk met godsdienst!
De bekende revoluties uit het verleden werden evenmin tegen 'religie' gevoerd. Wél werd er gestreden tegen overheersing en uitbuiting door asociale klassen waartoe, samen met machthebbers en rijkelui, vaak een gedeelte van de clerus, vertegenwoordigers van godsdiensten, gerekend werden.
Wil je aan anderen, in het bijzonder aan jongeren, duidelijk maken, waar de schoen wringt, dan dien je: hun te spreken over het uitzonderlijk belang van religie; en hun tegelijkertijd klare uitleg te geven over het 'precaire' ontstaan van godsdiensten.
Voor een verdere toelichting bij het onderwerp 'religie', zie het artikel 'Religie & geweld'.
. Op de boekenbeurs in Antwerpen (31.10-11.11.2008) werden er dit jaar, als boekenbeursgeschenk, 'stápels' van het boekje 'Twee vrouwen' van Harry Mulisch gratis uitgedeeld.
Het werd in alle toonaarden aangeprezen als 'een literair hoogstandje'!
Op de thuisweg, in de bus, begon ik erin te lezen.
Al van meet af dook een eerste storing op.
De derde zin van het boekje luidt als volgt: 'Plotseling bedolf de vermoeidheid mij, zoals een gedropte parachutist wordt bedolven door zijn parachute' (blz. 11).
Wat een compleet onbegrijpelijke vergelijking is me dat! En zoiets van zo'n gevierd auteur als Harry Mulisch! Of moet ik dit maar door de vingers zin als een jeugdzonde. Het boek verscheen voor de eerste keer in 1975; (de auteur was toen... 48 jaar!)
Even, voor ik verder ga, en voor een goed begrip, vooraf deze uitleg. Het hoofdpersonage had 'tot diep in de nacht', (tot) bijna vier uur in de morgen in (de) werkkamer gezeten en een fles wijn gedronken; van het ene ogenblik op het andere kon (zij) niet meer uit (de) ogen kijken'.
Zo kom ik bij de vijfde zin, op dezelfde bladzijde: 'Ik liet alles zoals het was, deed het licht uit...'
Dat lijkt me een flagrante én storende contradictie. Je zegt, dat je alles laat zoals het is, en onmiddellijk daarop, dat je het licht uitknipt. Dat is in mijn ogen níet 'alles laten zoals het was'! En in één adem laat Harry het personage daaraan toevoegen: 'en (ik) ging beneden de deur op het nachtslot doen'.
Vloekt ook dat niet met de onmiddellijk voorafgaande mededeling 'ik liet alles zoals het was'?
Of mogen een tekst van een (gevierd) auteur en uitspraken van zijn personages op deze (metaforische) wijze vloeken? Mij alleszins, als lezer van 'een vermeend literair werkje' stoort dat geweldig; (maar wie ben ik!)
Voor een goed begrip, nóg een woordje uitleg. Beneden vindt voormeld personage in de brievenbus een telefonisch oproepbericht verstuurd uit Nice, om haar erop voor te bereiden, dat haar moeder in Zuid-Frankrijk overleden is, hetgeen zij dan ook, wanneer ze even later naar ginder telefoneert, zou bevestigd horen.
Dan, in de dertiende en veertiende regel, op blz. 11, in de tiende zin van de roman, laat Harry zijn personage meedelen: 'Zonder de deur op slot te doen ging ik naar boven.'
Wanneer ik bezig ben een boek te lezen, dat als 'een literair hoogstandje' aangekondigd wordt, dan stoort zoiets mij fel. Wie gaat nu om vier uur 's morgens naar boven zonder beneden de deur te sluiten!
Ik weet het, een aantal eventuele gesprekspartners zullen alweer een would-be uitleg weten te verzinnen ter wille van de grote Harry Mulisch, zoals ze gewoon zijn dat te doen, wanneer goed aangeschreven personen iets onbegrijpelijks uitrichten. De kleine garnaal kunnen ze doorgaans niet genoeg onjuistheden onder de neus wrijven, maar om bij gekende figuren ook maar één foutje te vinden, daarvoor hoeden ze zich terdege!
Allicht kunnen ze opwerpen: die mevrouw zal helemaal van streek geweest zijn, omdat ze verwachtte héél ongunstig nieuws over haar bejaarde moeder te zullen horen. Naar mijn inzicht gaat in zo'n geval een volwassen mevrouw, die nota bene achteraf alles nog heel goed weet na te vertellen, op dat uur van de nacht niet terug naar boven zonder de deur beneden op slot te doen!
Drie zinnen verder, nog altijd op de eerste bladzijde van de roman, lezen we in verband met het telefoongesprek naar het tehuis waar haar moeder overleden is: 'De vorige middag, vertelde de directrice (haar bliksemsnelle stem door Frankrijk, België en Nederland), was zij in het park in slaap gevallen en niet meer wakker geworden.'
Bij die (leuk bedoelde) toelichting tussen haakjes door Harry's personage, zal ik maar niet verder uitweiden? Dat laat ik maar aan de lezer over.
Een zevental regels verder blijk ik nog een slordigheidje te vinden; of een jeugdzonde? - in de vorm van een hier 'ongepaste' en toch wel 'storende' stijlfiguur (een metonymie, synecdoche, 'totum pro parte', 'geheel voor gedeelte')?
Je leest namelijk: '(In het park) hangt een gefilterde stilte, die zich elke middag vult met oude dames en heren uit alle delen van de wereld.' Deze synecdoche komt me in dit geval, zoals gezegd 'ongepast' en 'storend' over. Of was het misschien niet meer dan een lapsus calami (een schrijffout), een lapsus linguae (een verspreking), 'een vergetelheid' vanwege de (jeugdige) auteur?
Enerzijds kun je best schrijven, dat 'het park zich vult met dames en heren'. Anderzijds kun je ook zeggen, dat 'de stilte zich vult met geluid; met het geluid van schuifelende voetstappen'; of misschien zelfs, ietwat ingekort en dan toch ook metonymisch 'met de voetstappen van oude dames en heren'; 'met het gebabbel van oude dames en heren';. Maar als je in die beschrijving, eigenlijk de connotatie 'geluid' (waarmee de stilte zich dan moet vullen) helemaal verzwijgt, dan stoort me dat behoorlijk!
Ingeval het gewoonweg een vergetelheid geweest is vanwege de auteur dan heeft Harry - sinds 1975 - alleszins meer dan tijd genoeg gehad om zijn werkstukje hier (en op andere plekken) te restaureren. Authentieke kunstenaars doen dat toch!
Daarna heb ik toch nog een vijf- à zestal bladzijden verder gelezen.
Op de zevende bladzijde tekst, op de achtste regel (blz. 17), vind ik dan de volgende zin: 'Ik zat op de treden van het monument op de Dam, tussen een paar honderd jongens en mesjes, die nauwelijks ouder waren dan ik in de dagen van mijn vlucht was.'
De meeste personen, aan wie ik die zin ter lezing voorlegde (er was één uitzondering) moesten die mededeling één of meer keren herlezen, eer ze de constructie vatten.
Jazeker, grammaticaal blijkt het een correcte tekst te zijn. Maar uit literair oogpunt, wat mij betreft, een verwerpelijk onding! Indien ikzelf bij onachtzaamheid zo'n draak geschreven en niet verbeterd had, dan zou ik die, bij de éérste herdruk, ongenadig eruit kieperen. En hier blijken we te maken te hebben met 'de negenentwintigste druk'.
Al eerder heb ik deze bemerking gemaakt: zouden kunstenaars uit andere kunsttakken (muziek, dichtkunst, bouwkunst, schilderkunst, beeldhouwkunst) zich soortgelijke slordigheden veroorloven, dan zouden ze behoorlijk op hun donder krijgen. Verbeeld je, dat op een schilderwerk van Pieter Bruegel de Oude een plek van een aantal vierkante centimeter zo slordig uit de toon zou vallen, of dat bij een van de kunstwerken van de ongeëvenaarde kunstsmid Lodewijk Van Boeckel een even klein vak 'zo storend slecht' zou afgewerkt zijn, hoe afkeurend zou daarop gereageerd worden!
Zogenaamde grote literatoren kunnen zich blijkbaar - nadat ze in de prijzen gevallen zijn - om het even wat veroorloven. Mogen we daarvoor dan nog het woord literatuur (mis-)bruiken?
Ik weet, dat er heel wat anderen zijn, die het boekje uitgelezen hebben - en ongetwijfeld zijn er dat zéér velen - die met veel lof over het romannetje spreken. In de inleiding lees je trouwens ronkend lovende woorden: 'In Nederland ontvangen, tussen 17 oktober en 14 november 2008, ruim 900.000 leden van de openbare bibliotheek een exemplaar van dit boek', (dat nu herdrukt wordt ter gelegenheid van de actie 'Nederland Leest'). '...kwam uit in 1975, en was een onmiddellijk succes. Het werd goed besproken en in diverse talen vertaald. In 1979 verfilmd. Een verhaal als een klassieke tragedie, dat bovendien leest als een trein. Het weet de lezer van nu net zo te raken als die van dertig jaar terug. ...biedt volop stof ter discussie over liefde, homoseksualiteit, man-vrouw-verhouding, ouder-kind-relatie en andere tijdloze thema's. Met (dit boek) schreef Harry Mulisch een van zijn meest toegankelijke romans. ...een literair hoogstandje ...een liefdesverhaal, spannend als een thriller.' - 'Ik herlas... en... kan melden dat dat een vreugdevolle bezigheid was. Het was en is een prachtig boek' (Hedy d'Ancona). - 'Annejet van der Zijl... steekt ...de loftrompet over misschien wel Nederlands beroemdste schrijver en zijn 'Twee vrouwen'. - '...een gelaagd boek ...ontroerend liefdesverhaal ...een literaire page-turner... Het bloedstollend einde laat geen mens onberoerd' (Philip Freriks).
Maar is dit alles voldoende om ook, zonder voorbehoud, te kunnen spreken over een werk dat een goede plaats verdient in 'de literatuur'? Is er daarvoor niet nog iets méér nodig dan 'een reeks 'tijdloze thema's (zoals liefde, homoseksualiteit, man-vrouw-verhouding, ouder-kind-relatie), gelaagdheid, spanning, verfilming, vertaling'? Wanneer ik literatuur wens te lezen, dan verlang ik een tekst die opgesteld is in 'een literair aantrekkelijke schrijfwijze'. Als ik bij het lezen gestoord wordt door, uit literair oogpunt, kromme zinnen en uitlatingen die niet stroken met de context, dan 'hindert' mij dat erg, en dan veroorloof ik het me een ander boek of een andere schrijver te zoeken. Indien ik wil lezen over tijdloze of andere thema's, dan heb daarvoor twee mogelijkheden. Ofwel neem ik essays ter hand waarin er daarover op een goede, degelijke, zakelijke wijze gesproken wordt. Ingeval er over dergelijke onderwerpen ook werken verschijnen, die onder de noemer 'literatuur' aangeboden worden, dan horen dat, wat mij betreft, romans of novellen te zijn zonder daarin, uit literair oogpunt, slordige plekken, m.a.w. boeken die bestand zijn tegen 'grondige literaire toetsing'.
. M) Welke is de donkerste nacht (dag) van de maand?
- 'Den-achtste'!
___________
N) Tref ik, tot mijn verwondering, een oude vriend aan, die stilaan de pensioenleeftijd moet bereiken, tussen bedelaars, zalig rustend, onder een brug in Parijs.
- Ik moét hieruit! Ik krijg geen lucht! Ik
kan niet meer ademen!
- Ik zit in de internering.
Néén, ik ben géén geïnterneerde. Wel zit ik iedere
werkdag tussen ze. Het is mijn job.
- Onafgebroken word ik hier met zovéél onrecht
geconfronteerd, dat het me verstikt.
De internering, zoals ze in ons land uitgevoerd wordt,
is gruwelijk onrechtvaardig: Ze is flagrant in strijd met zowel rechtszekerheid
als met de elementaire mensenrechten. Personen die zeven, acht, tien, vijftien,
twintig jaar en meer in de gevangenis onder onze hoede opgesloten blijven,
omdat de overheid zowat een eeuw lang ostentatief nalaat daarbuiten
plaatsen voor ze te creëren, hebben toch het recht om de zoveel maanden een
hapje lucht te scheppen buiten de gevangenismuren!
Of schuilt er een andere adder onder het gazon? Willen
we te allen prijze hermetisch ingedekt zijn? Ontbreekt ons dat tikkeltje moed?
Of woelt er nog een adder méér onder het struikgewas?
Kan het ons niet schelen dat er deze medemensen nooit een hap buitenlucht
gegund wordt? Lappen we zowel therapeutische als humane beweegredenen dikhuidig
aan onze laars? Kan een gevoel van welzijn van deze, aan onze zorgen
toevertrouwde medemensen, ons geen barst schelen?
Meld je in dan aan bij een concentratiekamp, of een
goelag. Daar vind je je gading!
Ik kan deze harteloosheid niet langer aanzien! Ik stik
ervan!
Omdat de overheid in ons land afschuwelijk in gebreke
blijft, is de internering op zichzelf al een gruwelijk pak ellende!
. Ik zit (nog altijd) in de gevangenis, als een geïnterneerde van lange datum!
Ik heb de tijd nog gekend, dat er voor de (toenmaals) ruim negenhonderd gevangenen in deze strafinrichting (waaronder een driehonderdtal geïnterneerden), slecht één psycholoog voorhanden was (ik noem hem even J.M.B.). Toen hij ontslag nam, was er hier - gedurende maanden - géén psycholoog aanwezig!
In die tijd werkten er hier 'drie maatschappelijk assistenten'. Op een bepaald ogenblik namen twee van hun ontslag; 'geruime tijd' bleef er voor die ruim negenhonderd gevangenen (veroordeelden en geïnterneerden) slechts één maatschappelijk assistent voorhanden (ik noem hem even R.R.).
Ik herinner me, hoe in die tijd o.a. de moreel consulenten hárd - héél hárd - gepleit hebben voor een meer humaan leefmilieu en een betere, ruimere omkadering van de geïnterneerden in de gevangenis, in het bijzonder voor meer gekwalificeerde begeleiders: psychiatrisch verpleegkundigen, maatschappelijk werkers, psychiaters, psychologen...
Ik probeerde dat namelijk enigermate te volgen via de interviews, de lezersbrieven en de artikels die er herhaaldelijk in de pers en ook in de (ietwat) meer gespecialiseerde bladen, zoals 'Fatik', 'Stigma', 'Panopticon', 'weekbladen' en ook wel 'dagbladen' verschenen. Het was een hartverwarmend pleidooi ten gunste van de geïnterneerden, om voor deze 'niet gestrafte' en 'niet veroordeelde' - maar wel 'opgesloten' mensen - wat meer menselijkheid te verkrijgen.
Zo kan ik verwijzen naar een paar artikelen. In het boek 'Humanisme morgen' (x.1) (blz. 131-132) het (door de auteur niet ondertekend) artikel 'Internering'. In het tijdschrift Fatik (x.2) de (eveneens door dezelfde bescheiden auteur - ik noem hem even vdhm - niet ondertekende) tekst 'Internering: Antwoord van de v.z.w. Open Raam aan de Minister van Justitie'.
En, wonder boven wonder, die pleidooien (o.a. bij de toenmalige minister van Justitie, Melchior Wathelet) blijken toch, als ik het correct interpreteer, in goede aarde te zijn gevallen, want er wérden sindsdien méér psychologen en méér bijkomend, gespecialiseerd personeel aangeworven. Véél meer zelfs!
Consternatie! Ressorteert dat een averechts effect?
Als ik me herinner, wat er tóen gebeurde, en hoe hemeltergend het nú eraan toegaat, dan moet ik wel tot zo'n besluit komen. Degenen die hier nu - in heel wat groter aantal - werken, hebben hun job te danken aan de pleidooien van de mensen van goede wil die toen om ons welzijn bekommerd waren. Maar wat zien we féitelijk gebeuren?
Destijds konden we duidelijk merken, dat de begeleiders (afdelingsdirecteur, maatschappelijk assistent, psycholoog) zich terdege inspanden, om de zoveel mogelijk geïnterneerden 'buiten de gevangenis' te krijgen. Zij waren daarbij heel tevreden, als aalmoezeniers en moreel consulenten zich eveneens inspanden om geïnterneerden uit de gevangenis weg te helpen (waar die mensen trouwens volstrekt niet zouden mogen verblijven), en om voor degenen die nog altijd 'binnen zaten', op allerhande wijzen, het leven enigermate te verlichten. Aalmoezeniers en moreel consulenten bleken zelfs door begeleiders van toen daartoe expliciet aangespoord en aangemoedigd te worden.
Thans, nu het aantal begeleiders aanzienlijk verruimd is, blijken een aantal van die bijkomende omkaderingsleden heel wat minder medemenselijk, minder humaan, meer restrictief en zelfs meer repressief om te gaan met de geïnterneerden.
Tijdens de wandeling verneem ik daarover onafgebroken schrijnende kritiek. Vroeger kreeg je de maatschappelijk assistent en de psycholoog tenminste 'te zien' en 'te spreken', hoor ik voortdurend klagen; tegenwoordig moet je wéken wachten om, bij wijze van voorbeeld, alleen maar dat aspect te vernoemen.
Zij hébben hun job, maar zij blijken níet te beseffen hoe, met welke bedoeling, en door welke volgehouden inspanningen, ze die 'eigenlijk' verkregen hebben!
=============
Voormelde teksten:
(x.1) 'Internering'. (Niet ondertekend artikel, (van de hand van vdhm), blz. 131-132 in het boek: Humanisme morgen (eindredactie Karen François). VUBPRESS, Brussel, 1992, ISBN 90-5487-85-7, 215 blz.
(x.2) 'Internering: Antwoord van de V.Z.W. Open Raam aan de Minister van Justitie': in het tijdschrift Fatik (Kontakt- en informatieblad voor gevangeniswezen en reklassering), nr. 48 (jan./feb. 1992), blz. 14-15. Dit nummer van Fatik verscheen als een Bijlage/Inlage in de Nieuwsbrief van de Liga voor Mensenrechten, 1992, jg. 11, nr. 1-2). Het artikel 'Internering' (dat eveneens van de hand was van vdhm) verscheen 'vanwege de 'Werkgroep Internering' van de toenmalige v.z.w. 'Open Raam''.
. Gisteravond, 26.11.08, gekeken naar een interview met minister van staat, Wilfried Martens, afgenomen door professor Rik Torfs, in het programma 'Nooitgedacht' op Canvas (VRT).
Eén positief punt om te beginnen. Wilfried Martens gaf 'heel duidelijk' zijn opvatting in verband met het onderwerp 'hiernamaals'.
Om misverstand te vermijden: het is 'de duidelijkheid' die ik waardeer.
Vervolgens enkele minpunten:
Tegelijkertijd bleek hij zich te begeven in het bijzonder riskante vaarwater en drijfzand van 'de wensdromen'.
Zijn opvatting over een persoonlijke relatie met een God en over een leven na de dood (met ook daarin een persoonlijke relatie met zo'n God, en met anderen, zoals met wijlen zijn ouders) was een volstrekt onwetenschappelijke uitleg.
Daarbij gaf hij duidelijk te kennen, dat hij vaak 'erg ontstemd raakt', wanneer anderen openlijk verklaren dat zij volstrekt niet geloven in een verder leven in een hiernamaals na de dood.
Dat fenomeen 'ontstemd raken' in gelijksoortige gevallen komt bijzonder vaak voor bij godsdienstige mensen. Als je hun duidelijk te verstaan geeft, dat je een heel andere overtuiging hebt dan zij, en dat je hun godsdienstige standpunten níet deelt, dan merk je vaak erg duidelijk, dat ze 'kwaad worden' (soms ietwat ingehouden in de hedendaagse tijd).
Wilfried Martens wenste ook een heel mooie begrafenis met veel sympathisanten erbij, en hij vindt, dat hij, als minister van staat, recht heeft op een staatsbegrafenis.
Als er medemensen zijn die we (bijzonder) waarderen, dan laten we hun dat m.i. best blijken terwijl ze nog leven en het nog kunnen beseffen. Na het overlijden zal een heel eenvoudige afscheidsplechtigheid best volstaan (hetgeen vanzelfsprekend niet mag beletten dat we, in alle medemenselijkheid, oprecht onze deelneming betuigen aan de naastbestaanden).
LEOPOLD FLAM; Een filosoof van gisteren voor een wereld van morgen.
24.12.2010
Merkwaardige omslagfoto: een Leopold Flam, die je op vleugels van zijn gespreide armen meeneemt naar de hogere sferen van de filosofie!
Tamelijk zwaar boek: achthonderd gram. Kan allicht nog door de beugel. Drie cm meter dik. Geraakt eveneens ertussen. Vierhonderd zevenenveertig bladzijden. Daar geraak je wel door! - des te makkelijker, omdat je het werk naar eigen keuze kunt lezen: dank zij een heel duidelijke inhoudsopgave kies je het eerst de hoofdstukken die je het meest aanspreken.
Wellicht begin je met 'Het belang van Flam in de drieëntwintigste eeuw' van Leopold Laarmans; - of met 'Flam en het oosterse denken' van Ann Schroyens; - of met 'De existentiële god van Jacob Böhme' van Herman Schurmans; - of met 'Plato en zijn schaduwen' van Jef Van Bellingen,; - of met 'Een profilatorische lectuur van Heidegger', van Hubert Dethier.
Onderwerpen te kust en te keur! - een drieëntwintigtal - rond de intrigerende filosoof Leopold Flam.
Uiteraard laat ik het aan de lezer over te ontdekken in welke mate Leopold Flam (1912-1995) in zijn wijsbegeerte beïnvloed werd door wat hij doormaakte in de gruwelijke periode 1943-1945. Als joods medemens werd hij gearresteerd, opgesloten en hardhandig verhoord in de gevangenis. Vervolgens werd hij naarconcentratiekampen in Duitsland gedeporteerd, waar hij verbleef tot aan zijn bevrijding in 1945, bij het einde van de oorlog.
Het boek werd samengesteld door Hubert Dethier, Willem Elias, Ann Van Sevenant, Jan Van den Brande, Yvan Cloet en Jeanine Lambrecht
Onze
kleine Margot (inmiddels toch al 12 jaar) is bezig een boekje te
schrijven.
Ik heb
haar gezegd dat ze, gelet op haar voornaam, dat werkje best 'een margotogram'
kan noemen, naar analogie met leenwoorden zoals telegram (afgeleid van het
Oud-Griekse 'tèle' [ver], en 'gramma', 'grafein' [geschrift, schrijven].
Daarbij
komt nog, dat het neologisme tevens een palindroom vormt, vermits je het in
de twee richtingen, in dezelfde betekenis, kunt lezen.
Het
wordt hóóg tijd, dat we álle boeken die níet gelézen worden - die wél massaal
verkócht, en die op boekenplank en in boekenkast te prijk gezet
worden - maar die níet gelézen worden - 'met een dikke streep' - bij
hoogdringendheid - uit 'de literatuurlijst' schrappen.
Als
de auteur niet erin slaagt zijn boek - hoe vernuftig hij het ook in mekaar knutselt en wrocht - zó te schrijven, dat een grote groep lezers met graagte erin
blíjft lezen, verdient zo'n boek de betiteling 'literatuur' níet!
Mensen die zo'n werk tóch 'doorworstelen', zijn dan
allicht bezig 'een tekst uit wetenschappelijk oogpunt te bestuderen'.
***
Wat de
boeken betreft, die graag gelezen worden, dienen we blijkbaar, uit
literair oogpunt,duidelijk een reeks categorieën te onderscheiden, volgens
onderstaand model:
-
Literatuur voor kleuters (aan wie er voorgelezen wordt);
-
Literatuur voor kinderen in hun lagere schooltijdperiode;
-
Literatuur voor jongens en meisjes in de puberteitsperiode;
-
Literatuur voor jongvolwassenen;
-
Literatuur voor volwassenen;
-
Literatuur voor volwassenen met een lagere-schoolontwikkeling;
-
Literatuur voor volwassenen met een middelbare-schoolontwikkeling;
-
Literatuur voor mensen met een hogeschoolontwikkeling;
-
Literatuur voor personen die bijzonder geïnteresseerd zijn in wetenschappelijke
informatie (die we in bepaalde literaire boeken vinden);
-
Literatuur voor volwassenen met karakter A,met karakter B, met karakter C,
enzovoort;
-
Literatuur voor mensen die bijzonder geïnteresseerd zijn in detectiveverhalen;
-
Literatuur voor mensen die bijzonder geïnteresseerd zijn in spannende
thrillers;
-
Literatuur voor mensen die bijzonder geïnteresseerd zijn in de natuur;
enzovoort...
Deze
categorieën zullen vanzelfsprekend op hun beurt nog verder kunnen onderverdeeld
worden, naargelang van de bijzondere interesse van de onderscheiden lezers
binnen elke groep. Voor heel wat werken zullen we trouwens in bepaalde
opzichten met categorieoverlapping te maken hebben.
Vervolgens
kunnen we verdergaan, naargelang van de categorie, met bijkomende kwalificaties
zoals: plastisch, zeer plastisch, informatief, zeer informatief, spannend, zéér
spannend, uitgesproken episch, heel lyrisch, enzovoort.
Boeken
evenwel die alleen maar gekócht worden, en ongelezen op boekenplanken of in
boekenkasten terecht komen, verdienen de betiteling 'literatuur' níet.
Laten we tenslotte niet uit het oog verliezen, dat ook boeken voor kleuters en voor opgroeiende kinderen, in hun categorie, zéér hoogstaande literatuur kan zijn!
Op de
webstek van professor Herman De Ley lees je, als weergave van een precair
standpunt van Immanuel Kant, de volgende samenvatting: "Het feit
dat iets bestáát, is géén supplementaire eigenschap naast wát het is."
- (http://www.flw.ugent.be/cie/vroege ) -
Immanuel Kant verliest uit het oog, dat wanneer je eigenschappen van iets (van de een of
andere entiteit, bijvoorbeeld van je paard) vermeldt, je al begonnen bent met
te zeggen dat je paard bestáát! Als je daaraan nóg een keer toevoegt, dat je
paard bestáát, dan doe je twee keer hetzelfde! Het bestaan had je al vermeld
terwijl je andere eigenschappen opsomde. Zonder te bestaan kan je paard bijvoorbeeld geen
goede draver zijn!
En als iemand
een aantal eigenschappen vermeldt van zijn toekomstige dochter, die over
bijvoorbeeld vijf jaar zal geboren worden?
Dan zal hij
alleen maar spreken over 'eventuele eigenschappen' van zo'n 'eventuele
dochter', en die uitleg bevat dan tevens de vermelding 'eventueel bestaan',
want als je niet praat over 'een eventueel bestaande dochter', dan praat je
evenmin over een 'eventuele dochter'.
In
tegenstelling tot wat Immanuel Kant betoogde, is 'bestaan' niet alleen een
predikaat; we zouden haast kunnen zeggen dat het 'een bevoorrecht predikaat' is, of, met
een lichte overdrijving, 'een predikaat bij prioriteit'.
Laten we het houden, met enige
bescheidenheid, bij 'een primum inter paria'.
Een gedetailleerde toelichting bij het
precaire standpunt van Immanuel Kant vind je in het boekTaalmisbruik,blz. 23-36, 101-140, en
143-168 (Antwerpen / Apeldoorn, Garant-Uitgevers, 2005, ISBN 90 441 1808 0,
234 blz.)
* * *
* * *
* * *
Misschien lees je, in aansluiting hierbij,
het artikel Argument mégéthologique d'Anselme; traduction
selon le sens du texte (van dezelfde auteur), in het tijdschrift Revue de Philosophie Ancienne(2010,
nr. 1, blz. 85-94). - ( http://cat.inist.fr/?aModele=afficheN&cpsidt=23078822 ) -
En sla je vervolgens ook even het
volgend boek open:
- Anselmus
taalkundige valstrik (een meertalig essay - met een voorwoord van professor
Hubert Dethier).Antwerpen, Uitgeverij
Wever & Bergh, 2008, ISBN 978-90-78902-36-2, 256 blz. (Eveneens van dezelfde auteur).
Of de identieke uitgave in het Engels:
- Anselms Linguistic Pitfall
(essay in several languages - with a foreword by professor Hubert
Dethier). Antwerpen, Uitgeverij Wever &
Bergh, 2008, ISBN 978-90-78902-30-0, 256 blz.
Jozef Ratzinger was op bezoek in Groot-Brittannië, in de maand september 2010.
Hij blijkt gezegd te hebben, dat pedofilie een ziekte is.
Is hij een gediplomeerd arts!?
Of
hij goed beslagen is in de vakken waarvoor hij gestudeerd heeft,
daarnaar hebben we het raden, maar het lijkt niet erg zeker, dat zijn
kennis telkens de wetenschappelijke toets zal doorstaan. Het is heel
wat anders, behoorlijk te kunnen redeneren, dan goed te kunnen
onthouden.
Als we het goed hebben, zal hij homofilie in het zelfde vakje catalogiseren: een ziekte.
Op
een eiland, wat verder weg, woont een volksstam: mannen en vrouwen die,
volgens de aloude geplogenheden op het eiland, trouwen en kinderen
verwekken. Ze zijn allen zwartharig.
Op zekere dag stranden er schipbreukelingen, met bruin haar.
Dat is 'niet gewoon!' vinden de eilandbewoners.
Vervolgens komen er drenkelingen op het strand met ros haar; en nog andere met blond haar.
Dat komt eveneens 'bijzonder ongewoon' over bij de eilandbewoners.
Die mensen lijden aan een haar- en hoofdziekte, dogmatiseert de opperpriester, tevens dorpstovenaar.
De
schipbreukelingen die nog wat later de oever bereiken, zijn
respectievelijk afkomstig uit Amerika en uit Zuid-Afrika. De eersten
zijn Indianen, roodhuiden, maar daarover hebben de eilandbewoners geen
weet, en de anderen hebben een zwarte huidskleur.
Tenslotte blijken er
zich tussen de binnenstromende drenkelingen ook een aantal mensen met
een gele huidskleur te bevinden (afkomstig uit het Oosten van Azië).
Nu wordt het helemaal 'ongewoon!' 'Ongewoner' kan toch niet!
Die schipbreukelingen zijn over het héle lichaam ziek! orakelt de opperpriester-dorpstovenaar.
Tussen
de eilandbewoners zijn er toch enkelen ('rari nantes', 'héél weinig',
'uitzonderingen', zou dichter Vergilius gezegd hebben), die in alle
stilte bij zichzelf denken:
Wanneer iemand ziek is, is er iets stuk, verstoord, of defect. 'Anders zijn' is geen ziekte.
Op
een eiland, een eind daar vandaan, woont slechts één persoon, een man.
Het is een heerlijk warm eiland. Zorgen om klederdracht heeft die
eenzaat niet. Een familienaam evenmin, en ook geen voornaam. Hij noemt
zichzelf 'mens', wat in zijn taal als 'adam' klinkt.
Vind
het toeval, of wat ook: op een mooie dag verschijnt er, binnen de
gezichtskring van die man, nog iemand, een vrouw, met al even weinig om
het lijf. Het valt de eerste mens op, dat die tweede er 'heel anders'
uitziet: geen penis, maar een vagina; en blijkbaar geen borsthaar; maar
wel een paar fraaie borsten. 'Bijzonder ongewoon' in zijn ogen.
Als
die 'eva' er niet zo aantrekkelijk uitzag, had hij kunnen
veronderstellen: allicht héél ernstig ziek; de ergste ziekte die je je
kunt indenken!
Hoe betitel je eigenlijk dit alles? vraag ik aan mijn bovenbuur.
Anders georiënteerd, anders geaard, anders geëvolueerd, oordeelt hij.
De Vlamingen,
die blijkbaar bijzonder redelijk blijven, aanvaarden dat er van meet af
jaarlijks een belangrijke som geld uitgekeerd wordt als compensatie voor de
splitsing van de kieskring BHV.
Eigenlijk was
het niet eens nodig jaarlijks die som geld te betalen voor de bedoelde
splitsing, vermits de huidige niet-splitsing in strijd is met de grondwet.
Daarvoor zou er volstrekt geen geld hoeven betaald te worden, noch wat dan ook.
Als garantie
vragen ze - in de politiek moet je niet naïef zijn; dat zou onverantwoord zijn
tegenover je kiezers - dat de bedoelde som opgenomen wordt in de nieuwe
financieringswet, of zou vervallen indien er geen akkoord bereikt wordt over de
in het vooruitzicht gestelde hervorming.
Maar de
Franstaligen weigeren zo'n bijzonder redelijk voorstel te aanvaarden!!!
Wie zegt er
hier onafgebroken 'neen' ('of in hun eigen taal 'non')!?
Allicht heeft nog iemand 'een origineel exemplaar' liggen van een van de
volgende foto's, van kort na de tweede wereldoorlog (1945-1946).
1. Foto genomen op de speelplaats van de jongensschool
in Grote-Brogel vóór het klaslokaal van de hoofdonderwijzer.
Enkele personen die op de foto prijken: Meester
Leo Geusens (hoofdonderwijzer), Jaak van Krist
(Leen), Louis van Harie Schans (Gijbels), Hugo van Waar Ties (Verheyen), Theo Banken, Jules van de Benthof (Pelseneer), Jaak van Pier
Theelen (Nouwen), Jef van Teng, (Houben), Pierre van Door Braeken van het Maarlo, Gerard
Pinxten, Door Moors, Harie van de Waart (Winters), Harie van Jengske van den
Houben (Weyers), Ley van de Boy (Schallei), Ties van de Groonen
(Vanderhoydonks)...
2. Foto genomen bij de ingang van de kerk van
Grote-Brogel door pater-kapelaan Leo van de Nelis (Schrooten) bij gelegenheid
van de zondagse catechismus. Enkele personen die naar alle waarschijnlijkheid
op het fotootje prijken: Noel Truyens 'met een sneeuwbal in de hand, gereed om
te gooien'; Louis Gijbels, Jef Gijbels, Louis Schurmans, Jules Pelseneer, Door
Moors, Ties Vanderhoydonks...
De foto's zullen vanzelfsprekend 'per kerende' terugbezorgd worden.
Indien ze zouden ingescand worden, en doorgestuurd via
elektronische weg, zouden we ze graag in de hoogst mogelijke resolutie
ontvangen.