12-06-2013
Aan Mevrouw Monica De Coninck
Minister van Werk
Ernest Blerotstraat 1 bus 9de
verdieping
1070 Brussel
Een kopie van deze brief werd verstuurd
naar de voorzitter, ondervoorzitters, vaste leden en plaatsvervangers van de
commissie voor sociale zaken
Mevrouw,
Eind december stuurden wij een brief
(zie bijlage 1) aan de voorzitter, ondervoorzitters, vaste leden en
plaatsvervangers van de commissie van sociale zaken. In deze brief stond de
vraag centraal: Is het wetsvoorstel tot de wijziging van de regeling
betreffende het rouwverlof dood en begraven?.
Op 05/06/12 luidde een krantenkop van
een bijdrage in de Standaard als volgt: Voorlopig geen verlenging van het
rouwverlof.
Er was te lezen: In de Kamercommissie
Sociale Zaken bleek eind maart een grote meerderheid gewonnen voor een
uitbreiding van het rouwverlof. CD&V, sp.a, MR, cdH en Groen dienden
allemaal wetsvoorstellen in om dat voor overlijdens van partner of kinderen op
te trekken van drie naar tien dagen. In hetzelfde artikel werd aangehaald dat
er voorlopig geen uitbreiding zal komen omwille van te duur en omdat de
kwestie zou bekeken worden in de ruimere hertekening van de
loopbaanonderbrekingen en tijdskrediet. Dit zou gebeuren ergens volgend jaar.
Wellicht wordt hier bedoeld dat het rouwverlof een plaats krijgt bij de
thematische verloven?
Het voorstel van de Gezinsbond om het
verlof gekoppeld aan het klein verlet van drie dagen te behouden en uit te
breiden met een rouwkrediet van zeven dagen vind ik een goed voorstel. Het
woord rouwkrediet wijst er op dat het geen verplichting is om het verlof op te nemen
maar wel een recht. Deze zeven extra dagen zou de werknemer vrij kunnen
opnemen in het jaar na het overlijden van een gezinslid. Met gezinslid wordt
iedereen die deel uitmaakt van het huishouden bedoeld, dus ook stiefkinderen of
pleegkinderen en inwonende familieleden. Volgens ons zou dit rouwverlof en de
uitbreiding ervan ook moeten gelden voor ouders van een levenloos geboren kind.
Het rouwkrediet komt tegemoet aan de diversiteit aan rouwstijlen die er
bestaat.
De Gezinsbond stelt ook voor om De vergoeding
en de verwerking van deze dagen rouwkrediet in handen te leggen van de
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en niet van het Rijksinstituut voor Ziekte
en Invaliditeitsuitkering. Hiermee wordt het signaal gegeven dat rouwen geen
ziekte is.
De uitbreiding van het rouwverlof maakt
rouw bespreekbaar. Personen in rouw krijgen erkenning. De uitbreiding van het
rouwverlof is alvast een stap in de goede richting. Zoals wij in onze brief van
december 2012 aanhaalden, zijn wij er ons van bewust dat deze tien dagen
ontoereikend zijn. Het rouwproces is niet te vatten in een tijdslijn. Rouw
heeft geen eindpunt. Het is een levenslang proces van zoeken naar een
betekenisvol leven zonder de overledene. De omgeving kan daarin een belangrijke
rol spelen. Daarom vragen wij bedrijven na te denken over hoe zij kunnen
handelen en welke stappen ze kunnen zetten om mensen te ondersteunen bij rouw.
De werkkring kan een sociaal draagvlak zijn. Het opstellen van een rouwprotocol
kan daarbij helpen. Een rouwprotocol biedt een kader voor hoe een organisatie
kan omgaan met medewerkers die geconfronteerd worden met rouw en verlies.
Daarbij is het een hulpmiddel om bij deze problematiek stil te staan en
gesprekken daarover op gang te brengen. Een organisatie rouwt niet maar mensen
in organisatie wel. De opvang van personen in rouw kan wel degelijk een
verschil maken.
Is het mogelijk om stappen te zetten om
leidinggevenden van bedrijven en leden van de ondernemingsraden te stimuleren
om te werken met een rouwprotocol?
Ik kijk alvast uit naar uw antwoord.
Met vriendelijke groeten,
Francky Debusschere
Student postgraduaat Rouw en
Verliesconsulent. Een opleiding van de Arteveldehogeschool in samenwerking met
De Bedding - Gent.
Zie ook brief van 9 december 2012
|