Dat de Nul na zijn tweede zesde middelbaar niet veel meer
zou gaan uitsteken had iedereen wel verwacht. Maar dat hij nu in de verkoop zou
gaan was toch een kleine verrassing. Hij ging een baby-shop openen. Jongens
toch, een baby-shop, de Nul ging een baby-shop openen. En waar dan ook nog,
langs De Trut. Maar goed, iedereen heeft het recht om een zuigelingentent te
beginnen. En jawel, enkele weken nadat de roddel het hele dorp bijna in rep en
roer had gezet was het zover, de plechtige opening van zijn winkel.
De Nul zou de Nul niet geweest zijn mocht hij echter niet
iets vergeten zijn. Hij had geen naam voor zijn winkel. Gewoon vergeten. Dat de
Nul nooit goeie ideeën had gehad wist iedereen, maar dit sloeg echt wel alles.
Elke klant die gedurende de openingsweek voor méér dan 20000 BEF aan
babyspullen kocht mocht een naam voorstellen die dan in de bus ging en op het
einde van de week werd daar een winnaar uit gekozen. Hijzelf vond het
fantastisch. Waarom ook niet? Enerzijds zou er een gigantische omzet zijn,
anderzijds zou hij een naam voor zijn winkel gevonden hebben. Twee vliegen in
één klap dacht de Nul. Helaas, in plaats van twee vliegen in één klap werd het
een klap tegen zijn kop. Na één week was zijn kassa onaangeroerd gebleven en
potentiële klanten hadden in plaats van voorstellen hun afval in zijn ideeënbus
gedropt. Nu zat Flor met een probleem. Karel (van de Trut):
Ha Flor! Flor: Ha Karel! Een pintje, man.
En dat moet je Karel geen twee keer zeggen! Het leek wel
alsof hij in het geheim nog wat had bijgetraind. De Nul had zijn pintje vlugger
dan ooit voor zn neus staan. Er ging de laatste tijd de ronde dat het eerste
wereldkampioenschap snel-de-klanten-bedienen-in-een-café niet meer lang op
zich zou laten wachten. Karel groeide zienderogen naar zijn absolute topvorm
K: En hoe lopen de zaken? F: Bwa, niet zo goed eigenlijk. K: Heb je nu al een naam voor de winkel? F: Nee, nog niet. Het begint wel tijd te worden. K: Zeker, dan heb ik de oplossing. Flors zuigeling.
Wat vind je daar van? F: Oké, dat wordt het dan. Alé, dan ben ik ook direct
weg. Merci, ik zal het onthouden!
En zo gebeurde het dus. Flors zuigeling was geboren.
K: Ha Flor! F: Ha Karel! Een pintje, man. K: En hoe lopen de zaken? F: Bwa, niet zo goed eigenlijk. Ik denk dat ik er mee ga
stoppen. K: Je bent pas drie weken open man, mietje! F: Ik weet het. Ik heb er geen goesting meer in. Ik denk
eerder om iets anders op te starten, een keiharde wapenhandel of zoiets. K: Hoezo keihard? F: Euhm, ja gewoon keihard. K: Ah, zo. Alé veel plezier zou ik zeggen. Maar bol nu
maar af. Ik ga sluiten. F: t Is amper avond? K: Over sluiten gesproken, als er ene moet zwijgen ben
jij het wel. F: Ah ja, je hebt gelijk Karel.
Hij slofte terug naar zijn winkel. Hoewel het vlakbij was
leek het alsof hij er uren over deed. Hij had pas nieuwe schoenen gekocht.
Witte gympies. Best wel lelijke schoenen. Maar smaak was ook iets waar Flor
absoluut geen kaas van gegeten had. Hij was zijn idee aan het overpeinzen. Een
wapenhandel. Eigenlijk was dit iets waar hij altijd al van gedroomd had. En dat
was nog niet alles. Hij zou ook een nationale schietdag organiseren. Op die dag
kon iedereen, voor bijna geen geld, alle wapens komen testen. Daar zou hij
bekend mee worden. Hij wist het zeker. Dit was zijn roeping. Hij wou meer
wapens onder het volk krijgen. Hij had altijd al gevonden dat er te weinig
zinloos geweld was. Het was beslist, dit werd het. Hij draaide zijn sleutel in
het verroeste slot van zijn winkeldeur, liep recht naar zijn bureau, nam een
plakkaat en schreef met grote letters: WINKEL STOPGEZET BINNEKORT VEEL
WAPENS.
Je mag hier mag 50km/u rijden dacht ik nog. Hij reed
zeker veel harder. Dat kan ook moeilijk anders met een Ford F350. Daar rijd je
geen 50 mee. Dat zou hetzelfde zijn als je vrouw die verkracht wordt. Dat kan
niet, dat mag niet. Wat dat betreft kon ik hem alleen maar gelijk geven. Met
piepende banden draaide hij de enige nog overblijvende parkeerplaats op. Hij
stond vlak voor de enige wapenhandel uit de omstreken. Hoe snel hij was komen
aanrijden, zo traag stapte hij uit zijn wagen en liep op de voordeur af. Zonder
in de etalage te kijken opende hij de deur en verdween zo uit mijn zicht. Ik
moest nog even wachten op mijn mama. Ze was bij de bakker binnen. Ik zat in de
auto. Een rode Volkswagen Golf uit 1998. Ik wist veel van autos. Ik kon daar
uren over lezen. Autos, ja, dat kon me boeien. Ondertussen galmde Dont throw a stone van Zink Floyd uit
de luidsprekers. Zink Floyd was mijn favoriete groep. Ze maakte echte goeie
muziek vond ik. Ik zette het volume wat hoger. Keigoed, die mannen. Of ik zo
later ook wilde worden. Ik weet het niet. Waarschijnlijk niet. Ik was echt
slecht in muziek. Barslecht zelfs. Mijn moeder ging zelfs ooit zo ver door te
zeggen: Wat ben jij slecht in muziek, zeg! Sindsdien probeer ik nooit nog
zelf muziek te maken, alleen te luisteren. En dan vooral naar Zink Floyd. Ze
schijnen hier ergens uit de buurt vandaan te komen, zei mij ooit iemand. Daar
was ze terug.
Ik: Is dat alles? Moeder: Hoe bedoel je? I: Eén zakje met één sandwich. M: Ja, ik had niet genoeg geld bij. I: Ah, dan moeten we nog naar de bank dus. M: Ja, daar rijden we nu naar toe. I: Rijden? M: Ja rijden en kijk niet zo hol. I: Kijk ik hol mama? M: Ja, je kijkt hol.
Mijn moeder parkeerde haar wagen exact twee plaatsen
verder op een net vrijgekomen parkeerplaats. Zo dwaas. Ja dat was nu mijn
moeder. Die kon soms zo dwaas doen. Niet te geloven. Ze stapte uit en verdween.
Een paar tientallen meters verder stond de pikzwarte F350 nog steeds
onaangeroerd. Het nieuws begon. Ik veranderde direct van post. Weer nieuws. Ook
nieuws. Hetzelfde nieuws. Nog eens nieuws. Radio af. Wachten. Opeens was daar
de man van de F350 weer. Hij kwam buiten met een zwarte zak. Hij was geen
opvallende verschijning. Blauwe jeansbroek, zwarte leren jacker en bruine
schoenen. Zijn haar was bruin, kort. Miljaar. Ik keek achterom. Oh nee, daar
had je mijn mama. Ze had haar geld laten vallen. Precies genoeg voor een ganse
maand. Waar zou ze dat voor nodig gehad hebben? Duizend sandwiches? Hij had het
ook gezien. Daar was ik zeker van. Iedereen binnen een straal van honderd meter
moest dat gezien en gehoord hebben. Dat was mijn moeder weer hé. De F350-man
was nog niet vertrokken. Hij had ondertussen zijn aankopen al wel in de laadbak
gesmeten. Mijn mama stapte in de wagen. De bakker is dicht. Het is net 12 uur
geweest. We gaan naar huis. Ze trapte op de gas en weg waren we. Zo ook die
fantastische Ford. We waren allebei weg.
De bel ging. Kaat wandelde naar de voordeur. De voordeur
was pas nieuw. Voorzichtig met de voordeur riep Fons nog vanuit de woonkamer.
Maar Kaat wist wel wat kon en niet kon. Ze was al haar hele leven voorzichtig
geweest. Ze zou de voordeur dan ook met de grootste zorg behandelen. He Jenny,
je bent er al. Ja precies wel hé Kaat. En daar begon het gegiechel al weer.
Pas op Jenny, voorzichtig met de deur. Ze is pas nieuw. Oei sorry, zo
beter? De deur viel zachtjes in het slot en de meiden gingen naar boven, naar
de kamer van Kaat.
Kaat: Je hebt je jurk al aan? Jenny: Ja ik kon niet wachten om dat hier pas te doen. K: Aha, ik snap het al. J: Wat vind je er van? K: Van wat? J: Van mijn jurk natuurlijk! K: Ah, prachtig. Echt iets voor vanavond! J: Dank je. Mijn grootmoeder heeft ze nog gedragen toen
ze achttien was. K: Maar jij bent nog geen achttien hé. J: Nee, nog een paar weken. Ik weet iets wat we dan
kunnen gaan doen. K: Oh, wat dan? J: We kunnen een dagje naar zee gaan. K: Dat zou geweldig zijn! Maar ik ga toch niet mee. J: Hoe, jij gaat toch niet mee? K: Ik ga vakantiewerk doen. Dat heb ik je toch al eens
gezegd. Ik begin trouwens over twee weken al. J: Ja dat is juist, in De Rolstoel. Neem me niet kwalijk dat ik soms dingen vergeet. Je
weet dat ik niet zo goed kan onthouden. K: Dat klopt. J: Zeg, trek je nette kleren al maar aan. Dan zijn we
weg. K: Dan al? J: Ja. We gaan eerst nog iets drinken in De Trut. K: Goed idee Jenny. Voor iemand die niet zo goed kan
onthouden heb jij soms wel erg goeie ideeën. J: Dank je Kaat. Je bent echt mijn beste vriendin!
Kaat trok vlug haar nieuw donkerpaars ensemble aan,
schminkte wat, het was tenslotte een belangrijke avond, en weg waren ze. Bij
Karel sloegen ze elk twee razendsnel gebrachte colas achterover en vertrokken
per fiets naar het college. Eenmaal op de speelplaats zetten ze hun tweewielers
in het fietsenrek, maakten de sloten vast en begaven zich naar de feestzaal.
Jenny moest toch even slikken toen ze de zaal betraden. Kaat zag het en stelde
haar gerust, komaan Jenny, zet je er over en geniet van deze avond.
Jenny was niet enig kind thuis. Ze had nog drie, vroeger
vier, broers. Jan, Piet, Joris en Franske. In tegenstelling tot wat iedereen
dacht was Franske niet de jongste, maar de oudste van de kinderen. Hij was een
buitenbeentje, werd eigenlijk grootgebracht door zijn grootouders, en steeds
minder beschouwd als volwaardig lid van het gezin. Maar dat gold niet voor
Jenny. Zij hadden een speciale band. Ze nam het altijd op voor haar oudere
broer en het was dan ook een zware klap geweest toen Franske een paar jaar
terug op gruwelijke wijze kwam te overlijden, na het galabal.
Nu was ik helemaal wakker. Daarnet had ik nog in een waas
van dromerigheid schimmen voorbij zien vliegen. Die schimmen waren nu mensen
geworden, verpleegsters en dokters. Ik was in het ziekenhuis, in de wachtkamer.
Om de paar minuten kwam een verpleegster de wachtkamer binnen en riep een naam
af. Die persoon kon dan naar de dokter gaan. Mijn moeder zat links van mij. Ze
zat een boekje te lezen. Mijn moeder kon goed lezen. Heel goed zelfs. Eigenlijk
kon ze wel bijna alles heel goed, behalve lopen. Lopen was niks voor haar. Aan
de andere kant langs mij zat een jong koppel met een baby. De baby was volgens
mij nog maar enkele weken oud. Hij zag er zo klein uit en de kinderwagen leek
zo nieuw. De lichtblauwe kleur blonk zelfs nog. Zou het kindje ziek zijn? Ik
weet het niet. Wat ik wel weet is dat de baby mij heeft wakker gemaakt. Hij was
nu luidkeels aan het schreeuwen en brullen. Typisch voor kleine snotters. Ssst
Patrick suste de vader, terwijl de moeder een rare blik in haar ogen kreeg.
Bijna een week had ze anoniem op de wereld gestaan. De
verpleegsters en de familie hadden haar dan maar baby genoemd. Ondertussen ging ze als Kaat door het leven. Ze was
nu zes jaar.
Haar ouders hadden ruzie gemaakt over hoe ze hun dochter
zouden noemen. Tijdens één van de vele gynaecologische onderzoeken had de
dokter hun vertelt dat ze een zoon mochten verwachten. Een naam kiezen was dan
niet moeilijk meer. Ze hadden altijd gedroomd van een zoontje dat de naam
Patrick zou dragen. Patrick, zo zou hij gaan heten. Zeker weten! Tot die
bewuste dag in 1966.
Fons had nog nooit zo hard gereden met zijn
splinternieuwe citroën. Zijn vrouw, Betsy, ging bevallen. Straks waren ze met
zijn drieën: Fons, Betsy en Patrick. Wat zouden ze gelukkig worden. Ze waren
goed op tijd daar. Omdat Fons geen bloed kon verdragen bleef hij nerveus in de
wachtkamer zitten totdat alles achter de rug was. Maar hij had strips
meegenomen en kon zich zo wat kalmeren. Het bleef maar duren. Na een half uur
kwam de dokter aangerend. Fons, je vrouw heeft het bewustzijn verloren. We
hebben de baby nog net kunnen redden. Fons las nog vlug de resterende dialogen
op pagina achttien en spoedde zich vervolgens richting kamer 69. Net op het
moment dat hij Betsy zag liggen kreeg ze een spuitje. Ze wordt langzaam terug
wakker Fons, maak je maar geen zorgen hoor. Dat stelde hem gerust en hij ging
terug richting wachtkamer om wat verder te lezen tot ze nieuws hadden over de
baby. Daar kwam hij tenslotte voor. Niet voor een vrouw die weer zo haar
streken had. Nauwelijks een kwartier later was het dan zover. Fons werd naar
kamer 69 geroepen. Fons en Betsy, proficiat met jullie dochter. Fons kon het
niet geloven. Had hij dat wel goed gehoord. Een dochter? Hij nam de baby uit de
handen van de verpleegster en checkte direct de mannelijke kenmerken van zijn
spruit. Geen. Inderdaad geen. Het was dus waar, geen zoon, maar een dochter. We
noemen haar toch Patrick zei Fons opeens. En zo ontstond een discussie over de
naam van hun kind. Een week lang.
Fons, Betsy en Kaat waren deze zomer verhuist. Fons
durfde zijn dochter nog wel eens aan te spreken met Patrick, tot grote ergernis
van zijn vrouw, maar Kaat kon er om lachen. Ze begreep er toch niets van. Twee
weken geleden was ze voor het eerst naar haar nieuwe school gegaan. Maak maar
direct veel vriendjes in je klas had haar mama gezegd toen ze haar dochtertje
een laatste kus gaf vlak voor de schoolpoort. Kaat was een heel braaf kind. Ze
deed alles wat haar ouders haar vroegen. Ze zou de hele dag haar best doen,
maar
s Avonds aan tafel. Heb je veel vriendjes gemaakt
Kaatje? vroeg haar moeder. Eén zei Kaatje. Wat, één, hoor je dat Fons, één,
één verdomme, één v-e-r-d-o-m-m-e! Toen was het hek van de dam. Betsy had
altijd al een zwakke psyche gehad. Maar dit sloeg alles, letterlijk dan. De
grote dikke, lichtjes geelachtige, vingers van haar moeder bewogen zich met een
nooit geziene snelheid richting Kaatje haar wang. Ze zag de hand aankomen en
trok haar hoofd zo snel als ze kon naar achter. Net te laat. Met een verschrikkelijke
klap plantte Betsy haar blote hand deels op de wang, deels op de neus van haar
dochter. Het bloed spoot met grote druk uit haar neus, recht in haar bord
tomatensoep dat ze net leeg had gegeten,maar nu terug half gevuld was. Fons,
nooit sterk in gepast reageren, sprak met luide stem eet je bord eens leeg
Patrick. Nu was Betsy helemaal niet meer te houden.
Het waren precies schimmen die heen en weer vlogen. Wit
grijze wezens. Hun gezicht onherkenbaar gemaakt. Heel even bleef er iemand
staan, niet ver van mij af. De contouren van de schaduw werden duidelijker. Er
begon zich een herkenbare vorm voor mij af te tekenen. En toen was het plots
weg. Alles werd weer wazig.
Jenny was een heel goeie, zoniet de beste, vriendin van
Kaat. Ze was echt een geweldig tof mens. Ze lachte altijd. Ze was nooit slecht
gezind. Behalve door één ding. Haar naam. Daar was ze niet tevreden over.
Nochtans is Jenny een heel mooie naam. Haar ouders hadden haar altijd Jenny (lees j-e-n-n-i-e) genoemd. Dus wou zij
ook dat iedereen haar zo aansprak en niet als Jenny (lees z-j-e-n-n-i-e). Maar dat was niet zo evident. Het gebeurde wel
eens dat ze de verkeerde uitspraak hoorde en dáár kon ze niet mee lachen.
Fysiek geweld gebruikte ze niet. Daar was ze niet zo voor en ze was bovendien
ook niet echt sterk. Maar wat deed ze dan wel? Ze zei simpelweg dat het Jenny was en niet Zjenny. Opgelost.
Jenny was vorige week achttien jaar geworden. Geen groot
feest, maar gewoon een avondje stappen met haar beste vriendin. Dat geschiedde
zo. Ze waren met hun tweeën naar café De
Trut geweest. Café de Trut was één van de twee cafés in het dorp. De zaak
richtte zich vooral op jeugdige mensen tussen zestien en dertig jaar, terwijl
het andere café, Bij Jean, eerder
zijn pijlen richtte op zestigplussers. Dat café had in de volksmond dan ook de
bijnaam De Rolstoel gekregen. Voor de
doorsnee veertiger was er dus niets te beleven en zij moesten voor een fris
pintje al gauw tien kilometer verder rijden, naar het dichtstbijzijnde dorp.
Om half acht waren Jenny en Kaat vertrokken met de fiets.
Een kwartiertje later zetten ze hun fietsen, zonder te sluiten, tegen de
zijgevel van De Trut. Er was precies al veel volk. Kaat, er staan hier al acht
fietsen, t is vollenbak precies.
Jenny kon goed rekenen. Inderdaad, het was vollenbak.
De toog stond bijna vol en de twee resterende tafeltjes waren al bezet. Groot
was De Trut niet. Als er twintig man binnen was, zat het zo goed als vol. Er
was wel een podium. Eén keer per maand werd er een lokaal groepje uitgenodigd
om de jeugd te laten kennismaken met hun fantastische songs. En dat was
toevallig vandaag. Deze avond om 22u stipt zou Fink Ployd, een coverband van de
Dire Straits, gedurende anderhalf uur het volle pond geven.
Karel, twee koffies. Karel was de uitbater van De Trut.
Hij stond bekend voor zijn enorme werksnelheid. Nog geen twee minuten later
hadden Jenny en Kaat hun heerlijk dampende koffies al voor zich staan. Mmm,
lekkere koffie zei Kaat. Ja, lekker koffie zei Jenny en ze namen een slok.
Blijkbaar was Kaat iets te euforisch geweest. De koffie baande zich via haar
neus een weg terug richting haar kopje. Ja Kaat, dat komt er van als je te
grote slokken neemt. Niemand had het opgemerkt. Er was dan ook veel lawaai,
want de jongens van Fink Ployd waren ondertussen hun materiaal aan het
klaarzetten.
Karel, twee pintjes. En daar waren ze al. Die Karel
toch. Als er ooit een wedstrijd zou georganiseerd worden voor de snelste cafébaas,
reken dan maar op Karel! Fink Ployd had ondertussen de aftrap gegeven van hun
eerste nummer, Money for Nothing. De eerste noten bonkten door de luidsprekers
richting publiek. Dat waren tevens ook de laatste noten. De geluidsapparatuur
liet het afweten. Vloekend begon één van de jongens op allerlei knoppen te duwen,
terwijl zijn kompaan de bedrading checkte. Maar het was al te laat. De menigte,
ongeveer twintig man, begon met alles wat ze konden pakken naar de band te
smijten. Jenny vond het geweldig. Ze graaide in haar handtas, haalde haar
portefeuille te voorschijn, smeet die richting drummer en barstte uit in een
oorverdovend geschater. Dit was de beste avond die ze ooit had meegemaakt en
nog moeilijk leek om ooit overtroffen te worden. Na enkele minuten kropen de
bandleden eindelijk van het podium en verdwenen in de toiletten. Het feest was
afgelopen. Kaat en Jenny achtten het tijd om te vertrekken. Ze groetten Karel
en gingen naar buiten. Onze fietsen zijn gepikt riep Jenny. Oh nee zei
Kaat. Toch wel zei Jenny nog eens. Marc, die de hele conversatie had gehoord,
bood hen een lift aan, maar de twee vriendinnen kozen er toch maar voor om een
uurtje te wandelen.
De laatste vrijdag van het schooljaar was traditioneel
het hoogtepunt voor de laatstejaars leerlingen van het college. Morgen was het
weer zover, dan werd het galabal georganiseerd. Het stond symbool voor het
einde van een lange saaie leerperiode en het begin van het echt volwassen
leven. Sommige leerlingen gingen nu werken, anderen kozen ervoor om nog een
vervolg te breien aan hun studies. Om die reden ging het er op zo een galabal
dan ook altijd zeer losbandig aan toe en vloeiden menig liter alcohol door hun
opengesperde muilen. Het hoogtepunt had men ongetwijfeld in 1978, zes jaar
geleden, meegemaakt. Vier kameraden zetten het op een zuipen. Niet alleen water
en koffie, maar vooral bier, heel veel bier. In hun vrijheidsstrijd sleepten ze
de eeuwige nerd Franske mee naar een ongekend hoog alcoholpromille. Franske
stond in het college, zowel bij leerlingen als leraars, bekend als een dikke
loser. Geen gewone loser, maar een echte dikke loser. Franske presteerde het om
zich nog steeds door zijn oma te laten afzetten aan de schoolpoort. Dat ging
natuurlijk gepaard met het nodige gezoen en geknuffel. Dat was één. Twee. Het
laagste cijfer dat ooit op Franske zijn puntenkaart had gestaan was, zo deed
het gerucht de ronde, 88 procent. En dan drie. Zijn kleren. Inderdaad, zijn
kleren. Droeg Franske in de winter shorts of waren het te korte broeken?
Niemand die het wist. En dan die T-shirts, die kleuren, fel rood of fel groen.
Het gebeurde regelmatig dat autos stopten omdat ze dachten dat het rood licht
was. Maar goed, Franske was dus zo zat als iets. Om erger te voorkomen werd hij
door lange Jaak, de leraar Biologie, naar huis gestuurd. Om 21,32u zat Franske
al terug op zijn fiets. Het is te zeggen, half liggend en met zijn blote been
over de grond slepend, bewoog hij zich voort richting oma. Hij was ongeveer
anderhalf uur op het bal geweest. Ondertussen was het al bijna middernacht en
Franske was bijna thuis toen opeens zijn linkeroor geweldig hard begon te
trillen. Zijn ogen openden zich en een fel geel licht verblindde hem. Heel even
maar. Toen was alles zwart, gitzwart. Franske was dood. Hij was gevallen over
de spoorweg en daarbij ook nog eens in slaap gesukkeld. Zijn lichaam was in
tweeën gescheurd door een aanstormende goederentrein. De identificatie van zijn
lichaam had verrassend weinig moeite gekost. Hoewel zijn bovenlichaam deed
denken aan een doorsnee maaginhoud, werden zijn benen direct herkend aan zijn
broeklengte. Sindsdien pleitten de ouders voor een alcoholverbod tijdens het
jaarlijkse galabal. Dit werd door het organiserende studentencomité natuurlijk
jaar na jaar verworpen. Zo ook die bewuste vrijdagavond in juni. Het bal was al
enkele uren bezig. Het zag er dit jaar nogal gewoon uit. De feestzaal van het
college was sober ingericht. De interieurstukken bestonden slechts uit een
DJ-set en een gigantische toog.
De vloer was intussen omgetoverd tot een vijver van bier
en allerhande ongezonde mengsels. Flor was geen modelstudent. Hij was vijf jaar
op rij met de hakken over de sloot geraakt, maar in het zesde jaar hadden zijn
leraars die sloot in het geniep wat breder gemaakt. Resultaat: dit was Flors
tweede galabal op rij. Wiskunde, Frans, turnen, het kon hem allemaal niets
schelen. Het enige waardoor hij geboeid was,waren wapens. Terwijl al zijn medestudenten probleemloos de maaltafels
opzegden, zo ratelde hij vlotjes alle types semi-automatische wapens af. Zijn
ouders konden niets aanvangen met hem. Echt niets, nul. Zo is hij ook aan zijn
bijnaam gekomen, de Nul. Op het vierde middelbaar was zijn vader hem eens komen
afhalen op school. Flor stond nog wat met zijn vrienden te babbelen buiten de
schoolpoort totdat zijn vader dit zodanig moe werd dat hij riep: Hey Nul, hier
komen, nu! En zo wist iedereen het. De Nul was ondertussen ook al ferm
aangeschoten. Zijn coördinatievermogen, dat nooit veel had voorgesteld, was
door de overvloedige alcoholinname helemaal verdwenen. Regelmatig moest hij
door zijn medestudenten recht geholpen worden. Maar hij was nog bij volle
bewustzijn. Het verhaal van wijlen Franske indachtig, vergreep hij zich een vol
uur aan de cola en Royco Minute Soup. Ondertussen had hij tijd genoeg gehad om
eens goed rond te kijken. Hij had haar lang in de gaten gehouden met die
typische blik van een wapenfreak. Soms twijfelde hij, had ze hem gezien, of
toch niet. Hij dacht van wel, maar ja, hij dacht ook zo veel. Mettertijd had
hij terug de volledige beschikking over zijn evenwicht en coördinatie herwonnen
en hij zei bij zichzelf: lets go Flor! De Nul wandelde met grote stoere
stappen op zijn prooi af. Hij had pas nieuwe schoenen gekocht, zwarte gympies.
Door de luide muziek kon je het ergerlijke gefiep niet horen, maar goed ook.
Hij kwam steeds dichterbij. Ze had een donkerpaarse baljurk aangetrokken. Je
kon het niet met zekerheid zeggen of de jurk nu van haar grootmoeder of haar
overgrootmoeder geweest was. Wat maakt het uit, ze stond er beeldig mee.
Slechts twee meter was Flor nog van haar verwijderd. Ai, de openingszin, die
was hij vergeten! Hoe kon hij nu zoiets vergeten. Maar nu was het al te laat,
zij had hem zien aankomen. Zijn hersens hadden zelden zo snel gewerkt als toen.
Binnen de twee seconden had hij een besluit moeten nemen. Heeeey, hoe is t?
Kleine stukjes grijs grauwe hersenmassa spatten tegen het
oude behangpapier uiteen. Met een knetterend geluid ketsten deeltjes schedel
tegen de stenen grond. Het oude zwart bruine jachtgeweer viel door de klap in
de zetel. Het tafereel had iets van een onthoofding met een kettingzaag. Ze was
op slag dood.
Een
doodgewoon misdaadverhaal, in een doorsnee dorp, in het verleden, het heden en
de toekomst, verdeeld in talrijke afleveringen. U maakt kennis met een pak personages. Wie is wie? Wie heeft wat met wie te maken? Is het nu echt of niet? Volg het gewoon!
Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig. Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.
Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.
Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".
Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen. In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.