Familieverband bij dolfijnen zeer hecht
De dolfijnen leven en verplaatsen zich in groepen. De pelagische dolfijnen (die van volle zee) vormen grote scholen, terwijl de dolfijnen van de kustwateren bij voorkeur groepen van circa 15 dieren vormen, die dikwijls onderling verwant zijn. De opbouw van de groep varieert nauwelijks, hoeveel leden deze ook telt, en omvat twee duidelijke ondergroepen. Enerzijds zijn er de zogende vrouwtjes met de jongen tot 4 of 8 jaar oud, afhankelijk van de soort, anderzijds de bijna volgroeide exemplaren, die vaak worden vergezeld door volwassen mannetjes. Binnen hetzelfde territorium verplaatsen deze ondergroepen zich gecoördineerd, waarbij de vrouwtjes ter bescherming in het midden van de groep blijven.
Op volle zee kan men scholen ontmoeten van meer dan 1000 dieren. De onderzoeker Michael Scott nam in 1989 een school waar van maar liefst 8696 exemplaren. De belangrijkste reden voor dit groepsleven is vanzelfsprekend de jacht, maar ook de wederzijdse bescherming tegen vijanden is belangrijk. Zo vormen de 's nachts in groepen levende en jagende kleine dolfijnen, zoals de slanke dolfijn, overdag 'supergroepen' van enige duizenden dieren als bescherming tegen haaien en orka's.
Het is niet eenvoudig om de exacte grenzen van de territoria vast te stellen. De slanke dolfijn van de Grote Oceaan bestrijkt soms een gebied met een doorsnede van meer dan 400 km. Uit een onderzoek in 1980 van C. Jemmer bleek daarentegen dat een kustgroep van 6 Hawaiiaanse dwerggrienden binnen een territorium van 2 km2 en een waterdiepte van 5-8 m leefde. Deze kleine groep van uitsluitend volwassen dieren werd aangevoerd door een mannetje en een vrouwtje. Deze toonden zich soms agressief, waarbij ze met de kaken klapperden en met de staart sloegen om hun heerschappij te bevestigen. Bij sommige soorten, zoals de grienden, is het onderlinge verband van de groep zó sterk, dat wanneer de leider op het strand wordt geworpen, de andere hem volgen.
Dolfijnen zijn polygaam
Tijdens het voortplantingsseizoen wordt de hiërarchie nog versterkt. Soms verenigen de groepen zich, wat het onderlinge contact vergemakkelijkt. De mannetjes benaderen groepen vrouwtjes, waarbij de sterkste indruk proberen te maken op de jongere. Dolfijnen zijn polygaam, maar leven niet in harems. Tijdens de paartijd worden de vrouwtjes vaak door verschillende mannetjes bevrucht. Bij de grote soorten zijn de mannetjes seksueel volwassen wanneer ze ongeveer 10 jaar oud zijn, maar meestal paren ze pas na hun 15de. Het baltsgedrag kan enkele weken duren. In die periode voeren de mannetjes talloze acrobatische toeren uit. Ze worden benaderd door de ontvankelijke vrouwtjes en er vormen zich paartjes. Vol overgave schuren de dolfijnen zich tegen de borstvinnen van hun partner. De paring zelf duurt niet langer dan 15-20 seconden en vindt onder water plaats.
Een moeder en een 'tante'
De draagtijd duurt, afhankelijk van de soort, tussen 10 en 12 maanden. Bij de geboorte is het jong 70 - 110 cm lang. Een ander vrouwtje uit de groep helpt de moeder. Samen duwen ze het jong voorzichtig naar de oppervlakte, waar het voor het eerst adem kan halen. Ook waakt de 'tante' over het jong als de moeder op jacht gaat.
Het vrouwtje heeft twee tepels, die in twee buikplooien aan weerszijden van de geslachtsopening liggen. Dolfijnen bezitten een bijzondere melkklier. Een krachtige spier maakt het mogelijk de klier terug te trekken of de melk onder druk weg te spuiten. Aangezien de jonge dolfijn niet kan zuigen doordat hij geen lippen heeft, geeft hij, als hij honger krijgt, met zijn snuit korte stoten tegen de buik van zijn moeder. De tepel komt dan tevoorschijn en schiet een scheut melk in de open bek van de kleine.
De jongen passen zich snel aan de groep aan. In Shark Bay, aan de zuidwestkust van Australië, is onderzoek verricht bij een groep van 200 tuimelaars. Vierentwintig van deze dieren vormden een moeder-met-jong-combinatie.
Vanaf de leeftijd van 4 maanden verwijderden de jongen zich meer dan 20 m van de moeder en speelden met andere leden van de groep. Sommige exemplaren leven echter solitair. Dit zijn altijd volwassen dieren en men weet niet of ze uit een groep zijn verstoten of dat ze vrijwillig voor deze levenswijze hebben gekozen. L. Barry volgde in 1989 het doen en laten van een solitaire zwarte zwaardwalvis voor de kust van Vancouver. Het dier bracht 22% van zijn tijd door met jagen, 20% met spelen, 40% met verplaatsingen en 18% in de buurt van schepen. Veel solitaire dolfijnen komen dichtbij de kust om er met kinderen te spelen en zich te laten aanhalen. Dit gedrag heeft men nog niet kunnen verklaren.
Zijn dolfijnen werkelijk intelligent?
Wegens hun vermogen om dingen te leren en de informatie te interpreteren die ze via hun verschillende zintuigen ontvangen, worden dolfijnen tot de intelligentste dieren gerekend. In dolfinaria leert men dolfijnen sprongen uit te voeren, op bevel het wateroppervlak te geseselen en ander kunstjes om het publiek te vermaken.
Amerikaanse biologen, gespecialiseerd in het gedrag van dieren, hebben het QE, ofwel de hersenfactor, van dolfijnen gemeten. Deze maat voor de intelligentiecapaciteit wordt verkregen door de verhouding te bepalen tussen de herseninhoud en het lichaamsoppervlak van een mens of dier. De meeste landzoogdieren hebben een QE dat lager is dan 2; van de huismuis is het zelfs lager dan 1. Van de mens is het daarentegen 7,4 en van de chimpansee 2,5. Van de dolfijnen hebben rivierdolfijnen een QE van 1,5, maar de griend heeft een QE van 5,6. Hoe hoger het QE is, hoe sterker de geestelijke vermogens en het aanpassingsvermogen zijn ontwikkeld.
Het leven in groepsverband vereist ook communicatiemiddelen. Uit talrijke studies van de taal, waaronder die van L. Rose, blijkt dat dolfijnen drie verschillende tonen gebruiken om met elkaar te communiceren. Hun vocabulaire is dus heel ingewikkeld. De mannetjes fluiten of zingen om in het paarseizoen de vrouwtjes aan te trekken of om de groep te waarschuwen voor dreigend gevaar. Na de geboorte fluiten de moeders dagenlang om hun jongen aan hun stem te laten wennen.
Ook wordt gecommuniceerd door middel van de verschillende lichaamshoudingen. Zo wil een rechtopstaande dolfijn met de kop boven het water de andere duidelijk maken dat er een drijvend voorwerp in zicht is.
Het gehoor is bijzonder belangrijk, zoals blijkt uit de sterke ontwikkeling van het auditieve gedeelte van de hersenen. De dolfijn gebruikt dit voor zijn echopeilingssysteem, waarmee hij de plaats kan bepalen van ver verwijderde voorwerpen en waardoor hij zich in het donker kan verplaatsen zonder zich te verwonden.
De geluiden die dolfijnen uitzenden en ontvangen varieëren van 250 tot 220000 hertz. De lage frequenties, uitgezonden door de voorhoofdsknobbel, stellen hen in staat zeer ver verwijderde voorwerpen te lokaliseren. De hoge frequenties, uitgezonden door de snuitpunt, bepalen exact nabije voorwerpen. De teruggekaatste echo's worden ontvangen ter hoogte van de vetholte van de onderkaak en doorgestuurd naar de trommelholte. De hersenen analyseren ze en vormen een akoestisch beeld van het voorwerp. Aldus kunnen dolfijnen visscholen op enkele honderden meters afstand ontdekken. Wanneer dit systeem wordt verstoord of veranderd door parasieten of door elektromagnetische invloeden, bestaat het risico dat de dolfijnen op het strand aanspoelen.
Onder water zien dolfijnen even goed als daarboven, dankzij een bijzondere eigenschap van de ooglens. Deze vervormt zich namelijk als hij uit het water in de lucht komt en andersom. Door het ontbreken van een reukzenuw hebben dolfijnen daarentegen geen reukzin.
De huid is niet behaard, maar bevat talrijke zenuwuiteinden, waardoor deze zeer gevoelig is. Dolfijnen houden ervan zich tegen elkaar aan te schuren en te worden geliefkoosd.
Goed georganiseerde en bekwame jagers
Om zich te voeden gaan dolfijnen op jacht, waarbij iedere soort zijn eigen techniek heeft. De dolfijnen van de kustwateren, die in kleine groepen leven, jagen individueel. Ze vallen een geïsoleerde prooi aan en komen daarbij zeer dicht bij de kust. Soms komen ze in water dat niet dieper is dan 2 m. Hun voedingspatroon is veel afwisselender dan dat van de dolfijnen van open zee. Ze eten alles wat ze tegenkomen: paling en andere vissoorten die op de bodem leven, kreeftachtigen en garnalen. De harder vormt hun favoriete prooidier.
De jacht in volle zee
De grote dolfijnen, die in volle zee in groepen van enkele honderden exemplaren leven, voeden zich hoofdzakelijk 's morgens vroeg en aan het eind van de middag. Voor de jacht verdelen ze zich in meerdere groepen, die zich over een grote oppervlakte verspreiden, terwijl ze onderling geluidscontact houden. Dankzij hun echopeilingssysteem vinden ze snel de visscholen van kabeljauw, makreel, haring of spiering. Als er een is gelokaliseerd, gaan de dolfijnen erop af, waarna de 'drijvers' de school omsingelen. De prooivissen voelen zich nu gevangen binnen een levende muur en raken in paniek. Hierdoor hopen ze zich nog sterker op, waardoor ze het de jagers nog eenvoudiger maken.
De sterkste dolfijnen storten zich het eerst op de prooi, terwijl de 'bewakers' de school in bedwang houden. De jagers vangen de vissen stuk voor stuk en verhinderen ze om weg te glippen door ze met behulp van hun talrijke tanden vast te grijpen. Het komt voor dat verschillende soorten zich tot één groep verenigen. Zo kan men bijvoorbeeld slanke dolfijnen in gezelschap zien van langsnuitdolfijnen, waar zich dan ook nog tonijnen bij hebben gevoegd. In de tropische wateren van de Grote Oceaan verzamelen ze zich bij duizenden. De twee soorten dolfijnen verenigen zich om beter beschermd te zijn tegen mogelijke aanvallers, zoals haaien. Het schijnt dat de twee genoemde dolfijnsoorten elkaar niet beconcurreren wat voedsel betreft, omdat ze niet dezelfde eetgewoonten hebben. De slanke dolfijnen voeden zich, net als de tonijnen, overdag met vissen van open zee, terwijl de langsnuitdolfijnen 's nachts op lantaamvissen en inktvissen jagen. Biologen veronderstellen dat de tonijn, die eveneens verzot is op vis, de dolfijnen volgt om mee te profiteren van het echopeilingssysteem waarmee ze de prooi opsporen. Net als tonijnen weten ook fregatvogels - grote zeevogels - van de vaardigheden van dolfijnen handig gebruik te maken. Ze begeleiden hen op hun jacht en vangen de vissen die proberen te ontsnappen door uit het water omhoog te springen.
Alle dolfijnen zijn vleeseters: met hun tanden vangen ze vissen, inktvissen en kreeftachtigen, die ze zonder te kauwen doorslikken. Het is onmogelijk een schatting te maken van de hoeveelheid vis die een dolfijn dagelijks in de vrije natuur naar binnen werkt. Alleen op dode dolfijnen zijn onderzoekingen gedaan naar de maaginhoud. Schattingen zijn gemakkelijker te doen in gevangenschap. Een tuimelaar met een gewicht van ongeveer 230 kg eet tussen de 8 en 10 kg vis per dag. Een zwanger vrouwtje heeft 15 kg per dag nodig. Maar dolfijnen in de vrije natuur verteren ongetwijfeld veel grotere hoeveelheden, want hun prooideren hebben niet de voedingswaarde van de soorten die de dieren in gevangenschap krijgen voorgeschoteld.
Het voedsel bepaalt het aantal tanden
Alle dolfijnen zijn in het bezit van tanden, maar de samenstelling van het gebit is niet bij alle soorten min of meer gelijk, zoals dat bij de meeste andere zoogdiergroepen wel het geval is. Ook beschikken ze niet over een reeks melktanden als ze jong zijn en een blijvend gebit bij volwassenheid. Hun tanden zijn alle gelijk van bouw, waar ze ook in de kaak staan (dolfijnen worden dan ook 'homo-dont' genoemd, in tegenstelling tot de andere zoogdieren, waaronder de mens, die men 'heterodont' noemt).
De vorm en plaatsing van de tanden variëren bij de verschillende soorten, afhankelijk van hun voedsel. Het is dus mogelijk het voedselpatroon vast te stellen door de vorm van de kaak en de tanden te bestuderen. De dolfijnen die zich uitsluitend met vis voeden, zoals de Chinese witte dolfijn of de gevlekte dolfijnen van het geslacht Stenella, bezitten talrijke tanden (tussen de 80 en 150), waarvan de punt naar achteren is gebogen. Hiermee kunnen ze gladde prooidieren, zoals haringen, grijpen en vasthouden. Inktvisetende dolfijnen, zoals grienden, hebben een afgeronde kaak met weinig tanden. Deze dienen er alleen voor om de prooi in de mondholte te houden, maar behoeven die niet te vermorzelen.
24-10-2009, 19:06
Geschreven door saartje
|