Schriftelijke taalproblemen bij leerlingen van Natuurwetenschappen
22-05-2017
Taalproblemen bij leerlingen (3)
Het meest voorkomend probleem
bij de leerlingen zijn de vaktaalwoorden. In alle vakken komt dit probleem vaak
voor. Voor het vak Natuurwetenschappen bijvoorbeeld kan de leerkracht aan een
leerling vragen wat fotosynthese betekent. Als de leerling het niet beseft dat
fotosynthese een proces is, zal de informatie die hij/zij krijgt niet op de
goede plek terechtkomen. Als leerkracht is het dan aan jou om zulke woorden te verduidelijken. Hierbij
kan de leerkracht fotosynthese bijvoorbeeld vergelijken met het koken van aardappelen,
om zo het woord proces aan te leren aan de leerlingen.
Daarbij worden er soms korte
zinnen in schoolboeken gebruikt om de tekst grammaticaal minder complex te
maken, maar dat maakt integendeel de tekst eerder onleesbaar dan makkelijker. Het
vereenvoudigen van teksten is dan ook geen alternatief, want daarmee ontneem je
de kans van de leerlingen om zich de (vak)taal eigen te maken. In mijn vorige blog had ik als tip gegeven dat in zulke gevallen andere
schoolboeken (handboeken en werkboeken) aangeraden wordt die meer bestemd zijn voor
taalzwakke leerlingen.
Bovendien moet een leerkracht ook taalgericht vakonderwijs kunnen geven.
Bij taalgericht vakonderwijs wordt naast vakdoelen de taalvaardigheid expliciet
benoemd. Uitgangspunt van taalgericht vakonderwijs is dat taal, leren en denken
onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Die vak en taaldoelen
worden gelijktijdig ontwikkeld via contextrijk onderwijs: vol interactie en met
taalsteun.[1]
Zo kan een leerkracht Natuurwetenschappen de leerlingen tijdens een experiment enkele
woorden aanleren en deze dan ook laten gebruiken in een verslag dat ze aan het
einde van de les moeten schrijven. Het is best wel aangeraden om de aangeleerde
nieuwe woorden op het bord te noteren, zodat de leerlingen ook weten hoe de
woorden geschreven worden. Zo kan je de leerlingen op een interactieve manier
nieuwe woorden aanleren.
Interactie is bij het leerproces
een heel belangrijke term. Er wordt steeds meer contextrijk onderwijs gegeven,
maar interactief onderwijs niet altijd. Als leerkracht moet je de leerlingen de
gelegenheid geven om bijvoorbeeld over een stof in discussie te gaan. Het enige moment waarop je echt
communicatie hebt is als twee mensen de taal even goed of even slecht spreken.
(Margaret Mead)
Ook een thema visueel maken is heel belangrijk voor de leerlingen. Zo
kan het maken van schemas de leerlingen enorm helpen.
Verder kunnen verbetersleutels bij een taak of eventueel bij een toets
de taalzwakke leerlingen helpen. Als je na een toets of een opdracht aan de
leerlingen een verbetersleutel geeft en hun eventueel verplicht om de
toets/taak te verbeteren, kan dit hun schrijftaal bevorderen. Wat wel als leerkracht
belangrijk is, is dat je het taalniveau van je leerlingen moet weten en zo te
werk moet gaan.