Pokémonfans die achter het stuur zo opgingen in het smartphonespel Pokémon Go hebben in de Verenigde Staten naar schatting meer dan 140.000 verkeersongelukken veroorzaakt. Dat concluderen twee professoren van de Purdue University na een onderzoek in een testgebied.
In Pokémon Go moet je je met je smartphone naar zogenaamde Pokéstops begeven om daar virtuele beestjes te vangen. Sommige functies vereisen ook dat je afstanden te voet aflegt, waardoor nogal wat mensen liever tergend traag met de wagen rijden in plaats van te wandelen. Ontwikkelaar Niantic bouwde weliswaar systemen in die dat moesten verhinderen.De grote hype is al even gaan liggen, maar in de zomer van 2016 was Pokémon Go overal. De populariteit had positieve effecten, want veel Pokémonjagers maakten lange wandelingen, nieuwe vriendschappen ontstonden en op heel wat plaatsen nam de sociale controle toe omdat meer mensen zich op straat begaven. Aan de andere kant werden ook spelers op afgelegen plaatsen overvallen en rolden ook berichten binnen van onvoorzichtige spelers die ongelukken veroorzaakten.
Professoren Informatica van de vijf Vlaamse universiteiten pleiten ervoor om leerlingen op school te leren programmeren. Anders dreigt Vlaanderen achterop te raken. Dat schrijven Het Belang van Limburg en Gazet van Antwerpen vandaag.
Groot-Brittannië is het eerste land ter wereld waar kinderen van hun vijf jaar tot het einde van het middelbaar zullen moeten leren programmeren. Die verplichting gaat volgend schooljaar in.
Het Forum voor Informaticawetenschappen ijvert voor hetzelfde idee. De organisatie, ook gekend als i22n, werd enkele maanden geleden opgericht door informaticaprofessoren van de vijf Vlaamse universiteiten.
Op dit moment is informatica in ons basis- en middelbaar onderwijs meestal beperkt tot het leren gebruiken van software zoals Word, Powerpoint of Excel. De evolutie in de informatica gaat zo snel dat je kinderen beter kunt leren hoe ze zelf software kunnen maken, zegt professor Frank Neven van de UHasselt.
Informatica geen vak meer in tso en bso in katholiek onderwijs
Het katholiek onderwijs schrapt vanaf volgend schooljaar het vak Informatica in het tso en bso. Het vak moet meer aan bod komen in de andere lessen. Daarover schrijft Het Laatste Nieuws.
Concreet betekent het dat tso- en bso-leerlingen vanaf volgend schooljaar tevreden moeten zijn met één uurtje ICT in het eerste middelbaar. Voor aso-leerlingen wordt een uitzondering gemaakt. Zij krijgen nog Informatica omdat het vak er, in tegenstelling tot in het tso en bso, tot de eindtermen behoort.
Geïntegreerd
Informatica verdwijnt niet uit het lessenpakket, reageert Chris Smits, hoofd van de koepel van het katholieke secundair onderwijs. We bieden het alleen niet meer aan als apart vak in het tso en bso. Het zal geïntegreerd worden in de andere lessen.
In het Radio 1-programma De ochtend benadrukt Smits dat elke school één tot twee lesuren vrij kan invullen. Voorheen beveelde de koepel aan de uren op te vullen met informaticalessen. Die aanbeveling is geschrapt, maar elke school kan er nog steeds voor kiezen informatica aan te bieden, aldus Smits.
Gemeenschapsonderwijs
In het gemeenschapsonderwijs wordt Informatica nog wel in de leerplannen van volgend schooljaar opgenomen. Al willen ook zij geleidelijk aan evolueren naar die meer geïntegreerde aanpak.
Enkele leerkrachten richtten uit protest een Facebook-groep op, R.I.P. ICT in het bso en tso genaamd.