Mensen hebben heel lang gelukkig geleefd zonder ook maar
enige beschikking tot suiker te hebben. Suiker kwam namelijk maar op rond de
zesde eeuw na Christus. Wat aten die mensen dan wel als ze eens zin hadden in
iets zoets? Bessen, fruit, noten, zoete granen en groenten en soms eens wat
honing uit een bijenkorf. Dat was meer dan genoeg om samen met het vlees dat ze
aten te zorgen voor gebalanceerde voeding en dus een gezond en goed
functionerend lichaam.
Alexander de Grote was vermoedelijk een van de eerste europanen die kennis maakte met het zoete sap van rietstengels die ze al enige tijd kenden in Oost India en China. Daar was immers al geweten dat deze zeer zeldzame rietstengels een zoete smaak afgaven als je erop kauwde. Ze pletten het zelfs al om er sap van te maken dat je zo, of gestold kon mengen met andere voedingsstoffen. Het was met dit laatste, qua uiterlijk op zout lijkende goedje dat Alexander en zijn legers te maken kregen. Zij beschreven het onder meer als zout dat naar honing smaakte, of honing die uit rietstengels kwam.
In het begin was dit suikerriet zo zeldzaam dat het
werkelijk een luxeproduct was. In het Perzische rijk echter begonnen ze ook
suikerriet te verbouwen en omstreeks 600 n. C. ontstond daar voor het eerst een
raffinageproces. Het was nog heel basis, maar er konden brokjes suiker gemaakt
worden die al iets beter bewaarden dan voorheen. Het bleef nog steeds een
luxeproduct dat bijna zijn gewicht in goud waard was. Maar later kregen ook de
Arabieren suikerriet in handen en daar zien we voor het eerst iets heel
merkwaardig gebeuren.
De Arabieren bouwden de suikerproductie namelijk zo ver uit
dat het niet langer een luxeproduct was. Nu konden dus niet alleen de rijke
officieren, maar ook het leger zelf ruimschoots meegenieten van het goedje. Met
alle gevolgen van dien. De Arabieren hadden namelijk een zeer groot rijk
uitgebouwd dat zich uitstrekte van de Indus tot de Atlantische oceaan. Maar
toen hun legers suiker kregen werden ze slap en verloren hun vechtlust en moed.
Uiteindelijk moesten ze een groot deel van hun rijk opgeven aan de vijanden en
zich terugtrekken. De suiker zorgde niet alleen dat de soldaten hierdoor hun
opdracht vergaten, maar ze lieten zich er zelfs door omkopen!
In de tijd van Napoleon werd er gezocht naar een nieuwe
suikerbron. Deze werd gevonden door een Duitse geleerde die de Babylonische
suikerbieten ontdekte. Zijn leerling slaagde erin om ook van deze de suiker te
isoleren uit de plant. Toen Napoleon Duitsland binnenviel en hier hoor van
kreeg, stelde hij meteen Franse geleerden aan het werk om een rendabele manier
te vinden om uit deze bieten suiker te halen. In 1812 slaagde Benjamin Delesset er in om een vrij goedkope manier te vinden om suikerbiet te raffineren. Vanaf dat
moment werden er massaal suikerbieten verbouwd en raffinaderijen opgezet om zo
een nieuwe gigantische suikerindustrie te ontwikkelen. Dit zorgde er echter
voor dat suiker niet langer een luxeproduct was omdat bietsuiker veel goedkoper
produceerbaar was. Met als gevold dat de legers van Napoleon ruime rantsoenen
kregen van de suiker en zo speelde zich hetzelfde verhaal af als bij de
Arabieren. In hun tocht op Moskou werden de suikerzoete Fransen in de pan
gehakt door een achterlijk volk, maar wel een volk dat nog geen suiker kende.
|