Een ster is net als de Zon een gigantische bol gas waarin in het binnenste kernreacties plaatvinden waardoor licht wordt uitgezonden. De temperaturen die hiervoor nodig zijn liggen in de orde van enkele tientallen tot enkele honderden miljoenen graden. Men schat de temperatuur in de Zon op zo'n 16 miljoen graden.
De Zon is eigenlijk een doodnormale ster, die relatief dichtbij staat. Alle sterren staan (bijna) ongelooflijk ver weg. Het feit dat andere sterren veel zwakker lijken dan de Zon, komt voornamelijk door de grote afstand. Om de afstanden tot sterren uit te drukken wordt de afstandsmaat lichtjaar gebruikt.
De dichtsbijzijnde ster (na de Zon) staat op 4,3 lichtjaar. Deze ster (Proxima Centauri) is alleen op het zuidelijk halfrond te zien. Bijna alle sterren die met het blote oog te zien zijn, staan veel verder weg. Vaak op enkele tientallen tot enkele honderden lichtjaren afstand. De ster Betelgeuze ('de linker schouder van Orion') staat bijvoorbeeld op 300 lichtjaar en de ster Rigel ('de rechter knie van Orion') staat zelfs op circa 1500 lichtjaar. De Zon is eigenlijk maar een tamelijk klein sterretje. Zou ze verder dan 60 lichtjaar staan, dan zouden we haar niet eens met het blote oog kunnen zien!
De kleur van een ster zegt iets over de temperatuur aan het oppervlak. Een rode ster is relatief koel, ongeveer 3000 graden aan het oppervlak, de Zon (geel) is bijna 6000 graden en een blauwe ster is zeer heet, meer dan 20.000 graden aan het oppervlak. Helaas zijn onze ogen in het donker nauwelijks kleurgevoelig, waardoor de veelheid aan kleuren aan de hemel niet goed te zien is. Op een foto zijn de kleuren echter goed vast te leggen.