Conditie training bij een voetbalspeler (MINIEMEN).
Algemene informatie:
Men heeft 3 soorten energie systemen nl.:
- ATP-PC-systeem: korte spurts 3a5 sec. , en bewegingen zoals stoppen draaien springen koppen tackelen.
- Anaërobe glycolyse: iets langere spurts 5 a 10 sec.
- Aëroob systeem: joggend, lopend.
Wetende dat een wedstrijd 60 min duurt, krijgen we de volgende gegevens.
Een speler legt over het algemeen een afstand af van ongeveer tussen de 5 en 7,8km waarvan:
- 25% stappend 1,9km. Aëroob.
- 37% joggend 2,8km. Aëroob.
- 20% lopend 1,5km. Aëroob.
- 11% spurtend 800m. Anaëroob.
- 7% achteruit 500m. Aëroob.
Het patroon van een voetbalwedstrijd wordt ook uitgedrukt in functie van de tijd. Een wedstrijd bestaat dan uit korte spurts van 3-5 seconden, afgewisseld met periodes van lopen of joggen van 30-90 seconden.
89% van de inspanningen zijn zuiver aërobe inspanningen.
11% eerder anaëroob.
Aangezien de sprints gemiddeld 3-5 seconden duren, zou men kunnen besluiten dat de anaërobe inspanningen voornamelijk alactisch zijn en vooral afhankelijk van het ATP-PC-systeem.
De variabele inspanningsintensiteit zal er voor zorgen dat ook de anaërobe glycolyse een rol speelt.
Deze zou binnen de 3 seconden in werking treden.
Bewegingen zoals stoppen, draaien, springen, koppen, tackelen, enz. doen de energiebehoefte stijgen. Elke wedstrijd vraagt gemiddeld 800 tot 1200 verschillende activiteiten per speler.
Een speler voert tussen 20 en 60 spurts uit per wedstrijd. De tijd tussen 2 opeenvolgende spurts is afhankelijk van het wedstrijdverloop.
Hoe hoger het tempo van de wedstrijd is, hoe belangrijker het aandeel van de anaërobe glycolyse wordt. Het ATP-PC-systeem levert energie voor maximale inspanningen met voldoende lange recuperatietijd. Voor korter opeenvolgende submaximale inspanningen is energie van de anaërobe glycolyse nodig.
Besluit
Voetbal is een complex spel dat een aantal specifieke fysiologische eisen stelt aan de spelers.
Een goed aëroob vermogen: spelers leggen gemiddeld 6 km per wedstrijd af. Gemiddeld wordt aan 70 tot 75% van de maximale zuurstofopname gewerkt. De gemiddelde melkzuurconcentraties van ± 4 mmol /l en verhoogde ammoniakconcentraties tijdens de wedstrijd wijzen ook op intensieve aërobe inspanningen afgewisseld met maximale anaërobe inspanningen. Een goed uithoudingsvermogen is ook zeer belangrijk om van de geleverde anaërobe inspanningen vlot te kunnen recupereren. Een goed anaëroob alactisch vermogen: 12% van de inspanningen tijdens een wedstrijd zijn spurts die gemiddeld 4 seconden duren. De (reactie)snelheid beslist meestal over balbezit of niet. De snelkracht dient optimaal te zijn: om te spurten, tackelen, dribbelen, schieten, enz. is de snelkracht van primordiaal belang.
Deze gegevens vormen een basis om fysieke trainingsprogrammas op te stellen aan de hand van protocols waarbij deze voor voetbal belangrijke parameters gemeten worden.
|