Een man, zijn paard en zijn hond wandelden op een weg. Toen ze voorbij een grote boom kwamen, sloeg de bliksem erop in en alledrie werden ze dood gebliksemd. Maar de man realiseerde zich niet dat hij deze wereld al verlaten had en hij vervolgde zijn weg met zijn twee dieren (soms gaan de doden een tijdje verder vooraleer ze zich bewust zijn van hun nieuwe conditie). De weg was heel lang en liep naar omhoog. De zon was heel heet en ze zweetten en hadden dorst.
In een bocht van de weg zagen ze een prachtige marmeren poort die toegang gaf tot een plein met prachtige tegels en gouden versieringen. De wandelaar ging naar de wachter die aan de poort zat en begon met hem het volgende gesprek:
Goedendag.
Goedendag, antwoordde de wachter.
Hoe heet deze mooie plek?
Dit is de hemel.
Wat goed dat we in de hemel zijn aangekomen, want we hebben dorst!
U kan binnenkomen en zoveel water drinken al u wil. En de wachter toonde de bron.
Maar mijn paard en mijn hond hebben ook dorst,
Spijtig, zei de wachter, maar voor dieren is er geen toegang.
De wandelaar stond ontgoocheld op, want hij had grote dorst. Maar hij dacht er niet aan alleen te drinken. Hij bedankte de wachter en vervolgde zijn weg. Na de helling nog een eind verder te zijn opgewandeld - de drie waren intussen uitgeput kwamen de man, het paard en de hond bij een andere plek. De ingang ervan was een oude poort, die uitgaf op een aarden weg met bomen langs. In de schaduw van één van de bomen zat een man verdoken onder de hoed op zijn hoofd. Hij leek te slapen.
Goedendag, zei de wandelaar.
De man antwoordde met een hoofdknik.
Wij hebben enorme dorst, mijn paard, mijn hond en ik.
Er is een bron tussen die rotsen daar, zei de man, terwijl hij de plaats aanwees.
Jullie mogen ál het water opdrinken, als jullie willen.
De man, het paard en de hond lesten hun dorst.
De wandelaar ging terug om de wachter te bedanken.
Jullie mogen altijd terug komen, wanneer jullie maar willen, antwoordde die.
Tussen haakjes, hoe heet deze plek?, vroeg de wandelaar.
HEMEL.
De hemel? Maar de wachter aan de marmeren poort heeft gezegd dat dáár de hemel was?!
Daar was niet de hemel, daar was de hel, zei de man.
De wandelaar stond perplex.
Je zou moeten verbieden dat ze uw naam gebruiken! Deze valse informatie kan grote verwarring veroorzaken!, waarschuwde de wandelaar.
Dat zeker niet, antwoordde de man rustig. Weet je, ze doen ons ginds een groot plezier, want al wie bereid is zijn beste vrienden achter te laten, blijft daar. Paulo Coelho