Dit bericht geeft algemene informatie over de Drosera, informatie over de verzorging en vermeerdering van deze plant.
De meer dan 130 soorten van het geslacht Drosera komen over bijna de gehele wereld voor. De kleinste vertegenwoordigers vormen een bladrozetje van nog geen centimeter doorsnede, de grootste worden met hun opgerichte bladeren tot een meter hoog. Er komen ook knolvormende soorten voor die daarmee droge en warme periodes kunnen overleven.Deze planten lokken door kleur, geur en de glanzende slijmdruppeltjes.
Als het insect eenmaal in aanraking komt met de kleverige druppels is het gevangen. Door de bewegingen die de prooi maakt om te kunnen ontsnappen raakt hij steeds meer verstrikt in het slijm.Als hij vastzit, bewegen zich in de volgende uren steeds meer tentakeltjes naar de prooi toe. Bij een aantal soorten kromt zelfs het hele blad zich om hem heen.
Voor de meeste zonnedauwsoorten is pure turf of een turf-zand mengsel geschikt. De planten kunnen het gehele jaar vochtig gehouden worden. Aan de luchtvochtigheid stellen ze geen hoge eisen. Vele soorten laten zich in de vensterbank kweken.De knolvormende soorten uit Australie worden in een turf-zand mengsel gekweekt. Ze laten, evenals de Afrikaanse soorten met droge rusttijd, het begin van deze periode zien, door afstervende bladeren na de bloei en moeten dan droog gehouden worden.Alle gangbare subtropische soorten verdragen normale zomertemperaturen en worden bij 8-15 graden C. overwinterd.
De mooiste kleuren krijgt u echter, door de planten s zomers buiten te zetten en langzaam aan de zon te laten wennen.
In de gematigde zone van het noordelijk halfrond komt een groep zonnedauwsoorten voor die in de herfst afsterft tot een groene winterknop, in welke vorm ze in staat zijn de winter te doorstaan.
Alle Europese en de meeste Noordamerikaanse soorten behoren tot deze groep.
Vroeg in de herfst begint de plant kleine, anders gevormde bladeren te produceren die vaak lijken op embryonale zomerbladeren die in hun groei zijn blijven steken.
Het zijn er vele, dicht opeen gepakt en over elkaar heen gevouwen, zodat een afgerond geheel wordt gevormd.
De zomerbladeren sterven geleidelijk af, maar deze rustknop blijft bestaan, aan de ondergrond verankerd door de nu dode wortels.
Het volgend voorjaar worden nieuwe wortels gevormd, de rustknop gaat open en vanuit het nmidden verschijnt de nieuwe zomergroei.
DROSERAADELAE
Deze plant staat bij mij in een glazen vaas gevuld met tuinturf en zand, voor het raam op het oosten.
De grond goed nat houden, en de plant af en toe sproeien.
Deze soort komt voor in de heuvels in het tropische klimaat van Noord-Queensland in Australie, waar hij groeit op moerassige plaatsen onder bomen.
De bladeren zijn smal lancetvormig en naar men zegt in het wild tot 20 cm lang of meer. Bijgekweekte planten bereiken ze nog niet de helft hiervan.
Ze zijn opstijgend en staan dicht opeen aan de top van een geleidelijk groeiende stengel, die overdekt raakt met de overblijfselen van afgestorven blad.
Ze zijn lichtgroen, vliesdun met een uitspringend middenrib, worden naar de basis toe smaller en hebben een korte bladsteel., die bedekt is met kort, wollig haar.
De tentakels zijn tamelijk kort en staan ver uit elkaar.
De bloemen behoren tot de opvallendste en saaiste van het geslacht.
De groene kelkbladeren en de bruinige kroonbladeren zijn beide zon 3 mm lang en spits.
In kamers waar een minimumtemperatuur van 18 graden C. kan worden gehandhaafd, doet Drosera Adelae het vaak met veel succes. Dit is een bruikbare plant, want hij zal, aangezien hij niet van te veel zonlicht houdt, vaak in vensters zonder zon succesvol zijn, vooropgesteld dat het licht goed is.
VERMEERDERING. Zaad; het zaad moet dun worden uitgezaaid bovenop het grondmengsel dat wordt aanbevolen voor volwassen planten.
Kieming kan van vijf tot vele weken duren.
Verspeen ze in zaaitestjes of in hun definitieve pot als ze groot genoeg zijn om beet te pakken.
Bladstek; Met bladeren van het type Drosera Adelae, is het aan te raden ze zo dicht mogelijk bij de basis van het hele blad af te snijden.
Bij twijfel moet de bladschijf met een klein stuk van de bladsteel eraan voldoende zijn.
Een klein scherp mesje, of nog beter een scheermesje zal handig zijn om zeker te zijn van een vlakke snede.
Leg de bladeren met de tentakels naar boven, plat op het veenmosoppervlak. Bedek ze met levend veenmos.
Na ongeveer vier weken zullen zich aan de basis van de bladeren knoppen gaan vormen.
Wortelstek; De wortels van Drosera Adelae kunen gebruikt worden om nieuwe planten te kweken.
De dikste wortels geven het beste resultaat.
Vijftig procent of minder van de wortels kan de plant missen. Snij de wortels in stukken van ongeveer 5 cm. En leg ze op een bed vanmos b.v. sphagnum, en bedek ook de wortels met mos of sphagnum.
Het beste is om een plastic zak om de pot te doen, vooreen betere luchtvochtigheid.
Zet ze op een lichte plaats, niet in de volle zon.
Dit bericht geeft algemene informatie over Dionaea, en informatie over de verzorging en vermeerdering.
Oorspronkelijk komt deze plant uit North Carolina in de Verenigde Staten.
De planten worden in het wild met uitsterven bedreigd door ontwatering en bemesting. In Nederland worden alleen gekweekte exemplaren aangeboden, die door onkunde vaak niet lang blijven leven.
De Venusvliegenval komt voor op moerassige savannes tussen grassen en kruiden. De rozet bestaat uit vijf tot tien bladstelen.
Aan het uiteinde van elk blad zit een tot berenklem gevormde bladschijf, die onder de juiste omstandigheden fel rood kleurt.
Op het middengedeelte daarvan bevinden zich drie tastharen. Als een tasthaar of twee verschillende binnen enkele seconden tweemaal wordt aangeraakt, gaan de bladeren razendsnel dicht. Door het tegenstribbelen van de prooi wordt de plant gestimuleerd, vouwen de bladeren zich strak om de prooi en wordt deze platgedrukt.
De plant maakt verteringssappen vrij en de prooi wordt verteerd. Daarna openen de bladeren zich en de val staat weer op scherp.
De val kan in zijn leven tot zon 4 keer een prooi verteren en kan maximaal 8 tot 9 keer per dag dichtslaan.
Als de vallen te vaak kunstmatig dichtslaan kost dat de plant heel veel energie en sterft het blad vaak af. In cultuur kan de plant af en toe met een vlieg gevoed worden.
Een gekochte plant kan het best na aankoop verpot worden in een grotere pot. De beste grond is pure onbemeste grove turf. De plant sterft af als de grond te voedselrijk is. s Zomers kan de plant prima in een wijde pot, in de volle zon in een laagje water worden gezet. Ook kan de plant bij een vijverrand geplaatst worden in een laag turf of gewoon op de vensterbank op het zuiden in een schotel met een centimeter water.
De plant sterft s winters bovengronds af maar hij is winterhard. Het is belangrijk de grond dan niet te nat te houden.
Houdt de plant zijn winterrust binnen, dan is een koele plaats nodig en moet de grond vochtig worden gehouden.
Een alternatief is de wortelstokken uit de grond te halen en met wat veenmos of vochtig papier in een plastic zakje, in de koelkast te bewaren. In het voorjaar vertonen de planten weer enige groei en kunnen ze weer opgepot worden.
Jonge bloeistengels kunnen het beste meteen als ze verschijnen worden weggehaald, tenzij u zaad wilt hebben, aangezien de bloei beslist een verzwakkende uitwerking op de plant heeft.
VERMEERDERING. Zaad moet dun over het grondmengsel worden uitgestrooid in een pot van 10 of 13 cm en net worden bedekt met een strooisel van fijne, droge turfmolm, verkregen door het te zeven door een fijnmazige huishoudzeef.
Sproei vervolgens zachtjes tot de oppervlakte nat is en zet de pot in een schotel met water.
Het duurt gewoonlijk vijf tot zeven jaar voor de planten onder normale omstandigheden de grootte bereiken waarbij ze bloeien.
Bladstekken kunnen het beste in het late voorjaar of de vroege zomer worden genomen. Het blad moet jong en gezond zijn maar wel volgroeid.
De hele plant moet worden opgetild, zodat het hele blad, samen met zijn basis kan worden weggehaald.
Ze hebben gewoonlijk zon tien weken nodig om knoppen te vormen, maar het kan veel langer duren.
Als ze daar groot genoeg voor zijn, verspeen ze dan in het aanbevolen grondmengsel. Als u voor bodemwarmte kunt zorgen, helpt dit het proces te versnellen en kan er wellicht meer succes worden geboekt.
De bladeren beginnen vaak aan de einden af te sterven, maar dat is onbelangrijk, tenzij er grijze schimmel (Botrytis cinerea) op komt, in welk geval dat deel van het blad moet worden verwijderd.
Ook vlezige ondereinden van het blad kunnen volgens dezelfde methode voor bladstekken worden gebruikt.
( Bron- Vleesetende planten door A.Slack Carnivorous plants of the world door J. en P. Pietropaolo Carniflora door Gert Hoogenstrijd)
Nepenthes DE TROPISCHE BEKERPLANT Dit bericht geeft algemene informatie over de nepenthes. Er zijn meer dan vijfentachtig soorten tropische bekerplanten.
Alle Nepenthessoorten zijn vaste planten.
Nepenthes planten zijn typische klimplanten die groeien in mistige, met mos bedekte wouden op tropische bergen of in lager gelegen bossen.
Afhankelijk van de soort worden de vangbekers wel 40 tot 50 centimeter groot.
Per soort en zelfs binnen de soort verschillen vorm en afmeting sterk. De typische vorm is min of meer cilindervormig, de onderste helft heeft vaak een buikje, met een afgeronde bodem. Bij jonge bekers is de deksel op de val nog gesloten en zijn de verteringssappen steriel.
Na het openen blijft de deksel onbewegelijk. Het is dus geen deur die open en dicht kan gaan. De deksel dient als paraplu om vollopen en overstromen van de beker tegen te gaan en als landingsplaats vol met nectar voor de prooidieren.
In het onderste gedeelte van de beker zit een verteringszone, die dicht met klieren is bezet. Die klieren scheiden verteringssappen af en nemen de opgeloste voedingsstoffen van de prooi op.
Sommige hebben wel op drie verschillende niveaus verschillende vormen.
Zet deze plant in een ruime ronde vaas, gevuld met turf en rivierzand.
Zet hem vlak voor het raam, maar niet in de felle zon.
Goed nat houden met regenwater.
In cultuur ontwikkelen de bekers zich het best in het voorjaar en zomer onder een hoge luchtvochtigheid. Het ontbreken van bekers aan de bladeren is een aanwijzing dat de plant te donker staat of dat de luchtvochtigheid te laag is.
Een manier om dit op te lossen is de plant dagelijks te sproeien met een plantenspuit en de planten in een wijde schotel met een laagje water te zetten.
De mogelijkheid voor het houden in de huiskamer worden steeds beter.
Alle soorten kunnen zonder enig probleem ingekort of gesnoeid worden.
De meeste soorten verlangen het hele jaar door een temperatuur van 20 30 graden C.De planten kunnen het best onder lichteomstandigheden worden gekweekt, zonder veel direct zonlicht.
VERMEERDERING. Stekken blijven over na het inkorten van oudere planten. De stekken moeten in een zeer luchtig, voedingsarm mengsel gestoken worden en kunnen behandeld worden met een bewortelingspoeder.
Een plastic zak over de stekken verhindert het uitdrogen.
Je kan de stek ook ongeveer een half jaar in een glas met water zetten, tot er een wortel aan komt, dan zet je hem in een pot, gevuld met turf. Na weer ongeveer een half jaar komt er een blad aan.
( Bron- Vleesetende planten door A.Slack Carnivorous plants of the world door J. en P. Pietropaolo Carniflora door Gert Hoogenstrijd)