de leeuw
De leeuw, de koning der dieren, is het roofdier dat
op de mens altijd de meeste indruk heeft gemaakt. Wat is er zo
majesteitelijk aan de leeuw? We moeten waarschijnlijk in de eerste
plaats denken aan de prachtige manen die de mannetjesleeuw om zijn kop
en schouders heeft. Daardoor, en door zijn grote bruine ogen met hun
rustige blik, krijgt hij een zeer waardig uiterlijk. Indrukwekkend is
ook zijn gebrul, dat rolt als de donder, en dat 's nachts kilometers ver
te horen is. Onze verre voorouders moeten vreselijk bang zijn geweest
voor dat door merg en been dringende gebrul, als ze onderweg waren met
alleen speren en pijl en boog om zich te verdedigen.

De leeuw onderscheidt zich van alle andere katachtige dieren doordat hij
niet in zijn eentje leeft, maar in troepen. Zo'n troep bestaat
gewoonlijk uit twee of drie mannetjes en vijf tot tien wijfjes en hun
jongen. Maar een troep kan een enkele keer ook wel uit veertig dieren
bestaan. De belangrijkste dieren in zo'n troep zijn de volwassen
leeuwinnen. Zij zijn naaste familie van elkaar, want ze leven vanaf hun
geboorte samen in dezelfde troep en blijven die gewoonlijk ook tot hun
dood trouw. Samen houden deze grootmoeders, tantes, zusters, dochters en
nichten een eigen jachtgebied bezet. Zo'n gebied kan generaties lang
onveranderd blijven. Afhankelijk van het aantal prooidieren dat ergens
zit, kan het gebied zo tot 400 vierkante kilometer groot zijn. Als een
vreemde leeuwin het waagt het gebied binnen te dringen, kan ze rekenen
op een flinke schrobbering. Ze wordt weggejaagd, of soms zelfs gedood.

De mannetjesleeuwen zijn meestal geen naaste familie van de leeuwinnen.
Ze zijn eigenlijk meer te gast in het gebied. En zo gedragen ze zich
ook: ze nemen niet deel aan de jacht op voedsel en bekommeren zich ook
niet om de jongen. De mannetjes zijn echte luilakken, die zich door de
dames laten onderhouden. Maar dat luie leventje duurt meestal niet zo
lang. Ze moeten namelijk voortdurend de aanvallen van rondzwervende
andere mannetjesleeuwen afslaan, die ook graag zo'n harem zouden
willen hebben. Eens komt de tijd meestal al na twee of drie jaar - dat
de heer des huizes uit de troep wordt verdreven door een bende jonge,
sterke leeuwen. Daarmee begint voor hem het harde leven weer. De
jongeren die zijn plaats hebben ingenomen wacht na een paar jaar
hetzelfde lot. Zo komen er om de paar jaar andere mannetjes bij de
troep. Deze regeling is voor de leeuwen erg nuttig, want op die manier
kunnen alleen de sterkste en gezondste leeuwenmannetjes zich
voortplanten, zodat de leeuwen als geheel ook gezonder blijven. Bij
gevechten tussen mannetjes kun je overigens zien dat hun manen niet
alleen maar voor de sier dienen: ze vormen ook een goede bescherming
tegen de klauwen van de tegenstander. Toch vallen er bij de gevechten
vaak doden; de overwinnaar eet zijn gedode tegenstander soms zelfs op.

Leeuwen kunnen zich het hele jaar door voortplanten. De moeder draagt
haar jong zo'n 3en een halve maand mee in haar buik. Kort voordat het
jong geboren moet worden, verlaat ze de troep en gaat naar een goed
beschutte plek om daar haar twee of drie jongen te krijgen. De
babyleeuwtjes zijn eerst gevlekt en doen nogal onbeholpen aan. Als ze
zes tot acht weken oud zijn en ze al een beetje kunnen lopen, brengt hun
moeder ze naar de troep. Daar worden ze voortaan ook door de andere
leeuwinnen verzorgd. Iedere leeuwin zorgt natuurlijk vooral voor haar
eigen jongen, maar vreemde jongen mogen ook meedrinken. Het komt vaak
voor dat een baby van de ene tante naar de andere zwerft, tot zijn
honger na drie of vier keer tanken gestild is. Ook leeuwinnen die zelf
geen jong hebben, likken de jongen en houden ze in de gaten. En zelfs de
heren der schepping dulden dat de leeuwenkindertjes met ze spelen, al
blazen ze af en toe wel naar ze.

Als ze drie maanden oud zijn mogen de jongen voor het eerst met de troep
mee op jacht. Ze leren langzaam maar zeker het moeilijke vak van jager.
Het duurt twee jaar voor ze volleerde jagers zijn; bij geen enkele
andere kattesoort duurt dat zo lang. In hun vierde jaar zijn ze zelf
klaar om jongen te krijgen, en met zes jaar zijn ze echt volwassen.
De jonge leeuwinnen blijven gewoonlijk in de troep waarin ze geboren
zijn. De jonge mannetjes moeten op een gegeven moment de troep verlaten.
Als ze 3en een half jaar oud zijn, en ze manen krijgen, worden ze door
de volwassen mannetjes weggejaagd. Samen met andere verjaagde jonge
mannetjes vormen ze dan bendes die rondzwerven. Als ze vijf of zes
jaar oud zijn beginnen deze vrijgezellen de mannetjes van andere roedels
aan te vallen, tot ze er na vele mislukte pogingen in slagen een troep
leeuwinnen over te nemen.

Leeuwen wonen altijd in het grasland: in dicht bos voelen ze zich niet
thuis. In de bergen kunnen ze wel tot op 4000 meter hoogte voorkomen.
Het belangrijkste is echter of er ergens genoeg prooidieren zitten. De
prooi bestaat vooral uit antilopen en gazellen, en ook zebra's en
buffels. Buffels zijn echter wel een moeilijke prooi, want ze zijn soms
wel drie of vier maal zo zwaar als de leeuw. Onervaren jonge leeuwen die
een Kaapse buffel aanvallen moeten dat soms met hun leven bekopen.
Leeuwen jagen bij voorkeur 's nachts. Overdag liggen ze meestal uit te
rusten onder struiken of bomen, in de schaduw. Leeuwen zijn uitstekende
sluipjagers. Geduldig besluipen ze hun prooi. Ze maken daarbij gebruik
van iedere mogelijkheid tot dekking. Pas als ze vlakbij zijn springen ze
op hun verraste slachtoffer af en slaan ze het tegen de grond. Bij zulke
bliksemaanvallen kunnen de leeuwen snelheden bereiken van wel 60
kilometer per uur! Bij het jagen maken leeuwen ook wel eens gebruik van
de volgende list: een deel van de troep verbergt zich in het hoge gras,
terwijl de rest in een grote boog om de prooidieren heen sluipt. Als ze
aan de tegenovergestelde kant van de buit zijn gekomen, vallen ze aan,
waardoor de prooi regelrecht naar de verstopte groep wordt gejaagd. Het
komt ook voor dat de leeuwen hun slachtoffers opwachten bij
drinkplaatsen. En soms pikken ze ook wel de buit van hyena's,
jachtluipaarden of andere roofdieren.

Zoals we al gezien hebben laten de mannetjes het vangen van prooidieren
meestal over aan de wijfjes. Ze wachten rustig af hoe de jacht afloopt
en eisen dan hun deel op. De leeuwen binnen de troep gaan overdag heel
gemoedelijk met elkaar om. Maar als de buit verdeeld moet worden, wordt
het plotseling een heel gedrang.
Ieder probeert met grommen, blazen en slaan een zo groot mogelijk deel
van de prooi te veroveren. Pas wanneer iedereen zijn buik volgegeten
heeft, keert de rust terug in de troep.

Oorspronkelijk kwam de leeuw behalve in Afrika ook nog voor in het
zuiden van Azië, van Turkije tot India. En zelfs in Zuidoost-Europa, op
het Balkanschiereiland, leefden vroeger leeuwen. Maar er werd in Europa
zo hevig jacht op de leeuw gemaakt, dat hij daar al rond het jaar 100
voor Christus uitgestorven was. En tussen 1850 en 1950 werd hij ook in
Noord-Afrika, op de Zuid-Afrikaanse Kaap en in Voor-Azië uitgeroeid. In
India konden, op het laatste moment, nog enkele leeuwen veilig worden
ondergebracht in het daartoe opgerichte Gir-reservaat, anders was hij
daar ook uitgestorven. In 1908 waren er nog maar dertien Indische
leeuwen, nu zijn er weer zo'n 200. Zij zijn de enige leeuwen die nog
buiten Afrika in het wild leven. In Afrika ten zuiden van de Sahara
wordt de leeuw momenteel niet echt bedreigd. Maar daar worden wel steeds
meer savannen in weiland en akkers omgezet. Daardoor wordt het
leefgebied van de leeuwen steeds kleiner en zal het aantal leeuwen nog
verder afnemen.
|