De Man loopt somber heen en weer of hangt maar wat in zichzelf gekeerd niet aanwezig te zijn. Hij blokkeert de warmte die ik hem toestuur, hij wijst mijn lichaam af, hij doet alsof er niets aan de hand is maar ik weet wel beter. Hij wil zo graag weer gewoon en gezond zijn maar slaat alle raad in de wind. De Spruit en Het Varkentje weten niet wat er gebeurd en reageren navenant. Ik doe alsof er niets aan de hand is, weet uit ervaring dat dat het beste is en doe verder, als maar verder daar waar hij het laat afweten. Ik put uit bronnen energie waarvan ik het bestaan niet afwist en doe verder, als maar verder. Hoe lang hou ik dit nog vol ? Positief zijn voor twee ? Er moet iets gebeuren maar wat ?
De Tekenaar is vandaag ver weg in zijn hoofd, zijn lichaam is aanwezig maar zijn ogen staan dof en droef. Ik dring niet aan ... Het komt wel als het komt. En als ik dan later mijn ronde doe en informeer of het beter gaat komen de woorden ... over afscheid nemen op een leeftijd die te jong is, over niet eerlijk en over gelukkig zijn en genieten en de dag plukken en even weet ik niet wat gezegd omdat ik weet dat hij gelijk heeft. En even weet ik ook waar hij op alludeerd en ik vermoed, ik hoop, ik denk, ik vrees, ik weet dat er misschien geen andere weg is dan de weg die we op het punt staan in te slaan en meteen vraag ik me af of het nu zo erg zou zijn die keuze te maken. Maar meteen is er ook die kleine onruststoker met zijn vervelende stemmetje, de onruststoker, de twijfelzaaier: als we elkaar nu vinden, als we nu toegeven aan die verborgen laaiende gevoelens ... hoe echt zou dit dan zijn of net hoe onecht ? Zou dit niet veeleer een vasthouden aan het leven zijn, een tonen dat afscheid ook altijd weer een nieuw begin kan zijn, en vlucht uit de werkelijkheid die voor hem op dit moment zwaar en triest is. En neen, dan rem ik toch weer af en denk heel eigenwijs en zelfbeschermend dat hij toch wel weer in de armen van Het Groene Wezen zal vallen en mij niet echt nodig heeft. Ik sluit me af en ga verder op mijn eigen pad, voorlopig toch nog even.
Het stormt in mijn hoofd. Gedachten en gevoelens botsen tegen elkaar op, ontwijken, versmelten. De eerste zon maakt iets los in mij dat niet in te tomen valt. Als de Vrouw aan tafel zit met de Tekenaar aan de overkant die tokkend op het tafelblad met vuur zijn projekt proefdraait tegen een collega, kan zij alleen maar kijken ... af en toe ... en als hun ogen elkaar dan één seconde vangen is het of minuten voorbijgaan tussen blauw en bruin. en dan is het voorbij. Ik vlucht naar het kleine kamertje en in de spiegel kijkt de Vrouw naar mij en ik naar haar. We kennen elkaar zo goed maar soms zijn we vreemden voor elkaar. Het rood op haar wangen is niet alleen de weerkaatsing van mijn kleding maar het resultaat van vechtende gevoelens in onze hoofden.
vandaag zou de Vrouw hem ontmoeten, de Tekenaar maar op het allerlaatste ogenblik trek ik de staart die zij niet heeft weer in ik weet nochtans dat als ... dan .... zou de Vrouw zeker ... en daar ben ik net bang voor toegeven aan de gevoelens die leven, die zijn, maar niet mogen en niet alleen De Man zit in de weg, ook ik weet niet goed wat ik wil, de Vrouw weet het wel en dat is net wat mij bang maakt want wat daarna ? ze komen elkaar zo vaak tegen, de Vrouw, de Tekenaar en ik als het ooit komt, wordt het daarna onmogelijk te doen alsof het er ooit niet was nu is het een illusie een droom in mijn hoofd en dat van de Tekenaar maar als de droom werkelijkheid dreigt te worden durf ik niet meer verder de Vrouw trekt aan mijn mouw en gooit met "carpe diem", "pourquoi pas" en "wat heb je te verliezen?" de stralende ballon gevuld met verhalen en verlangens is te mooi maar ook te broos om werkelijkheid te laten worden één jaloerse speldeprik en alles is verloren neen, de Vrouw zal nog even moeten wachten ... ... de tekenaar ook