Het is 22 juli, tussen mij en Eva gaat het al een stuk
beter. Onze nieuwe buren hebben ons weer zin in het leven gegeven. Dat is
Hetty, onze therapeut, ook opgevallen. Ze zei dat we straalden en nam dan ook
met een gerust hart afscheid. Er werd geen nieuwe afspraak gemaakt. Ik dacht
dat we nu vrij waren. Ik wou het gaan vieren maar toen ik aan Eva vroeg waar ze
naartoe wilde gaf ze mij een verassend antwoord. Ze wilde naar het grafje van
Lieve. Toen we daar aankwamen nam Eva afscheid van Lieve. Ze zei dat ze haar
zou los laten. Bij haar woorden flitsten de beelden weer door mijn hoofd. Het
is waar. Het is exact 1 jaar geleden dat we onze dochter verloren.
We verliezen de baby! We moeten nu naar het
ziekenhuis! schreeuwde ze. Ze zag krijtwit. Ik wilde eerst de dokter bellen,
de verloskundige, een ambulance. Ik maande haar tot rust en zei dat het goed zou
komen, hoewel ik heus wel begreep dat het helemaal mis was. Ik pakte de tas die
al klaarstond voor het geval dat. Kon de autosleutels niet vinden. Uitgerekend
die dag had ik ze niet aan het haakje gehangen. Ik rende door het huis in dwaze
paniek terwijl zij gilde dat het bloeden niet ophield, ze hield een grote
bandhanddoek tussen haar benen maar die was binnen enkele minuten doorweekt. Ze
schold. Ze smeekte. Ze bad. Lieve Lieve, blijf bij ons, houd vol. We houden
van je. Het leek uren te duren voordat ik de sleutels vond, op het fonteintje
van de wc, en we in de auto sprongen, gadegeslagen door verbijsterde buren en
voorbijgangers en toen nog langs de hobbelige grachten de stad uit, door rode
stoplichten, over stoepjes en fietspaden langs de opstoppingen. Het bloed
gutste uit haar en drupte van de vuilniszak op mijn beige bekleding. Ik keek af
en toe naar Evas verstijfde gezicht. Ze huilde niet, ze keek alleen maar strak
voor zich uit met grote angstige ogen en beet op haar onderlip. Alles aan haar
trilde.
En dan de Eerste Hulp, die in de verste verte niet
lijkt op wat we kennen van tv, hordes artsen en verpleegsters die je opwachten,
op een brancard gooien en vervolgens met het zweet op hun voorhoofd je leven en
dat van je kind redden. Nee hoor, hier zitten die doodgemoedereerd naar je
pasje vragen. Ze zetten je vrouw in een rolstoel en laten haar wachten, terwijl
roept dat ze zij voelt hoe haar kind vecht tegen de dood. Een echo. Niks echo.
Naar de OK met haar, red onze dochter uit haar buik. Ze is dertig weken, Lieve
is levensvatbaar. Iedere seconde telt. Eva weet beter dan alle anderen wat er
aan de hand is. Ze surft alle bangmakende sites af. Eerder dan de gynaecoloog
weet ze dat haar placenta heeft losgelaten. Hetgeen de echo bevestigt. En ook
dat het hartje van onze lieve Lieve niet meer klopt. De kreet van ontzetting
die Eva slaakt. Het professionele troosten dat volgt. De stilte. De
wegdraaiende blikken. In nog geen uur tijd is het allemaal voorbij.
(Nieuwe Buren, 2006, pp. 93 - 94)
Nadat Eva afscheid had genomen zijn we naar het strand
gegaan. Het naaktstrand waar Eva zich ontdeed van haar kleren en zei dat ze
zich vrij voelde. Ik kon het niet. Onze
buren waren ook. Nadat ik wat gepraat had met Steef durfde ik het ook. Het was
een wonder, ik voelde me vrij. Net zo vrij als alle andere mensen op het
strand.