Ze is weg. Echt weg. Gewoon weg. Weg voor altijd. Ik weet
niet naar waar maar ze is weg. Haar sleutels lagen op de mat. Haar slipjes,
behas en sokken liggen er niet meer.
Niet nu. Nu mag ze niet weg zijn. Ik had alles gepland.
We zouden hier weggaan. We zouden hier samen weggaan. Weg van het huis dat ons
ongeluk bracht, weg van de buren die ons ongeluk brachten. Rebecca had gelijk,
niets zou hetzelfde zijn na ons swing avontuur.
17 jaar zijn we samen geweest. Ik ben afhankelijk van
haar. We hebben samen zoveel doorstaan.
De dood van mijn ouders, de scheiding van haar
ouders, verlies op verlies hebben we beleefd en we gaven nooit op. Ik heb haar
de ruimte gegeven. Zoveel als ze wilde. Ben met haar in therapie gegaan. Heb
dit huis voor haar ingericht. Toegestaan dat ze met Steef naar bed ging! Ik ben
een goede man voor haar geweest. Te goed. Vel te goed! Ik heb het allemaal maar
laten gebeuren. Op haar manier, het moest altijd op haar manier en nu is ze weg
op haar manier. Vertrokken, zonder me nog een kas te geven, zonder me in de
ogen te kijken en te zeggen dat ze niet meer van me houdt. Zonder enig
respect.
(Nieuwe Buren, 2006, p. 234)
Ik kan niet leven zonder haar en het enige wat ze mij
achterliet was een briefje.
Ik wou het niet lezen maar deed het toch. Ik heb een
pistool in mijn bezit en het liefste wilde ik mezelf van het leven beroven.
Ze zou toch niet weg zijn met Steef en Rebecca? Toch?
Nee, dat kan niet. Dat mag niet. Ik had juist alles gepland om zo ver mogelijk
van hen weg te geraken. Hetty zei dat ik moest kalmeren en dat deed ik. En nu
ik weet waar ze is, dankzij Evas zus, ga ik haar gewoon terug halen. Ik ga
niet roepen maar ik moet naar haar luisteren zoals Hetty zei. Tenminste dat ga
ik toch proberen.
Sinds mijn vorige bericht is er veel gebeurd. Ik ben met
Steef naar een concert van U2 geweest. Het was eveneens de avond waarop ik voor
de eerste keer XTC had genomen. Rebecca heeft Eva ingelicht over het feit dat
ze wel eens naar een parenclub gingen. En ik weet niet meer precies hoe we
erbij gekomen zijn maar vanavond
organiseren we met zn vieren een swingavond bij Steef en Rebecca thuis. Ik ben
er eigenlijk niet gerust in en ik weet ook totaal niet wat ik ervan moet
verwachten. Sinds ik die XTC geprobeerd heb, zijn er veel slapeloze nachten. Ik
ben dus maar achter mijn computer gekropen en ik ben terecht gekomen op www.partnerruil.nl . Stellen die zich
aanbieden, het is net alsof de hele wereld dit doet behalve wij.Ik weet eigenlijk niet of het wel zon goed
idee is. En dan is er nog Eva. Ik weet eigenlijk niet wat zij wil, wat zij
ervan verwacht,
Ik wil niet op mijn sterfbed denken: had ik het
maar geprobeerd. zegt ze.
Je kunt ook op je sterfbed denken had ik het maar
nooit geprobeerd, antwoord ik.
Het is 22 juli, tussen mij en Eva gaat het al een stuk
beter. Onze nieuwe buren hebben ons weer zin in het leven gegeven. Dat is
Hetty, onze therapeut, ook opgevallen. Ze zei dat we straalden en nam dan ook
met een gerust hart afscheid. Er werd geen nieuwe afspraak gemaakt. Ik dacht
dat we nu vrij waren. Ik wou het gaan vieren maar toen ik aan Eva vroeg waar ze
naartoe wilde gaf ze mij een verassend antwoord. Ze wilde naar het grafje van
Lieve. Toen we daar aankwamen nam Eva afscheid van Lieve. Ze zei dat ze haar
zou los laten. Bij haar woorden flitsten de beelden weer door mijn hoofd. Het
is waar. Het is exact 1 jaar geleden dat we onze dochter verloren.
We verliezen de baby! We moeten nu naar het
ziekenhuis! schreeuwde ze. Ze zag krijtwit. Ik wilde eerst de dokter bellen,
de verloskundige, een ambulance. Ik maande haar tot rust en zei dat het goed zou
komen, hoewel ik heus wel begreep dat het helemaal mis was. Ik pakte de tas die
al klaarstond voor het geval dat. Kon de autosleutels niet vinden. Uitgerekend
die dag had ik ze niet aan het haakje gehangen. Ik rende door het huis in dwaze
paniek terwijl zij gilde dat het bloeden niet ophield, ze hield een grote
bandhanddoek tussen haar benen maar die was binnen enkele minuten doorweekt. Ze
schold. Ze smeekte. Ze bad. Lieve Lieve, blijf bij ons, houd vol. We houden
van je. Het leek uren te duren voordat ik de sleutels vond, op het fonteintje
van de wc, en we in de auto sprongen, gadegeslagen door verbijsterde buren en
voorbijgangers en toen nog langs de hobbelige grachten de stad uit, door rode
stoplichten, over stoepjes en fietspaden langs de opstoppingen. Het bloed
gutste uit haar en drupte van de vuilniszak op mijn beige bekleding. Ik keek af
en toe naar Evas verstijfde gezicht. Ze huilde niet, ze keek alleen maar strak
voor zich uit met grote angstige ogen en beet op haar onderlip. Alles aan haar
trilde.
En dan de Eerste Hulp, die in de verste verte niet
lijkt op wat we kennen van tv, hordes artsen en verpleegsters die je opwachten,
op een brancard gooien en vervolgens met het zweet op hun voorhoofd je leven en
dat van je kind redden. Nee hoor, hier zitten die doodgemoedereerd naar je
pasje vragen. Ze zetten je vrouw in een rolstoel en laten haar wachten, terwijl
roept dat ze zij voelt hoe haar kind vecht tegen de dood. Een echo. Niks echo.
Naar de OK met haar, red onze dochter uit haar buik. Ze is dertig weken, Lieve
is levensvatbaar. Iedere seconde telt. Eva weet beter dan alle anderen wat er
aan de hand is. Ze surft alle bangmakende sites af. Eerder dan de gynaecoloog
weet ze dat haar placenta heeft losgelaten. Hetgeen de echo bevestigt. En ook
dat het hartje van onze lieve Lieve niet meer klopt. De kreet van ontzetting
die Eva slaakt. Het professionele troosten dat volgt. De stilte. De
wegdraaiende blikken. In nog geen uur tijd is het allemaal voorbij.
(Nieuwe Buren, 2006, pp. 93 - 94)
Nadat Eva afscheid had genomen zijn we naar het strand
gegaan. Het naaktstrand waar Eva zich ontdeed van haar kleren en zei dat ze
zich vrij voelde. Ik kon het niet. Onze
buren waren ook. Nadat ik wat gepraat had met Steef durfde ik het ook. Het was
een wonder, ik voelde me vrij. Net zo vrij als alle andere mensen op het
strand.
Toen ik vandaag de deur opende dacht ik even dat ik
droomde. Ik hoorde gehuil. Niet het gehuil van Eva maar van een baby. Ik dacht
dat gek geworden was. (Wat best zou kunnen na de gesprekken met onze therapeut
Hetty.) Dan wist ik het of beter gezegd ik rook het. De sigarettenrook had het verraden.We hadden visite. Ik wist wel dat het geen
bekende kon zijn, want die weten dat Eva het niet aan zou kunnen om nu een baby
te zien en te horen. Toen ik de keuken binnenkwam stelde de vrouw zich voor.
Het was onze buurvrouw, die schuin tegenover ons woont. Ze kwam ons uitnodigen
voor een buurtborrel, die zij en haar vriend Steef over twee weken organiseren.
Ik zei dat we van de partij zouden zijn. Hoewel ik het eigenlijk wel haat, die
feestjes met allemaal mensen die je niet kent. Ik ben niet zo een persoon die
een gesprek begint met wild vreemden. Eva is hier veel beter in.
Rebecca is hier om ons uit te nodigen voor de
buurtborrel, die zij en haar vriend Steef organiseren,roept Eva vanuit de
keuken.
Een kaartje in de bus vind ik zo onpersoonlijk,
vervolgt Rebecca. En toen vroeg Eva heel aardig of ik koffie wilde en raakten
we aan de praat. Tenminste, totdat Sem begon te janken.
Ik weet dat ik nu in de wagen hoor te kijken en hoor
te vragen hoe oud hij is, maar dat kan ik Eva niet aandoen. Ik moet zien te
vermijden dat het gesprek die kant op gaat, dus ik begin onnozel te bazelen dat
ik het een goed idee vind, een buurtborrel, en dat we zeker van de partij
zouden zijn.
Vandaag is de dag waar we zo naar uitkeken en er vervolgens
zo tegenop zagen. Ik weet maar al te goed dat dit raar klinkt en dat is het
ook. We hadden dit huis gekocht om onze dochter ruimte te geven. De ruimte om
te kunnen spelen, de ruimte om te kunnen groeien maar vooral de ruimte om
gelukkig te worden samen met ons. Maar sinds we ons kindje verloren zijn is
alles verandert. Ik wist zelfs niet of ik Eva zou meekrijgen naar ons nieuw huis.
We hebben reeds veel meegemaakt. De scheiding van Evas ouders, mijn ouders die
gestorven zijn, ons kindje dat dood geboren werd. Om dan nog maar te zwijgen
over de dagen die we doorbrachten bij dokters en in het ziekenhuis opdat Eva
toch maar zwanger zou worden. Ik kon haar niet geven wat haar hart verlangde.
Ik kon haar met mijn lui zaad geen kind schenken.
Edward, Evas schoonbroer, had mij geholpen om het huis
af te krijgen. Ik hoopte dat Eva het mooi zou vinden en in de eerste plaats dat
ze vanavond hier zou zijn.
Eerst een bakkie, zegt Edward, wiens blonde grote
hoofd al rood aangelopen is van het kapotscheuren van een paar kartonnen dozen,
wie we op de vloer leggen om die te beschermen. Ik zet het espressoapparaat aan
en antwoord dat het tien minuten duurt voordat het water op temperatuur is.
Wat een moeilijk gedoe. Ik vind gewone koffie ook goed, hoor. Edward likt
zijn shaggie dicht en pakt een van de schilderkrukjes. Het is wel een mooi
huissie, Peter. Je hebt hard gewerkt.
Ik zeg dat ik
hoop dat Eva dat ook vindt.
Tja, zegt hij en steekt zijn sigaret aan. Ik geef
hem een schoteltje.
Weet je het is moeilijk voor haar. Hij inhaleert
diep en luidruchtig.
Dat weet ik. Voor mij ook, antwoord ik en ik voel
met mijn hand aan de koffiemachine of hij al warm is.
Ja, maar jij bent een kerel. Voor ons kerels is het
anders. Zij hebben dat moedergevoel, hè, dat zit heel diep. En laten we wel
wezen, jij kunt bij een anderzo weer
een kind maken, al ben je tachtig. Ik stop een cupje in het apparaat en haal
het hendeltje naar me toe. Onder luid gebrom sijpelt de espresso in het kopje.
Ze heeft het blijkbaar niet verteld aan haar familie en dat siert haar.
Komt ze nog vandaag?
Vanavond. Als alles staat, zeg ik en ik zeg er niet
bij dat ik daar helemaal niet zo zeker van ben. Ze heeft de hele nacht in de
woonkamer gezeten, bij de kaarsen die ze brandt voor Lieve. De verhuizing is
voor haar zeer confronterend. (Nieuwe Buren, 2006, pp. 27-28)