WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Kijk me aan terwijl je spreekt
  • De cactusman
  • Meisjes zorgen voor onrust
  • Red(der) jij het nog?
  • Eet je slank!
  • Samen 'moeten'
  • Zomertijd
  • Mannen stressbestendiger?
  • The perfect mess
  • Draadloos
  • Lotgenoot
  • Onvoltooide symfonie
  • De kleine dingen
  • Huilbaby
  • Zouden we honger lijden?
    Gedachten

    15-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The perfect mess

    Het werd hoog tijd dat iemand het eens behoorlijk uitvlooide. 
    De Amerikaanse professor Eric Abrahamsson van de prestigieuze Columbia Business School, toch niet de eerste de beste, heeft een wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de staat van het bureau en diens eigenaar. Zijn bevindingen druisen in tegen algemeen heersende opvattingen over het onderwerp, maar zijn een verademing voor al wie tot dan toe als een regelrechte sloddervos werd versleten.

    U raadt het al, schrijver dezes behoort uitgesproken tot deze verguisde categorie. Gelukkig maar dat ik niet heb toegegeven aan de sociale druk om mijn bureau drastisch onder handen te nemen. Want iedere keer ontaardt zo’n actie in een wanhopige strijd tegen mijn eigen natuur, die ik toch bij voorbaat verloren heb.


    Omdat ik wel leukere bezigheden kan bedenken, heb ik dit keer alleen de eenvoudigste en tot nu toe enig haalbare opruimmethode in stelling gebracht: ‘houden’ en ‘weggooien’. Van twee twintig centimeterhoge stapels heb ik er een gemaakt. Die is weliswaar nog altijd ruim tien centimeter hoog, maar ik kan alweer ongehinderd door het raam kijken. Mijn materiaal kan ook weer voluit naast het toetsenbord, en loopt niet meer het gevaar bij een ongecontroleerde beweging te veranderen in een onoverzichtelijke troep op de vloer. Ik heb dus zelf ook wat meer bewegingsruimte.


    Het resultaat mag gezien worden, een afgeknotte piramide met brede basis en smalle top. Ik ben trots op mijn werk, al kunnen mijn huisgenoten er niet zoveel enthousiasme voor opbrengen. Volgens hen is er wezenlijk niets veranderd. Ze hebben natuurlijk gelijk, het blijft een bende, zowel op als naast en onder mijn werktafel.

    Maar dan wel een ordelijke, althans voor mij. En wie anders dan ik hoeft in die wankele stapels memoblokjes, verlopen agenda’s en scheurkalenders, digitale klokjes, ansichtkaarten, puzzelboekjes, diskettes, decoratieve en andere doosjes, uitgescheurde tijdschriftartikels, pennenbakjes, mobieltjeshouders, brillenkokers, een paar stadsplannen, notablokjes en balpennen zijn weg te vinden?


    Ooit overviel mij een soort opruimkoorts. Het is mij nog steeds een raadsel hoe ik die te pakken heb gekregen. Als volstrekte leek in de materie heb ik mij toen gedocumenteerd. In de managementafdeling zijn ze erg druk met opruimen. Het aantal publicaties over ordenen, klasseren, organiseren en time-management in acht genomen, moet het in de bedrijfswereld bulken van de onverbeterlijke slonzigaards.


    Daarbij stootte ik op het onderzoek van ene Gary Cooper, psycholoog. Deze heer heeft uitgevist dat er vijf bureautypes bestaan. Op het eerste zicht, op het tweede én op het laatste is er geen twijfel mogelijk. Mijn werktafel is een regelrechte zooi, ik hoor dus tot het vijfde Coopertype: het chaotische onweersbui type.

    Dat sloddervostype mag volgens Cooper dan wel spontaan en altijd enthousiast zijn, het is ook een warhoofd, en bovendien onzeker en onbetrouwbaar. En dit vind ik nu grote lariekoek. Ik wil mij graag en volmondig tot de slodders bekennen, maar onbetrouwbaar ben ik absoluut niet. En evenmin een warhoofd. Daar zullen mijn verwanten en collega’s gegarandeerd voor instaan.

    Want wat ik zoek vind ik altijd terug. Na een paar tellen diep ik het feilloos op uit de schijnbare chaos van dingen en dingetjes die zich op mijn werktafel opgehoopt hebben.

    Dit kan niet gezegd worden van anderen, die soms een paar minuten wanhopig en richtingloos lopen te zoeken naar iets wat zij piekfijn hebben opgeborgen. Het is perfect herkenbaar, want na elke woeste opruimbeurt kost het mij telkens weer de grootste moeite om te vinden wat ik daarvoor op mijn dooie gemak gewoon uit de stapel viste.

    D
    it allegaartje is voor mij immers zeer transparant. In mijn hoofd zit een hoogst verfijnd opbergsysteem. Dit wordt grondig verstoord wanneer ik mij met onbesuisde voortvarendheid in de opruimwoede begeef. Het overkomt me immers vaker dat een zorgvuldig geplande ordeningsactie leidt tot een latere wanhopige queeste naar het voorwerp in kwestie, mij onderwijl het hoofd brekend waar ik dat ding nu ook weer heb ingedeeld. Als het te lang geleden is, kan ik mij immers niet meer voorstellen wat ik op datzelfde moment ook deed, waaraan ik dacht, wat ik van plan was, wat ik voorheen deed, hoe laat het was, waardoor ik onderbroken werd, of waar ik toen heen ging en waar ik voorbij liep, wat ik toen zag, of waar de andere zaken zich bevonden die ik met het gewraakte voorwerp associeer.


    Dergelijk systeem wordt in de managementboekjes echter niet ernstig genomen. In het beste geval vindt men het meewarig aandoenlijk, maar meestal wordt het resoluut en hardvochtig als totaal inefficiënt bij de ongewenste uitwassen geklasseerd. De heer Cooper verrichte zijn onderzoek in samenwerking met een firma die computeraccessoires verkocht, en dan wordt een en ander natuurlijk wel begrijpelijk. Het wordt echter schrijnend als je weet dat de toestand van het bureau in veel bedrijven meegerekend wordt bij de kansen op promotie.


    Maar professor Abrahamsson heeft ons met glans in ere hersteld. Zijn conclusies zijn een verademing voor alle Coopertypes 5. Mensen van het tweede type, die achter zo’n keurig opgeruimd bureau zitten, besteden tot 36% meer van hun tijd aan het terugvinden van documenten of verslagen dan de sloddervossen. Die blijken een weliswaar informeel maar bijzonder gesofisticeerd systeem van documentenbeheer te hanteren, dat veel flexibeler en doeltreffender is dan een dossierkast.

    In zijn meer dan 300 pagina’s tellende boek A Perfect Mess vernoemt hij ook ettelijke studies die aantonen dat bedrijven die veel aandacht besteden aan planning, in de praktijk niet beter presteren dan firma’s die daar weinig belang aan hechten. Het maken van lijstjes en indexen is tijdrovend en overbodig, en geeft de gebruiker enkel het gevoel dat hij goed bezig is. It’s in the eye of the beholder.

    Dit is nu eens een man naar mijn hart! Niks onweersbuien of onbetrouwbaarheid, maar soepelheid en finesse. Helemaal zoals ik dacht. Die opruim- en klasseergoeroes kletsen maar wat uit hun nek, en verdienen er een stevig belegde boterham mee. Maar als het bij Alexander Flemming niet zo’n rotzooi was geweest, was er geen schimmel gegroeid in zijn kweekschaaltjes, en had hij de penicilline misschien wel nooit ontdekt.

     

     

    ©  Minervaria, 15 maart 2007

     

    15-03-2007 om 00:00 geschreven door Minervaria  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    14-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Draadloos

    Volle drie dagen moet ik het nu zonder internetverbinding stellen, en dat valt niet mee. Met een onbestemd gevoel van onbehagen doorkruis ik het huis. Ik voel me even onthand als een boer zonder tractor of een voetbalfan zonder televisie. Ik zit vast, op non-communicado. Alleen al de wetenschap dat ik niemand kan bereiken en niemand mij, stemt me triest. Telefoon is geen optie. Mijn verbinding met de buitenwereld is doorgesneden. En dit kan gerust letterlijk begrepen worden.

    Het gebeurde niet helemaal onverwacht, elk moment kon het zover zijn. Drie weken geleden kwamen ze de gracht voor het huis uitbaggeren. Een vraatzuchtige bobcat snapte er gulzig vrachten rottende bladeren en doorweekte en vermolmde takken uit en smakte die in de bijhorende vrachtwagen. Eindelijk zou het afvalwater weer kunnen wegstromen.

    Plots viel de verbinding uit. Ik associeerde het euvel onmiddellijk met de in gang zijnde werken aan de straatkant. Dus ik er naartoe.

    Een van de werkmannen stond beteuterd te kijken. Er was gebeurd wat ik al vreesde. De tyrannosaurusbek van de bobcat had de kabel gewoon doorgesneden. Twee glanzende koperen ogen op zwarte stengels, aan elke oever een, staarden mij vanuit de diepte onheilspellend aan. De verantwoordelijke instanties waren al opgebeld.


    Nog diezelfde middag kwam een andere man de toestand taxeren. Het lag ingewikkeld. Hij zou een voorlopige kabel installeren tussen het ene oog aan de kant van het huis en het aansluitingskastje bij de overburen en verzekerde mij dat de zaak de volgende dag grondiger zou aangepakt worden.

    Ik zag het alweer zitten. Straks kon ik weer ongehinderd mijn afspraken maken en naleven, en mijn mails beantwoorden. Morgenavond kon de hele zaak geklasseerd worden als een korte onderbreking van de routine. En zo geschiedde. Nog geen vijf minuten later kon ik weer probleemloos op het Worldwide Web.


    Een blik op het technische wonder leerde me dat er nu een dikke kabel dwars over de straat liep, van het kastje bij de overburen tot bij ons.

    De hele volgende dag stond ik op scherp en op de uitkijk. Maar er kwam niemand opdagen, en ook niet de volgende dagen. Meer dan twee weken lang hadden we een heikele bovengrondse verbinding. Iedere dag weer was het een geweldige opluchting dat de zaak nog werkte, al ging het iets langzamer dan voorheen.


    Wanneer de hele boel zich onzichtbaar onder de grond bevindt, sta je er niet bij stil hoe kwetsbaar je connecties zijn met de andere kant van de wereldbol. Maar als die kwetsbaarheid daar open en bloot, voor het oog van iedereen zomaar op straat te kijk en te grabbel ligt, wordt het wel even anders. Die kabel op straat werd een zorg en een soort referentiepunt.

    Bij elk uitstapje vroeg ik me bezorgd af of ik hem bij thuiskomst nog steeds zou aantreffen. En iedere keer was het een ongelooflijke opluchting als ik het ding nog onaangeroerd zag liggen. Elke morgen weer bleek dat er niets mee gebeurd was. Blijkbaar droeg onze openbare verbinding niemands speciale interesse weg. Zou het dan toch: “’s Avonds als ik slapen ga, volgen mij 14 engeltjes na”?
    Na een week raakten we er aan gewend. We stonden er nog nauwelijks bij stil dat dit eigenlijk een noodoplossing was. Een mens went blijkbaaar snel. De geboren aanpasser noemt Theo Mulder hem. Hij heeft het weliswaar over ons bewegingsstelsel, motoriek en zo, maar het principe blijft hetzelfde. Zenuwen zijn ook een soort kabels.


    En toen, na meer dan twee weken al helemaal aangepast aan de noodsituatie, gebeurde het ongelooflijke. Plots, op zondagvoormiddag, viel de verbinding uit. Een half uurtje daarvoor was het me nog gelukt. “De kabel!”, schoot het door me heen. En warempel, hij was verdwenen. Opgelost in het niets, gewoon weg!

    Aanvankelijk dachten we dat hij door een voorbijrijdende auto was meegesleurd. Maar dat bleek al snel een weinig plausibele theorie, want van die hele kabel was geen spoor meer te bekennen. Het hele ding moet vakkundig zijn losgemaakt, want bij het aansluitingskastje was alles normaal en aan de andere kant was het verbindingsstuk weg.

    Bij nader onderzoek bleek dat ook de telefoonverbinding niet meer werkte. Logisch, die gaat met dezelfde kabel mee.

    Spoedige actie konden we niet verwachten. Het was immers weekend. En een reservekabel had ik natuurlijk niet gevraagd. Maar het weer was prachtig en we zouden toch gaan wandelen.

    Dit alles is nu drie dagen geleden. Als het gaat zoals verwacht komen ze morgen de verbinding herstellen. Daarvoor moest een beetje hard aangedrongen worden, want het bleek een ingewikkelde zaak. Vier lange dagen zal het ongerief dan geduurd hebben. Maar hoop doet leven.

    Intussen probeer ik de dagen door te komen zoals in de goeie ouwe tijd. Er is nog heel wat werk in en om het huis. Het belooft een prachtige week te worden. De eerste sleutelbloempjes openen hun kelkjes, de gebroken hartjes steken hun roodbruine stengels boven de aarde, de vroegste ooievaarsbekken hebben hun blaadjes al ontvouwen. De narcissen staan geel te wezen, de Japanse kwee kleurt uitbundig roze en de Kerria is aan een bescheiden eerste bloei toe. De natuur doet haar troostend werk.


    Ik zit buiten te schrijven, met balpen op papier. Nog even en ik ben weer helemaal aangepast aan voorhistorische tijden.

    En als u dit leest surf ik weer lustig rond, kom ik mijn afspraken weer na, heb ik mijn vrienden weer gevonden, wissel ik funmail met hen uit, los ik mijn online cryptogrammen op, krijg ik weer dagelijks een diepzinnige gedachte en treffend citaat geserveerd, kan ik de buienactiviteit in de gaten houden, en blijf ik op de hoogte van de laatste nieuwtjes dank zij het weetje van de dag.

     

     

    ©  Minervaria 14 maart 2007

    14-03-2007 om 00:00 geschreven door Minervaria  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lotgenoot

    Laatst was ik op een bijeenkomst van lotgenoten. Ik was daar niet als observator, maar als deelnemer. En ook niet voor de eerste keer. Als lotgenoot dus.
    Het woord alleen al!

    Volgens van Dale is een lotgenoot 'iemand die met anderen hetzelfde lot ondervindt'. Mooi! Wie de hoofdprijs van de Lotto wint, is dus een lotgenoot van de winnaar van de vorige trekking en van die van de volgende, tenzij ie dat zelf weer is. Letterlijker kan bijna niet. De strandtoeristen die toevallig net die ene zonnige periode in de zomervakantie hebben getroffen zijn ook lotgenoten. Ook mooi, niet?
    Toch zit er een addertje onder het gras. Want het ene lot is het andere niet. Een lot kan je immers treffen in twee betekenissen.

    Voor het Nederlandse woord ‘lot’ bestaan in het Latijn twee woorden: fortuna en fatum. Beide zijn afgeleid van een ander begrip, en betekenen respectievelijk toeval of geluk, en onafwendbaarheid of noodlot.Het woord ‘genoot’ is afgeleid van het werkwoord genieten. Het is iemand die mede gebruik maakte of kon genieten van een (gemeenschappelijk) goed of dienst. Vrij vertaald is een genoot een makker of metgezel.

    En nu komt de aap uit de mouw. Want van het lot als toeval of geluk mag door verschillende mensen wel gezamenlijk gebruik gemaakt of genoten worden, zelden echter noemen zij die het getroffen ‘hebben’ zich lotgenoten.
    We hadden de lottowinnaars al. Hoe toepasselijk het ook zou zijn, zij voelen zich geen lotgenoot en houden geen lotgenotenbijeenkomsten. Nu kan je er ook van uitgaan dat dit een beetje gevaarlijk is. Stel dat iemand er een heel eigen mening op na houdt over de rechtmatigheid van het geluk van de anderen.
    Maar ook diegenen die het geluk hebben hun vakantie te nemen in net die éne zonnige periode van de zomer voelen zich geen lotgenoten. Zij organiseren evenmin bijeenkomsten met andere gelukkigen. De zon schijnt voor iedereen, daar kan dus geen betwisting over zijn. Als er toch bijeen wordt gekomen, dan al helemaal niet als lotgenoot.

    Het begrip lotgenoot wordt immers enkel in de tweede betekenis gebruikt. Lotgenoten zijn mensen die getroffen ‘werden’, en het dus alvast niet getroffen hebben. En ik wil er wat op verwedden dat de meeste 'lotgenoten' liever niet 'genieten', noch samen noch alleen, van de diensten waarvan ze noodgedwongen gebruik maken.
    Lotgenoten zijn de slachtoffers van natuurrampen, de mensen die een uur of wat in een stilstaande file verkeren, de bewoners van de straat waar in alle huizen de electriciteit is uitgevallen. Lotgenoten zijn mensen wier kind vermist is, of omgekomen in een verkeersongeval, of overleden aan kanker. Ook dezelfde ziekte of handicap maakt mensen tot lotgenoten.

    Lotgenoten wijken op min of meer dezelfde manier af van het wenselijke en het gangbare. Als je iets tekort hebt bijvoorbeeld, of iets teveel. In het laatste geval heeft niemand anders zin in dat teveel. Als iets niet meer werkt, of nooit gewerkt heeft. Als je niet of moeilijk in staat bent tot wat ieder ander zonder problemen kan.
    Wie deze ervaring niet kent, kan zich vaak moeilijk voorstellen hoe dit is. Maar "lotgenoten" – zo las ik op een ‘lotgenotensite’ – “snappen hoe je je voelt”. Niet-getroffen buitenstaanders begrijpen er vaak niet erg veel van. Ze kunnen het wel proberen, maar het blijft meestal bij een armzalige en onhandige poging. Daar kan je je best wel eens alleen over voelen.

    De bijeenkomst verliep zoals verwacht. Het was allemaal heel goed voorbereid door niet-lotgenoten. Het inleidend woordje, de agenda, de voorstellingsronde, de presentatie, de koffiepauze en de afsluiter. Even waren we metgezellen in de onafwendbaarheid.

    Na afloop en eenmaal weer op weg naar huis was ik geen lotgenoot meer. Ik was weer gewoon een mens.


    © Minervaria 5 maart 2007

    05-03-2007 om 00:00 geschreven door Minervaria  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onvoltooide symfonie

    Een paar dagen geleden viel het me op. Boven in de kale kruin van een wel tien meter hoge boom achter de tuin had zich een bolvormig ongeregeld genesteld. Zo uit de verte leek het op een haastig ineen gefrommelde toef kruid dat tussen de takken was blijven hangen. Kon het maretak zijn? Het raadsel werd gisteren opgelost: het gaat om een eksternest in aanbouw.

    IJverig vlogen de gewiekste blauw-wit-zwarte vogels af en aan met takjes in de bek. Soms was er maar een, en die hield dan de wacht tot de andere op het nest neer streek. Soms waren ze beide druk doende met hun bouwsel. Het was nog erg fragiel en doorzichtig, dus kon je hen mooi met de bek de takjes op de juiste plaats zien steken. Af en toe bleef een van beide wat langer hangen om hier en daar wat te verschikken. Zo doen mensen het ook als ze met hun interieur doende zijn. Dit beeldje een centimetertje naar rechts, een vaasje wat naar achter, dat bordje ietsje naar rechts. Even monsteren van op afstand en nog wat schuiven met een fotootje.

    Het takkenbos ging steeds meer op een bol gelijken. Ik zocht het even op. Eksters bouwen een overdekt nest. Op een dergelijke hoogte is dit zeker geen overbodige luxe. Zou een eksternest geen dak hebben, dan vlogen eieren of jongen tijdens een voorjaarsstorm zó over de rand heen. In dit geval waren eksters al lang van de aardbodem verdwenen. Hoe zouden eksterjongen zich voelen als zij in hun veilig onderkomen door de zweepslagen van de wind heen en weer worden geslingerd? Er moest in elk geval nog heel wat getimmerd en gepleisterd worden, want het bouwsel zag er verre van stevig uit. En het moest uiteraard ook nog voorzien van een warme en zachte binnenbekleding.

    Ik had schik in de bedrijvigheid. Straks zou ik het paartje naarstig zien af en aan vliegen met vette wormen en slakken voor de jongen. Na enkele weken zouden ze dan voor het eerst over de rand piepen en uitvliegen.

    Maar er is iets aan de hand. Voor de middag nog waren mannetje en vrouwtje ekster druk doende met het aanslepen van takken en twijgjes. Sedert een paar uren hebben ze zich niet meer laten zien. In de naaste omgeving zitten nu zelfs een stuk of wat kleinere vogels. Het lijken wel aasgieren die geduldig zitten te wachten tot hun prooi het begeeft. Ze moeten wel lef hebben. Want eksters worden in de gevederde wereld door iedereen met groot ontzag bejegend.

    Zou het bouwsel niet stevig genoeg bevonden zijn? Zou het paartje een betere stek gevonden hebben? Misschien zijn ze wel uit elkaar gegaan? Ook bij mensen komt het niet zelden voor dat bouwen of verbouwen de meningsverschillen, en niet alleen over kleur en inrichting, aanscherpt. Aan het ergste, een treurende, eenzame vogel, durf ik bijna niet te denken.

    De hele middag regent het al, druilerig, zonder onderbreking. Het onafgewerkte nest ligt er triest en verlaten bij.

    Ik zal ze missen, het jonge paar.


    © Minervaria 20 februari 2007

    20-02-2007 om 00:00 geschreven door Minervaria  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kleine dingen

    Het Duitse onderzoeksbureau Explorandum heeft het uitgevlooid: geluk ligt in kleine dingen. Liefst 64 procent van de mensen die zichzelf ,,gelukkig'' noemen, brengt het liefst tijd door bij partner, familie of vrienden. De helft van hen vindt dat zonneschijn en een kus van een geliefde een wereld van verschil betekenen.

    Niet dat het bureau daarmee een wereldschokkende ontdekking deed, uit eerdere onderzoeken was ook al hetzelfde gebleken. Maar om waarde te hebben dienen de resultaten van een onderzoek reproduceerbaar te zijn. Dit wil zeggen dat men herhaaldelijk dezelfde uitkomst krijgt op dezelfde vraagstelling.

    Toch zou je een dergelijke uitkomst niet verwachten als je de reclame mocht geloven. Want geluk is volgens de publiciteitsjongens vooral te verwerven middels aankoop van hun producten. Die zijn bij voorkeur minder eenvoudig dan de kus van een geliefde. Je moet er op zijn minst een muntje bij gebruiken dat je adem clean en onweerstaanbaar maakt. En met zonneschijn valt weinig geld te verdienen, tenzij je die aanbiedt in een of ander paradijselijk oord onder wuivende palmbomen en in presentie van liefst meerdere atletische aanbidders of plaatselijke schones.

    Gegeven de steeds eclatantere aanbiedingen blijkt het echte geluk echter toch niet daar te vinden. Als eerst twee aanbidders op de reclamefoto volstaan, waarom komt er dan het volgende jaar nog eentje bij? Als die jurk van vorig jaar het einde betekende, waarom moet je dan zo nodig een nieuwe die je nog onweerstaanbaarder maakt? En waarom zou je een auto van twee jaar oud moeten inruilen voor een nieuwe als die oude je de hemel op aarde beloofde?

    Ik denk dat ik het toch maar bij die kleine dingen houd: een kop dampende koffie, een stukje knapperige koek, lekker uitwaaien aan zee, zonneschijn en de kus van een geliefde.


    © Minervaria 2 december 2006

     

    02-12-2006 om 00:00 geschreven door Minervaria  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-09-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huilbaby

    Bij de opgewekte mail over promotie en trots ouderschap zat een foto van een vrolijke hummel met een aanstekelijke lach. Ik glimlachte opgelucht. Was dit even goed nieuws!

    Hoe anders dan die kille decemberdag van het verlate kraambezoek.
    De afspraak was gemaakt, de kersverse moeder bleek uit te kijken naar mijn bezoek. Fijn, dacht ik, ze zal gelukkig zijn en door het ergste heen. Ik belde voorzichtig aan, hoopte dat de baby niet wakker zou worden.

    Daar stond ze dan, dochter op de arm.“Het is een huilbaby”, bracht ze, net niet zelf huilend, uit. Meteen zag ik het. Haar dochter, gezichtje rood aangelopen, waterige oogjes en nog een na-snik. Zij, vermoeide en indroevige blik, het huilen nader dan het lachen.
    “Ach kind”, kon ik slechts uitbrengen. Mijn optimistische en ondernemende oud-studente, zo gelukkig zwanger, zo kranig in de afronding van haar studies gecombineerd met veeleisend werk. Mijn hart brak, mijn ogen schoten vol.

    Het huis ademde verslagenheid. De aan gang zijnde verbouwingen, niet uitzonderlijk voor een piepjong gezin, waren tijdelijk stop gezet. Er viel net te leven. Zo te zien was er haastig opgeruimd.
    Op de salontafel stond een bord met half opgegeten boterham met leverworst, en een glas cola voor driekwart vol. Dochter op schoot, af en toe een nipje van de fles tussen de huilbuien in.Het zorgvuldig gekozen cadeau – Nijntje, altijd een schot in de roos – werd niet eens een blik gegund. Het lag er treurig bij, onuitgepakt en onaangeroerd, het leek wel ongepast.

    “Ach kind, wat erg”, herhaalde ik. “Hoe red je het?”Ze zuchtte triest. De baby gunde haar geen moment rust. Huilen deed ze, van de morgen tot de avond, haast zonder onderbreking. Af en toe dutte ze even weg, een kwartiertje. Net niet genoeg om zelf even tot rust te komen. Alleen ’s nachts sliep de dochter, gelukkig.Maar dan kon zij weer niet meer slapen, opgedraaid als ze was, doodmoe en uitgezogen. Ze kwam aan niets anders meer toe.

    Borstvoeding, de trots van een moeder, had ze al opgegeven. Ze had niet genoeg melk, de stress en vermoeidheid hadden haar uitgedroogd. Deze slag had ze ook verloren.
    Ze wierp me een wanhopige blik toe, uitgeput en teleurgesteld. Ze was aan het eind van haar latijn, vermagerd, één hoopje ellende.
    De boterham en de cola bracht ze maar weer naar de keuken. Ze smaakten haar toch niet, ze had er geen zin meer in.

    Ze hadden een therapeut geraadpleegd. Iets met het nekje, had hij gezegd. Te manipuleren. Hij had al iets geprobeerd, maar het had tot nu toe niets uitgehaald. Ze moesten geduld hebben, ze konden niet meteen beterschap verwachten en hij kon niets garanderen.
    Ach, misschien was het allemaal maar niks, het was immers niet officieel erkend, alternatief zogezegd. Maar ze wilden het toch proberen. Zo was het ook niet te doen.
    Ze had een foldertje, ik mocht het meenemen.

    Ik had het kwaad. Het was immers ook mij niet gegund, het idyllische moederschap. Ongenadig werden de hooggespannen verwachtingen over de vreugden van het moederschap de grond ingeboord. De vernietigende teleurstelling over mijzelf, de baby en de hele toestand. Was dit waar ik naar had uitgekeken? De reclamebeelden van stralende moeders met al even stralende baby’s zweefden als marteltuigen voor mijn ogen. Was ik er maar nooit aan begonnen, al die ellende, er leek nu al geen eind aan te komen! Voor het hevig bejubelde moederschap bleek ik niet geschikt, het was een bodemloze put, een verpletterende desillusie.

    Wat een verre herinnering leek, kwam in al zijn hevigheid terug: het vaatdoekgevoel, de zombietoestand, de ontzettende uitputting, de wanhoop, de neiging om weg te lopen, het kind door elkaar te schudden. Als het nou maar wilde ophouden met huilen! Ik werd er knettergek van. Heen en weer geslingerd tussen het besef dat het kind er zelf niets kan aan doen en de afschuwelijke gedachte dat ik er ook een eind zou kunnen aan maken. En daarna het verstikkende schuldgevoel dat ik daar ook maar durfde aan te denken.

    We overliepen, zoals zo vaak in haar studietijd, alle moeilijke momenten. De dingen die ze had geprobeerd. Dikkere melk, een poedertje tegen mogelijke reflux, verschonen voor of na de maaltijd, verduisteren, stilte of net niet, soorten muziek, een mobile. Het bleek allemaal een maat voor niets.
    Gelukkig was er iemand die het af en toe van haar overnam.

    En onderwijl huilde haar dochter. Het sneed door merg en been. Alleen een twintig minuten durend hazenslaapje bracht een beetje soelaas.
    Zij wiegde haar op de schoot, op de arm, op de schouder. Het was allemaal vergeefs. Ze huilde en huilde en bleef maar huilen, onafgebroken, snerpend en ontroostbaar.

    Een collega van me bestond het indertijd dit onverdraaglijke huilen vertederend te noemen. Ik had haar kunnen neerknallen! Dan krijg je dit er ook nog bij: het verpletterende onbegrip.
    Onlangs zag ik een boek met de titel: Rustige moeder, rustig kind. Alsof het aan jou ligt, eigen schuld dikke bult. Hoe kan je in godsnaam rustig blijven als je kind dag en nacht ligt te schreeuwen?
    Het afscheid viel moeilijk. We zouden contact houden en ze kon altijd bij me terecht.

    Thuis heb ik het nageplozen. Tien tot vijftien procent van alle baby’s zijn huilers. Het is van alle tijden en komt overal ter wereld voor. Het is een van de belangrijkste risico’s voor kindermishandeling. Soms worden huilers als heks gebrandmerkt, hardnekkige volhouders de tong uitgesneden.
    Onlangs las ik over een vader die zijn kind wel veertig botbreuken sloeg.

    En toch is er nauwelijks aandacht voor. Het probleem wordt door ontelbare hulpverleners niet eens onderkend. Op internet lees je de schrijnende verhalen van moeders over wanhoop en totale uitputting.
    De mythe van het zalige moederschap moet worden hoog gehouden, want paren zonder baren heeft nog altijd iets egoïstisch voor de moraalridders van deze tijd.
    Dit is dan écht om bij te huilen.
    Je moet geduld hebben, het zal wel voorbij gaan. Het is vaak het enige wat de moeder van een huilbaby te horen krijgt.

    Je zou dan ook verwachten dat de beste raadgevers de moeders zijn, die het aan den lijve hebben ondervonden. Niets is echter minder waar. De meeste moeders zijn die nare episode na afloop onrustbarend snel vergeten. Zoals na een bevalling ook alle pijn en moeite is verdwenen als ze hun baby in hun armen houden. Zoals moeders hun kinderen nagenoeg alles vergeven, nooit lang boos kunnen blijven en steeds opnieuw beginnen.

    En dan sturen ze foto’s waarbij je smelt als boter in de zon.


    © Minervaria 14 september 2006

     

    14-09-2006 om 00:00 geschreven door Minervaria  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-09-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zouden we honger lijden?

    Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig.  Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.

    Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.

    Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".

    Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen.  In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.

    Nu is uw blog aangemaakt.  Maar wat nu???!

    Lees dit in het volgende bericht hieronder!

    27-09-2005 om 16:32 geschreven door Minervaria  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER!
    Foto


    E-mail mij

    Graag bedenkingen en commentaar


    Mijn favorieten
  • Boekrecensies Minervaria
  • Atelier Plano



  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs