K KLEREN/KLEDING/KLEDIJ schoenen, voedingswaren en kledij --) schoenen, voedingswaren en kleding Het woord kledij gebruiken we alleen maar voor uniforme kleding: een soldaat/politieagent in kledij (in uniform), een pastoor in miskledij. Wat u en ik dragen, is kleding, het zijn kleren. Dus: werkkleding, uitgaanskleding, vrijetijdskleding, een kledingzaak enz.
KOST WAT KOST Hij wil zijn zoon kost wat kost terughalen. --) Hij wil zijn zoon koste wat kost terughalen. 'Kost wat kost' is letterlijk vertaald Frans (coûte que coûte). In het Nederlands zeggen we koste wat kost of tot elke prijs. 'Koste wat kost' is een verkorting van 'het koste wat het kost'.
B BIJ/MET Met deze winterse temperaturen? --) Bij deze winterse temperaturen? Als het om een omstandigheid/omstandigheden gaat, gebruiken we in het Nederlands het voorzetsel bij: Bij vrieskou blijf ik binnen. Bij leven en welzijn kom ik volgend jaar terug. Bij dit weer werk ik graag wat in de tuin.
A ACHTER/ACHTEREN horens die naar achter gebogen waren --) horens die naar achteren gebogen waren Op naar volgt altijd achteren/voren: Ik schoof mijn stoel naar voren, mijn broer schoof die van hem naar achteren.
V VANOP/VANAF Hij riep vanop de brandtoren. --) Hij riep vanaf de brandtoren. Vanop is Vlaams. Het is een van de woorden die we maar beter uit ons woordenboek kunnen schrappen.
VLAKBIJ/VLAK BIJ vlakbij de grens --) vlak bij de grens Als er een zelfstandig naamwoord volgt, schrijven vlak bij. Dus: Hij woont hier vlakbij, vlak bij de markt.
G GEKWETST/GEWOND PB raakte gekwetst aan haar voet. --) PB raakte gewond aan haar voet. Gewond word je letterlijk, gekwetst word je figuurlijk. - Door een trap van een paard raakte ik gewond. Door een onterechte beschuldiging voel ik me altijd gekwetst.