B BIJ/MET Met deze winterse temperaturen? --) Bij deze winterse temperaturen? Als het om een omstandigheid/omstandigheden gaat, gebruiken we in het Nederlands het voorzetsel bij: Bij vrieskou blijf ik binnen. Bij leven en welzijn kom ik volgend jaar terug. Bij dit weer werk ik graag wat in de tuin.
A ACHTER/ACHTEREN horens die naar achter gebogen waren --) horens die naar achteren gebogen waren Op naar volgt altijd achteren/voren: Ik schoof mijn stoel naar voren, mijn broer schoof die van hem naar achteren.
V VANOP/VANAF Hij riep vanop de brandtoren. --) Hij riep vanaf de brandtoren. Vanop is Vlaams. Het is een van de woorden die we maar beter uit ons woordenboek kunnen schrappen.
VLAKBIJ/VLAK BIJ vlakbij de grens --) vlak bij de grens Als er een zelfstandig naamwoord volgt, schrijven vlak bij. Dus: Hij woont hier vlakbij, vlak bij de markt.
G GEKWETST/GEWOND PB raakte gekwetst aan haar voet. --) PB raakte gewond aan haar voet. Gewond word je letterlijk, gekwetst word je figuurlijk. - Door een trap van een paard raakte ik gewond. Door een onterechte beschuldiging voel ik me altijd gekwetst.