Het gebeurde weer. Je ken dat gevoel wel dat je onderweg
bent en je zit op je gemak en alles gaat vlotjes en soms denk je wel eens,
misschien zou dit of dat anders moeten, maar er is geen haast bij omdat je op
je gemak bent en alles gaat vlotjes En dan plotseling crasht de trein en het
ganse gevoel lijkt je nu erg naïef omdat
je er bewust van had moeten zijn dat je tenslotte op een trein zat en dat die
dingen crashen.
Wel, nu zit ik aan de kant. Nog te bekomen. Duizend keer
door mijn handtas aan het gaan om te zien of ik alles nog heb en me trachtten
te herinneren of ik misschien niets op het tafeltje had liggen. En alhoewel
iedereen rond me aan het lopen is en komt controleren of ik oké ben, kan ik het
gewoon niet vatten en lijk ik in een vreemde kalmte te verdrinken.
En alhoewel ik niets heb en gezond ben en eigenlijk net
dezelfde ben als een uur geleden, ben ik iets verloren. Het is geen mens, maar
een idee dat weg is. Niet een goed idee, of een slecht, maar meer zon idee waarrond
je al je andere ideeën vormt. Zoals de wiskunde axiomas gebruikt. De andere
ideeën, die nu los zweven, proberen één voor één de plaats van de gemiste in te
nemen, maar ze zijn te zwak of de leegte is te groot.
En terwijl ik daar voor me uit zit te staren en niet triest
of boos lijk, neemt één of andere pummel mijn portefeuille af. En ik denk: Dit
is al te onmenselijk, maar mijn hoofd zit al zo vol, dat ik me niet nog meer
druk kan maken.