Straffe stoten zie ik zelden, Mijnheer
Godiva zit nooit naast mij op de tram
Daarom vergeet ik nooit die ene keer
En wat mijn netvlies overkwam
In rust vergleden zag ik haar
Dit kon aan geen waarheid grenzen
Dit goedlachs, teder, rood gevaar
Een Utopie gezien door roze lenzen
O, rosse bron van frivoliteit
Golvende lokken tot schouders toe
Leid mij tot grootse daad en spijt
Dartel wulps doch zelden moe
Ook al ben ik haar niet waardig
Blijf ik vreesloos en strijdvaardig
Val in zwijm vlak naast haar pracht
En tuimel grondwaarts als ze lacht
Kon mij iemand van haar redden
t zou geen paarsgehaarde zijn
Zour mijn eer voor willen wedden
Gered door ander rood venijn
Als die dag toch komen zal
Dat zij de trap is, ik de tree
Naast haar stil, zacht neergeplant
Lig neergevallen en tevree
29-07-2009, 00:00 geschreven door Tijn
|