Ik neem nog een slokje van mijn koffie. Ondertussen gaat mijn aandacht uit naar E. Ik gaf haar zojuist een compliment dat ze er goed uitziet.Het gaat nochtans niet goed, zegt ze. Reeds veertien dagen thuis. Op de ziekenbond, met een depressie. E. is dertig jaar tandartsassistente in dezelfde praktijk. De tandartsorthodontist houdt zich naast het corrigeren van menig kindergebitbezig met het onwillig betasten van zijn assistente.Het is al jaren aan de gang.
Ik ben nog van de oude stempel, zegt ze, en dan verander je niet zo vlug van werk. Maar het is genoeg geweest. Zijnlaatste ongewenst gegraai deed de emmer overlopen. En ik ga niet meer terug! meent ze stellig.
De handtastelijke tandarts had zich beter nog een beetje bedwongen. Volgend jaar is hij pensioengerechtigd. Vierenzestig jarenzetten aldus geen domper op zijn ongewenste lust. Het groene blaadje dat hij maar al te graag kneep is tweeënvijftig.
Staat er geen maximumleeftijd op grijpgraag gedrag ?
Het leven van Roger Martin du Gard (1881-1958) was doortrokken van deze lijfspreuk. De eigenwijze schrijver-paleograaf werd in 1937 bekroond met de Nobelprijs voor literatuur voor de artistieke kracht en waarheid waarmee hij menselijke conflicten verbeeldde. Wikipedia wijt zijn onbekendheid bij het Nederlandse publiek aan de afwezigheid van voorwoorden, artikelen die hij bewust niet schreef, jurys waar hijsteevast niet in zetelde, medailles waarvoor hij vriendelijk bedankte en een zetel in de Académie française die hij weigerde.
Heeft Roger Martin du Gard het bij het rechte eind. Begint iedere zinvolle gedachte bij twijfel?
Nog niet zo lang geleden gaf een vriendje mijn vele twijfels en vragen aan als reden voor de breuk. Bedoelde hij daarmee dat ik teveel nadenk over alles. En is dat geen positieve verdienste in plaats van een negatieve zaak?Wordtalles bemoeilijkt door het nog maar eens te overdenken? Maar behoort denken niet tot een van de voorrechten van de mens en als Roger Martin du Gard de gedachte zo hoog in het vaandel draagt, kan ze dan fout zijn?
Vandaag is mijn grootvader 106 geworden. Althans dat zou hij geweest zijn indien hij er vijfentwintig jaar eerder het bijltje niet bij had neergelegd.
Gisteren bracht ik met mijn vader een bezoek aan zijn laatste rustplaats.In het stratenplan van de eeuwige rust ligt hij in de eerste laan rechts en dan weer de eerste links.Bijna op de hoek, de tweede in de rij.
Zijn behuizing is een en al eenvoud.Een witte steen van twee meter op één met bovenaan een opstaand kruisen onderaan de vermelding van de namen. Hij ligt er zij aan zij met zijn vrouw, mijn naamgenote Marie. Voor eeuwig samen. De dood maakt mogelijk wat het leven in de weg stond.
Mijn vader is uitgerust met een klein zakje waarin een schop, rakel, borstel en een vod samengepakt zitten.Terwijl hij zich over hetbloemperk buigt en alle onkruid verwijdert neem ik metde borstel de steen onder handen.Stof, spinnenwebben en restanten vanbloemblaadjes worden vakkundig weggeveegd. In mijn onhandigheid stoot ik mijn hoofd aan het kruis.Dit wordt een blauwe plek.
Nadien wandelen we over de begraafplaats, mijn vader en ik. De godvaders van deNieuwmarktvoeren hier uitgebreide gesprekken met elkaar. Pijltjes wijzen de weg naar het praalgraf van Albrecht Rodenbach en wat verder rusten Franse soldaten die in WOI het leven lieten er naast Engelse.
In de toekomst zal deze rustplaatsplaats ruimen voor een park.Banken en bomen zullen zich wortelen waar menig man en vrouw tot stof terugkeerde.
Vanmorgen herinnert de pijnlijke plek op mijn hoofd me aan de verjaardag van mijn grootvader.Is dit zijn antwoord op mijn enige bezoekje in vijfentwintig jaar tijd?