Het Bonnefantenmuseum is een E-vormig gebouw van vier bouwlagen en een losstaande, gezichtsbepalende toren aan de Maas. De hoofdentree is aan de Avenue Céramique; langs de rivier is de tweede ingang bij het Café Ipanema. Op de begane grond zijn de meeste publieksruimten: entreehal, museumwinkel, auditorium, café en torenzaal.
De museumzalen zijn hoger gelegen: oude kunst op de eerste, en hedendaagse kunst op de tweede verdieping. Bovenin de middenvleugel is een 'prentenkabinet'.
In totaal is er ruim 4.000 m² expositieoppervlakte.
Het gebouw is opgetrokken in traditionele materialen als baksteen, natuursteen en zink om een skelet van beton en staal. Binnen is veelvuldig gebruik gemaakt van keruinghout voor de vloeren. De meest natuurlijke factor is echter het daglicht: de centrale trap is eigenlijk een overdekte straat, waar men zich half buiten voelt. Op de tweede verdieping speelt het daglicht met de kunstwerken. Bij de rondgang komt de bezoeker afwisselend door gangen langs de zuidkant en de noordkant van het centrale trappenhuis. Het lichteffect wordt verstrekt door het contrast tussen open en gesloten, dat het gebouw beheerst. De voor- en zijgevels zijn gesloten; de gevels van de centrale vleugel, die de as van het gebouw vormt, zijn open. Dit samenspel van licht en routing wordt geaccentueerd door horizontale en verticale doorkijkjes, die van het bezoek een 'promenade architecturale' maken.
Wisselende expo's en vaste collecties. Vaste collecties: oude kunst, middeleeuwse sculpturen, Italiaanse schilderkunst 1325-1525 en schilderkunst uit de zuidelijke Nederlanden uit de 16e en 17e eeuw en voorwerpen uit de collectie Neutelings (12e-16e eeuw); hedendaagse kunst en kleinere collecties, zoals Maastrichts aardewerk en zilver
Geopend dinsdag tot en met zondag 11.00 - 17.00 uur. Tevens op feestdagen die op een maandag vallen.
Gesloten 1 januari, Carnaval (25 t/m 28 februari) en 25 december. Tijdens het ombouwen van tentoonstellingen kunnen gedeelten van het museum tijdelijk gesloten zijn. Wij streven ernaar om niet meer dan één vleugel tegelijk te sluiten, m.u.v. grote tentoonstellingen.
De kantoren zijn op maandagen gesloten!
Entree: 8; 13 t/m 18 jaar: 3,50; kinderen t/m 12 jaar: gratis. Gratis op vertoon geldige collegekaart: Studenten Academie voor Bouwkunst Maastricht, ABK Maastricht, Conservatorium Maastricht, Jan van Eyck Academie, SRAL
The Bonnefantenmuseum celebrates its 125 annivesary this year with seven exhibitions.
* Exile on Main St (17 February 16 August 2009) The big anniversary exhibition Exile on Main St. shows work by nine artists who took a stand against mainstream art from the 1960's onwards in the American art. To be seen: work by Richard Artschwager, Wiliam Copley, Steve Gianakos, Alfred Jensen, Peter Saul, John Tweddle, John Wesley, H.C. Westermann and Joe Zucker.
* Palazzo - collecting early Italian art in the Netherlands, 1900-1940 ( 7 March 2008 31 December 2011). As part of Rijksmuseum Maastricht alliance between the Bonnefantenmuseum and the Rijksmuseum Amsterdam the Bonnefantenmuseum presents early Italian art collected by the important Dutch collector of Italian Renaissance art, Prof. Dr. Otto Lanz (1865-1935). The highlights include works by Veronese, Sano di Pietro, Luca della Robbia, Donatello as well as Lanz' favourite artist, Tintoretto.
* Jacob Jordaens (13 March 14 June 2009) Jacob Jordaens is one of the most important painters from both the Northern and Southern Netherlands. One of his undisputed masterpieces is "St. Peter finding the tribute money" from ca. 1623. Two versions of this painting occupy a central place in the exhibition, which has been mounted in collaboration with the Statens Museum for Kunst. * Hunted by the virgin - the Diana tapestries of the Rijksmuseum (13 March 13 September 2009). In 2006, the Rijksmuseum acquired three tapestries with themes from Ovid's Metamorphoses. The tapestries were designed by Karel van Mander.
The whole series was woven in the atelier of Frans Spiering, who was also originally from the Southern Netherlands and whose workshop was in Delft. The tapestries are being shown to the public for the first time as a series in Rijksmuseum Maastricht.
* Prospect Park V (September October 2009) For the fifth edition of Prospect Park, the biannual presentation of recent and planned acquisitions by young artists from the Netherlands and the Euregion, the museum is sparing no expense. Prospect Park V is introducing the work of eight promising artists who are all going their own way in an artistic climate that swings between social relevance and commercial success.
* Elizabeth Peyton (20 October 2009 - 21 March 2010) Elizabeth Peyton's miniature portraits capture the spirit of the times in an artistic language that unmistakeably reflects late 20th-century urban sensitivity. The museum presents the first comprehensive retrospective of Peyton's oeuvre, mounted by the New Museum in New York, beginning with a small-scale portrait of Napoleon Bonaparte and going up to one of fashion designer Marc Jacobs.
* Bonnefanten at Schiphol - Brueghel in business (November 2009 January 2010) The oeuvre of Pieter Brueghel the Younger is a model example of large-scale atelier production, in which many of Pieter Bruegel the Elder's compositions were copied. Over the Christmas period, some versions of two appropriate compositions the Census at Bethlehem and the small Adoration in the snow will be shown by the Bonnefantenmuseum in Rijksmuseum op Schiphol.
Ongeveer 55 jaar voor Christus kwam het gebied rond Maastricht voor het eerst in aanraking met de machtige arm van Rome. Julius Caesar rukte op in de richting van de Rijn. Vlak bij het huidige Zuid-Limburg stuitte hij op de Aduatuci en meer noordelijk op de Eburonen, twee krijgshaftige Keltische volksstammen. Een jarenlange guerrillaoorlog volgde. In 51 voor Christus wisten de legers van Caesar het laatste verzet te breken. Uit wraak voor geleden verliezen liet Rome's machtigste man de beide stammen bijna geheel uitroeien. Na Caesars' strafexpeditie waren de dalen rond de Maas en de Rijn zo stil als een kerkhof.
In 39 voor Christus benoemde keizer Augustus Marcus Vipsanius Agrippa tot stadhouder van Gallië. Agrippa kreeg opdracht het bestuur van de nieuwe provincies te organiseren en de Germaanse stammen aan de oostkant van de Rijngrens te pacificeren. Nog datzelfde jaar trok hij de Rijn over, versloeg de Suebii en leidde een aantal pro-Romeinse stammen over de rivier naar het lege land van Noord-Gallië. De Ubii vestigden zich op de westoever van de Rijn, rond het huidige Keulen. Een grote groep Chatti trok naar het drassige land tussen de beneden-Rijn en de Maas, waar zij bekend werden als de Bataven. Een andere groep koos domicilie in het oude stamgebied van de Aduatuci. Zij noemden zich de Tungri en Tongeren werd hun hoofdplaats. Pas rond 15 voor Christus werd de Rijngrens hermetisch afgesloten; tot die tijd bleef het onrustig in het noorden van Gallië.
Deel van het Romeinse Rijk
Wellicht was dit de reden voor de bouw van een Romeins militair steunpunt bij Caestert, even buiten het huidige Maastricht op het zuidelijke plateau van de Sint Pietersberg. Tussen 1973 en 1975 werden hier de resten van een ommuurd fort gevonden, dat bijna 20 hectare besloeg. Uit jaarringenonderzoek van enkele houten onderdelen van de walconstructie bleek dat deze enorme vesting in het najaar van 31 voor Christus was gebouwd. De Romeinen waren waarschijnlijk bij de monding van de Jeker de Maas overgestoken en hadden meteen de hoogte opgezocht. Daar kon het legercorps manoeuvreren en overzag het de omgeving. Van een Romeinse nederzetting aan de Maas was nog geen sprake.
Dat veranderde na het begin van de Christelijke jaartelling. De "Pax Romana" brak aan, een lange periode van vrede. Achter de Rijngrens werd het land ingeschakeld in de Romeinse economie. De soldaten in de grensforten hadden voedsel nodig, vooral graan, dat geproduceerd werd op de vruchtbare lössgronden in en rond de Maasvallei. Er werden doorgaande wegen aangelegd die ervoor zorgden dat de landbouwproducten snel te bestemder plaatse kwamen. Tegelijkertijd verplaatste de Romeinse manier van leven zich langs die routes steeds verder noordwaarts. Eén van de meest belangrijke routes in het noorden van Gallië was de weg van Boulogne-sur-mère, via Bavay en Tongeren naar Keulen. Vóór het midden van de eerste eeuw bereikte die weg de Maas, in het huidige Maastricht. Hier ontstond in de tijd van keizer Augustus een Romeinse nederzetting, op een plek die al in de ijzertijd was bewoond.
De Romeinse weg
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werden bij opgravingen aan de noordzijde van het Vrijthof, langs de Jodenstraat, de Havenstraat en de Plankstraat, stukken van een circa vijf meter brede grindbaan ontdekt. Het grindpakket had op sommige plaatsen een dikte van twee meter en werd begrensd door greppels. De diverse grindlagen duiden op veelvuldig onderhoud en intensief gebruik. Aan de hand van die vondsten hebben archeologen de loop van de Romeinse weg in Maastricht vrij nauwkeurig kunnen bepalen. Komend vanaf Tongeren, verliet de weg even achter de wijk Belfort het westelijk gelegen middenterras en daalde langs de huidige Brusselseweg af naar het Vrijthof. Van daar volgde het tracé een rechte lijn via de Grote Staat in de richting van de Maas. Ter hoogte van de Jodenstraat maakte de weg een scherpe bocht naar rechts, om bij de Plankstraat weer scherp af te buigen naar links. Die dubbele knik was vermoedelijk nodig om de drassige Jekerdelta te omzeilen, die nog tot in de vroege middeleeuwen tot aan de noordkant van het Vrijthof reikte. Op de hoek van de Eksterstaat en het Bat bereikte de weg tenslotte de Maas. Precies op die plek was al in 1969 de westelijke oprit van een houten brug gevonden. Jaarringenonderzoek wees uit, dat de oudste delen van die brug waren gebouwd met eikenhout dat in of kort na het jaar 38 was gekapt. De weg en de brug over de Maas zijn dus waarschijnlijk in dezelfde periode aangelegd. Van de oprit aan de Wyckerkant is nooit iets teruggevonden omdat de bedding van de rivier in de loop van de tijd enkele tientallen meters naar het oosten is opgeschoven. In 1985 stootten archeologen onder de huidige Rechtstraat op een grindophoging uit de Romeinse tijd. Die ontdekking leidde tot de reconstructie van een wegtracé, dat vanaf de Maasbrug in noordoostelijke richting naar het Geuldal liep.
Een kleine nederzetting
Romeins Maastricht was aanzienlijk kleiner dan men vroeger veronderstelde. In de eerste eeuw na Christus strekte de bewoning zich op de linker Maasoever uit van de zuidkant van de Bernardusstraat, tot de noordkant van het Stokstraatgebied. Rijke bodemvondsten langs de Grote Staat bewijzen dat in deze tijd ook verderop langs de Romeinse weg, ruwweg tot aan het Vrijthof, mensen woonden. Op de oostelijke oever vormen enkele smalle, op de weg gerichte erven onder de huidige Rechtstraat, de enige sporen van bewoning uit de vroegste Romeinse periode. De huizen bestonden uit een combinatie van houten balken, vlechtwerk en leem. Ze zullen voornamelijk bewoond zijn geweest door boeren, handelaren, ambachtslieden en gepensioneerde Romeinse soldaten. De weg en de brug garandeerden een constante stroom bezoekers en maakten de kleine nederzetting tot een gunstige vestigingsplaats. Een reiziger wist dat hij Maastricht naderde zodra hij de eerste graven zag langs de kant van de weg. In de Romeinse tijd was het gebruikelijk dat de overledenen werden begraven langs de uitvalswegen, op enige afstand van de bebouwde kom. Zowel bij de inheemse bewoners als de Romeinse nieuwkomers was lijkverbranding regel. De asresten werden uitgestrooid in het graf of bijgezet in urnen van glas of aardewerk. Aangezien de Romeinen geloofden in een leven na de dood, was het laatste afscheid omgeven met tal van rituelen.
Zo werden allerlei voorwerpen meegegeven in het graf, variërend van persoonlijke toiletartikelen, drinkbekers en olielampjes, tot schalen en potten in aardewerk, glas en metaal. Rijk gevulde graven zijn onder andere aangetroffen langs de Tinnegietersdreef, de Brusselsestraat en de Meerssenerweg. Rijke Romeinen lieten soms al tijdens hun leven indrukwekkende grafmonumenten bouwen. Van enkele van die grafmonumenten werden in de jaren 1960 bij baggerwerkzaamheden in de Maas fragmenten geborgen. De steenblokken waren één- of tweemaal in latere constructies, zoals de brug, herbruikt en uiteindelijk op de bodem van de rivier geëindigd. Op de steenfragmenten waren inscripties uitgekapt en scènes uit het leven van de overledene of van de dodenmaaltijd uitgebeeld. Sommige overledenen hadden een militaire achtergrond, anderen een commerciële.
Meer allure
Vanaf het begin van de tweede eeuw begon het aanzicht van de kleine nederzetting te veranderen. Kunstmatige bodemophogingen hadden het bewoonbare areaal aanzienlijk uitgebreid. Nieuwbouw geschiedde vooral in steen. De huizen die in deze periode gebouwd werden, bestonden vaak uit twee verdiepingen. Op de begane grond lag doorgaans een grote ruimte waarin goederen geproduceerd en verkocht werden. De keuken bevond zich meestal achter het werkvertrek, net als de provisiekamer en, indien aanwezig, het toilet. Achter de keuken lag vaak een lange tuin, met verschillende schuren, waterbassins en een put. Op de bovenverdieping bevonden zich de slaapvertrekken en de kamertjes voor de bedienden. Bijna alle huizen hadden verwarming. In eenvoudige Romeinse woningen werden kachels gebruikt of metalen bekkens waarin een open houtskoolvuur kon branden. Bovendien stond in de keuken altijd een groot fornuis dat veel warmte uitstraalde. De meeste Romeinse woonhuizen waren spaarzaam gemeubileerd. Rijke Romeinen en leden van de inheemse elite konden zich meer comfort permitteren, zoals blijkt uit de voorstellingen op de beroemde sarcofaag van Simpelveld. Op de binnenwanden van die stenen askist zien we houten rekken, kleine kasten en zelfs commodes afgebeeld. Ook zien we tafels met poten in de vorm van leeuwenklauwen, beklede krukjes, rieten stoelen en sofa's.
Naast stenen woonhuizen verschenen in de loop van de tweede eeuw ook enkele indrukwekkende openbare gebouwen in het straatbeeld. Zij gaven het kleine dorpje aan de Maas geleidelijk een meer stedelijk karakter. De resten van twee van die gebouwen, een badhuis en een tempelcomplex, zijn in de afgelopen decennia in het Stokstraatgebied teruggevonden.
Een badhuis
In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werd het Stokstraatgebied geheel gesaneerd en gerenoveerd. Nadat de slopers hun werk hadden gedaan, kreeg de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gelegenheid op uitgebreide schaal archeologisch onderzoek te doen. Pal achter de Stokstraat, op wat later het "Thermen-pleintje" gedoopt zou worden, werden de overblijfselen van een Romeins badgebouw blootgelegd. Het badhuis was al in 1840 ontdekt door stadsbouwmeester Mathieu Hermans, maar toen slechts gedeeltelijk onderzocht. Hoewel het ook in 1963 niet volledig werd opgegraven, werd veel meer over de functies van het gebouw duidelijk. De ingang van het ommuurde complex lag aan de westkant, aan de kant van de grote weg. Direct achter de entree bevond zich een open ruimte waarin mogelijk een zwembad of een speelveld aangelegd was. Enkele vertrekken beschikten over centrale verwarming en dienden als lauw- en warmwaterbad. Daarnaast waren er nog een koudwaterbad, een kleedruimte en een stookruimte. Romeinse badhuizen waren populaire ontmoetingsplaatsen voor de bewoners uit de regio. Men ging er niet alleen heen om schoon te worden, maar vooral voor de gezondheid en de gezelligheid. Vrouwen konden er 's morgens en in de vroege middag terecht; mannen in de late namiddag en 's avonds. Een dagelijks bezoek was zeker niet uitzonderlijk.
De resten van het Romeinse badhuis verkeerden in zulke goede staat, dat besloten werd het complex niet af te breken om naar onderliggende oudere bouwfasen te zoeken. Na het archeologisch onderzoek werd het geheel met zilverzand afgedekt. In het plaveisel van het bovenliggende Thermenpleintje zijn de contouren van de gebouwen met een afwijkende steensoort aangegeven.
Een tempelcomplex (Bij Jupiter)
In 1983, twintig jaar nadat het Romeinse badhuis was blootgelegd, kregen archeologen opnieuw de kans de Maastrichtse ondergrond te onderzoeken. Op de hoek van het Onze Lieve Vrouweplein en de Eksterstraat werd het oude Hotel Derlon afgebroken, met de bedoeling er een nieuw hotel te bouwen. Ongeveer zes meter onder het maaiveld stuitten de onderzoekers op de resten van een ommuurd tempelcomplex. De noordelijke façademuur was direct op het grindpakket van de Romeinse weg aangelegd, die hier een haakse bocht maakte in de richting van de Maasbrug. In het midden van deze zeventieneneenhalve meter brede zandstenen muur, bevond zich een toegangspoort van iets meer dan twee meter. Vlak naast de ingang stond een mergelstenen waterput. De monumentale entree had een drempel van Naamse steen en een omlijsting in Jurakalksteen.
Beide steensoorten werden over de Maas vanuit België en Noordoost-Frankrijk aangevoerd. De poort gaf toegang tot een binnenhof, die omstreeks het midden van de tweede eeuw werd voorzien van een vloer in roze beton. Bij die gelegenheid werd in de noordwesthoek van het binnenplein ook een gebouwtje van circa drie bij drie meter opgetrokken. Het had een twee meter brede ingang en deed waarschijnlijk dienst als souvenirwinkeltje. Midden op het plein werden beelden, altaren en godenpijlers opgericht. Van één kolossale pijler ter ere van de Romeinse oppergod Jupiter zijn het voetstuk en enkele brokstukken teruggevonden. De pijler was opgebouwd uit verschillende verdiepingen van viergodenstenen, waarbij aan elke zijde een nis voor een beeld van een god was uitgespaard. Een opgegraven fragment van één van die nissen, bevatte een stuk van een aardbol en een scheepsroer. Beide attributen behoorden toe aan Fortuna, de godin van het geluk. Boven op de pijler stond een meer dan levensgroot beeld van Jupiter. Van de stenen adelaar die hem vergezelde, zijn fragmenten in de onmiddellijke omgeving aangetroffen. De Jupiterpijler kon men indertijd al van verre herkennen. De reiziger kon er zich op oriënteren, net zoals wij dat nog vaak doen met onze kerktorens. Van de tempel die aan de zuidzijde van het complex gelegen moet hebben, werden in 1983 geen sporen teruggevonden. Gezien de afmetingen van de blootgelegde muurresten, strekte het tempelgebouw zich uit onder de pandhof van de Onze Lieve Vrouwebasiliek. Wel werd aan de zuidkant van de opgravingsput een keienweggetje ontdekt dat waarschijnlijk nog vóór de komst van de Romeinen is aangelegd. Zowel het keienweggetje als de resten van het Romeinse tempelcomplex zijn in de museumkelder van het nieuwe Hotel Derlon geconserveerd en toegankelijk voor het publiek.
Verwoest
Tijdens de eerste drie eeuwen van de Romeinse overheersing bestond de militaire strategie uit het aanleggen van een hele reeks forten langs de Rijngrens. Deze limes of grensverdediging werkte uitstekend tegen invallen van Germaanse of Frankische stammen tot de ineenstorting van het systeem omstreeks 270 na Christus. Vanaf die tijd drongen vijandelijke troepen regelmatig diep door in het achterland, dat het zwaar te verduren kreeg. Maastricht werd niet gespaard. Dikke brandlagen in de ondergrond duiden erop dat de nederzetting in het derde kwart van de derde eeuw grondig werd verwoest. Maastricht is nadien, op beperktere schaal, weer opgebouwd. Het tempelcomplex werd niet hersteld. Resten van de gebouwen, de godenpijlers en van grafmonumenten uit de omgeving, werden gebruikt bij de wederopbouw van de brug en bij de aanleg van een verdedigingsstelsel.
Om een herhaling van de verwoestingen te voorkomen ontwikkelde keizer Constantijn de Grote in de eerste helft van de vierde eeuw het zogenaamde diepteverdedigingssysteem. Dit hield in dat een beperkt aantal forten langs de Rijngrens met minder manschappen dan voorheen de vijand slechts even op moesten houden. Op de belangrijke oost-westverbinding tussen Keulen en Noord-Frankrijk werden op regelmatige afstanden cavalerietroepen gestationeerd, die in geval van nood moesten uitrukken om binnendringende stammen op te vangen.
De strategisch gelegen Maasovergang bij Maastricht werd gekozen als één van de vestigingsplaatsen voor de comitatenses, zoals deze militaire hulptroepen indertijd genoemd werden. Nog vóór het midden van de vierde eeuw werd hier op beide rivieroevers begonnen met de bouw van een vesting.
De Romeinse vesting
In 1910 werd door stadsarchitect W. Sprenger onder de westelijke kruisgang van de Onze Lieve Vrouwebasiliek het eerste stuk van de laat-Romeinse versterking blootgelegd. De ronde vestingtoren werd in eerste instantie niet als zodanig herkend. Maar toen in 1921 de zuidwestelijke hoektoren werd ontdekt, bleek dat beide torens onderdeel van één constructie vormden. In de jaren 1950 werden delen van de noordmuur vastgesteld onder de Morenstraat. In 1980 werd aan de Havenstraat een stuk van de westmuur opgegraven. In 1982 vonden archeologen een derde toren aan de Houtmaas en een jaar later werd aan de Plankstraat de zijpost van de westelijke toegangspoort aangetoond. Al deze opgravingen maakten een reconstructie van de vesting mogelijk.
Het Maastrichtse castrum bestond uit een fort op de westelijke Maasoever en waarschijnlijk, maar dat is nooit aangetoond, een versterkt bruggenhoofd op de oostelijke oever. Het fort sloot direct aan op de westelijke brugopgang, was rechthoekig van vorm en besloeg een oppervlakte van 1,5 hectare. Het bouwwerk telde tien torens, met een diameter van 9 meter en een geschatte hoogte van 15 tot 20 meter. De muren waren ongeveer 1,5 meter dik en 8 tot 10 meter hoog. Aan de west- en oostzijde stonden twee rechthoekige poortgebouwen, die ongeveer even hoog waren als de torens. De doorgangen waren ongeveer drie meter breed en lagen in een rechte lijn met de brug. Bij de opgraving aan de Houtmaas bleek dat de walmuur aan de Maaskant vanwege de drassigheid van het terrein op eikenhouten palen gefundeerd was. Analyse van de jaarringen in het hout leerde dat de eiken in het voorjaar van 333 waren geveld. Algemeen wordt aangenomen dat in dat jaar met de bouw van de vesting werd begonnen. Aan drie zijden langs de vestingmuren lag een drie meter diepe gracht; aan de zuidzijde stroomde de Jeker.
Binnen de ommuring lagen diverse gebouwen, waarvan slechts enkele fragmenten zijn teruggevonden. Stenen funderingsresten kunnen onderdeel uitgemaakt hebben van een badgebouw en een graanopslagplaats. Van de houten stallen en de verblijven voor de soldaten bleef niets bewaard.
Blijvende onrust
Over de wederwaardigheden van het laat-Romeinse castrum van Maastricht is zo goed als niets bekend. Een mogelijke aanwijzing is te vinden in een van de werken van de geschiedschrijver Ammianus Marcellinus. Marcellinus maakte melding van een veldtocht tegen de Alemannen en de Franken, die keizer Julianus Apostata in de winter van 359 naar onze streken voerde. Terwijl de keizer druk doende was de Alemannen terug te drijven, plunderden 600 Frankische verkenners de onbeschermde grensstreek. Uit vrees voor de wraak van Rome verschansten de Franken zich in twee versterkingen aan de oevers van de Maas. Tegen het einde van het jaar werden zij daar door de keizerlijke troepen omsingeld. Omdat de rivier dreigde dicht te vriezen en Julianus vreesde dat de Franken tijdens een maanloze nacht over het ijs zouden ontsnappen, liet de keizer voortdurend bootjes heen en weer varen. Aldus werd ontsnappen onmogelijk. Geplaagd door honger, slapeloosheid en wanhoop gaven de Franken zich na 54 dagen over. De Frankische hoofdmacht arriveerde te laat om hun stamgenoten te ontzetten. De vesting was weer in Romeinse handen; keizer Julianus was al op weg naar zijn winterkwartier in Parijs.
Hoewel Maastricht in dit hele verhaal niet met name genoemd wordt, is een identificatie van de "twee versterkingen" met het Maastrichtse castrum en het tegenoverliggende bruggenhoofd toch waarschijnlijk. Maastricht was namelijk de enige plaats die zowel aan de belangrijke heirbaan van Keulen naar Noord-Frankrijk, als aan de Maas lag. Bovendien was de versterking van Maastricht in 359 de enige Maasvesting in de verre omtrek.
De eerste christenen
De laat-Romeinse vesting van Maastricht werd gebouwd tijdens het bewind van Constantijn de Grote, die als de eerste christenkeizer van het Romeinse Rijk bekend staat. Pas onder Theodosius kreeg het christendom in 395 de status van staatsgodsdienst. In de tussenliggende periode verspreidde de christelijke religie zich in het noorden van Gallië.
De vijandelijke invallen die de Romeinen ertoe brachten het castrum te bouwen, waren er wellicht ook de oorzaak van dat Servatius, de bisschop van de Tongeren, zijn toevlucht zocht in Maastricht. Hij verplaatste de zetel van het bisdom naar Maastricht en stichtte een christelijke gemeenschap en een kerkje binnen de vesting. Volgens de traditie stierf Sint Servatius in het jaar 384. Hij werd niet ver van de rivier langs de Romeinse weg begraven. Zo'n hondervijftig jaar later bouwde bisschop Monulfus op die plek een kapel, die zou uitgroeien tot de kerk en het kapittel van Sint Servaas, de tweede kerk in de stad.
Concrete aanwijzingen voor het christendom in het vierde-eeuwse Maastricht zijn (nog) niet gevonden. Enkele in de vijfde en zesde eeuw te dateren grafstenen uit het Sint Servaascomplex, vormen de eerste bewijzen van christelijk leven in de stad. Daarnaast zijn op diverse plaatsen in de binnenstad aardewerkscherven gevonden met christelijke decoratiemotieven. Ook die stammen uit de vijfde en zesde eeuw.
Oudste stad van Nederland?
Het Romeinse castrum heeft de toegang tot de Maasbrug misschien een eeuw lang weten te beschermen. In de vijfde eeuw begon de door de Romeinse legers vier eeuwen tegengehouden volksverhuizing weer op gang te komen. De Romeinen konden langs de Rijn de toenemende druk op de grenzen van hun rijk niet langer weerstaan. Noodgedwongen moesten zij zich langzaam terugtrekken. Omstreeks 450 hadden de Germaanse Franken tussen Rijn en Maas de overhand gekregen. Zij werden eerst bondgenoten van de Romeinen en namen later de macht van hen over. Veel is hier in duister gehuld, maar één ding is uit opgravingen wel duidelijk geworden: tijdens de tweede volksverhuizing is Maastricht niet te vuur en te zwaard verwoest. Het zal er niet allemaal en altijd even zachtzinnig aan toe zijn gegaan, maar een algehele verwoesting is achterwege gebleven. Er is daardoor geen volledige breuk in de bewoning van het stadsgebied tussen de tijd van de Romeinen en die van hun opvolgers, de Franken. Maastricht kan daarom terecht gelden als de oudste, doorlopend bewoonde stad van Nederland.
Het Romeinse castrum heeft zijn leven nog weten te rekken tot circa 1000. Rond die tijd werden de muren en de torens tot op de fundamenten gesloopt. De grootste steenblokken werden bewaard om ze voor nieuwe bouwwerken te gebruiken. Enkele van die stenen zijn verwerkt op de hoeken van de westbouw van de Onze Lieve Vrouwebasiliek, de opvolger van de eerste bisschopskerk.
Maastricht kent enkele bekende musea, waarvan de bekendste het Bonnefantenmuseum is. Dit museum werd gebouwd in 1995 naar een ontwerp van de architect Aldo Rossi. De collectie van het museum bestaat uit een vaste collectie oude kunst van zowel schilderkunst als beeldhouwkunst (beelden en schilderijen uit de periode 1200-1650) en hedendaagse kunst. Een ander belangrijk museum is het Natuurhistorisch Museum Maastricht. Dit museum heeft als topstuk een afgietsel van de in 1774 gevonden Mosasaurusschedel. Het origineel werd door Napoleon meegenomen en ligt nu in het Muséum National d'Histoire Naturelle in Parijs. Het derde belangrijke museum is het Spaans Gouvernement, een museum aan de zuidzijde van het Vrijthof. Het is een 16e-eeuws voormalig kapittelhuis, waarvan de naam is ontleend aan de Spaanse koning en tevens Rooms-Duitse keizerKarel V, die daar regelmatig tussen 1520 en 1550 verbleef. Kleinere musea in de stad zijn het Nederlands Architectuurinstituut Maastricht, Schuilen in Maastricht (een tentoonstelling over het gebruik van de 'Kazematten' als schuilkelder), het Sint-Pieters Museum op de Lichtenberg en museum De Historische Drukkerij.
Bezienswaardigheden
Maastricht telt vele honderden bezienswaardigheden en monumentale gebouwen:
Helpoort en stadsmuur met enkele muurtorens (middeleeuws)
De Hoge Fronten, ook wel Linie van Du Moulin genoemd. 17e/18e eeuwse vestingwerken met diverse bastions ter bescherming van de stadswallen. De Hoge Fronten worden gekenmerkt door de aanwezigheid van droge grachten en ondertunneling (ook wel aangeduid als kazematten)
Het Oud Gouvernement, gelegen op de kruising van de Bouillonstraat en de Papenstraat.
Het Gouvernement, een voorbeeld van modernere architectuur
Sint Pietersberg met de uitgestrekte onderaardse kalksteengroeves (ten onrechte aangeduid als de grotten), waarvan de Zonneberg en het Noordelijk Gangenstelsel voor toeristen te bezichtigen zijn. Hier ligt ook het Fort Sint Pieter
Maastricht telt meer dan 1500 rijksmonumenten, waarmee het de tweede plek inneemt qua aantal na Amsterdam.
Maastricht als bedevaartplaats
De verering van de "Sterre der Zee", in de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek , is de meest populaire Maria-devotie in Limburg. Heel de dag door komen mensen in de kapel van de Sterre der Zee een moment bidden, en steken daarbij een kaars (een "bougie") op, als zichtbaar symbool voor hun gebed.
Een van de bekendste carnavalsvieringen in Nederlands Limburg vindt plaats in Maastricht. Daar werd in 1839 de sociëteit Momus opgericht. Deze sociëteit heeft het spontane volksfeest een iets meer georganiseerd karakter gegeven door naar Rijnlands voorbeeld zittingen en optochten te houden. Momus ging in 1939 ter ziele, maar na de Tweede Wereldoorlog werd deze rol overgenomen door de Carnavalsvereniging 'De Tempeleers'. In de Maastrichtse Carnaval wordt veel aandacht besteed aan de kostuums ('pekskes') en aan het schminken van het gezicht. Een groot deel van het feest speelt zich daar ook in de buitenlucht af; het zogenaamde straatcarnaval ('straotkarneval').
Een verhaal apart is de traditie van de Maastrichtse carnavalsmuziek. Werd er voor de Tweede Wereldoorlog nog gebruik gemaakt van 'Hollandse' garnizoensliederen om het feest cachet te geven, na de oorlog is er op instigatie van de Tempeleers het gebruik geïntroduceerd om voor de gelegenheid eigen liederen te schrijven, de "vastelaovendsleedsjes". Door een concours wordt ieder jaar een liedje van het jaar verkozen. Zo is er in de loop der decennia een repertoire van honderden liedjes ontstaan. Het eerste, in 1946 heette heel toepasselijk "Carneval in Mestreech". Op straat werden deze liedjes, aanvankelijk begeleid met accordeon en trompet. Vanaf de jaren zestig raakten de "Zaate Hermeniekes", ("Zatte Harmonieën") in zwang. Later kwamen daar nog eens tientallen sambabands bij.
Uitgaansleven
Maastricht staat bekend om zijn zeer rijke caféleven en zijn talrijke restaurants, waarvan vele van zeer hoog niveau (de stad met de meeste Michelinsterren in Nederland). In het centrum zijn de meeste cafés en restaurants te vinden, maar ook in sommige buitenwijken, en dan met name in de voormalige dorpen die in de loop der tijd aan Maastricht vastgegroeid zijn. De hoogste concentratie cafés ligt rond het Vrijthof de Markt, het Onze-Lieve-Vrouweplein en de Platielstraat. Van de grotere steden in Nederland heeft Maastricht de hoogste cafédichtheid.
Winkelen
De Maastrichtse binnenstad heeft een zeer ruim winkelaanbod. Naast de gebruikelijke winkelketens wordt Maastricht ook gekenmerkt door een aantal kleine exclusieve winkels. Een opvallende winkel is de boekhandel Selexyz Dominicanen, gevestigd in de Dominicanerkerk, een achthonderd jaar oude kerk van de paters Dominicanen. Volgens de Britse krant The Guardian is dit de mooiste boekhandel ter wereld. Het winkelaanbod trekt veel toeristen uit de omringende regio's aan, waaronder bezoekers uit België en Duitsland.
Maastricht heeft ook een aantal markten. De weekmarkt is op de Markt.
de vrijdagmarkt: dit is de grootste van de drie markten. Deze markt is tot in de wijde omgeving van Maastricht bekend en trekt ook veel Belgen.
de woensdagmarkt: deze markt vindt op woensdagochtend plaats, en is net als de vrijdagmarkt een reguliere markt, alleen kleiner van opzet.
de dagmarkt: iedere dag zijn er enkele marktkramen, die in dagelijkse behoeften voorzien.
Eveneens is er iedere donderdagmiddag een biologische-levensmiddelenmarkt in de Stationsstraat en iedere zaterdag een antiek- en curiosamarkt in dezelfde straat, direct voor het station.
Media
Maastricht kent verschillende lokale media, zoals huis-aan-huis-bladen (De Ster, De Maaspost en De Trompetter), een radiozender (Maastricht FM) en een televisiezender (TV Maastricht). De laatste twee kanalen zijn in handen van RTV Maastricht.
Ook bieden de provinciale media veel lokale informatie, zoals de dagbladen De Limburger en het Limburgs Dagblad, en de radio- en televisiezender L1. Evenementen en uitgaansmogelijkheden worden wekelijks gepubliceerd in de uitgaansagenda Week In Week Uit en op de website MaastrichtNet.
Op de grens van het oude Wyck en de nieuwe wijk Céramique ligt Centre Céramique aan plein 1992. Er is altijd wel iets te beleven! U kunt de bibliotheek bezoeken, een mooie tentoonstelling bekijken, een lekkere kop koffie drinken, de krant lezen, luisteren naar een concert of laten verrassen door een van de vele activiteiten. Dit is niet de enige reden voor een bezoek aan Centre Céramique. Ook het gebouw van de architect Jo Coenen met haar mooie uitzicht is de moeite waard. Daarbij wordt Centre Céramique omringd door het Bonnefantenmuseum, Theater Het Vervolg en NAi Maastricht (Nederlands Architectuur Instituut). Op deze plek in Maastricht vindt u een uitgebreid cultureel aanbod op nog geen 30 meter van elkaar vandaan. U bent van harte welkom!