Max Frisch (1911-1991), samen met Friedrich Dürrenmatt één van de bekendste Zwitserse schrijvers van de twintigste eeuw, was eigenlijk architect. In Zürich is nog altijd een naar Frisch genoemd modernistisch zwembad in gebruik, een statement tegen de burgerlijke knusheid van zijn land. Auteur Kamiel Vanhole beschreef het met grote bewondering, in zijn laatste boek De spoorzoeker.
Na de Tweede Wereldoorlog barstte het literaire talent van Max Frisch pas goed los in romans, toneelstukken en dagboeken. Met als centraal thema de relatie tussen mens en maatschappij, de onderdrukking van de enkeling, de zoektocht naar een identiteit. Enkele titels: Stiller, Gantenbein, Montauk en Homo Faber. Dat laatste verhaal over de worsteling van een wetenschapper met gevoelens en met het (nood)lot werd in 1991 verfilmd door Volker Schlöndorff.
De theaterteksten van Frisch blijven actueel. Andorra is een bijtende satire over zich conformeren, massapsychologie en antisemitisme. Biedermann en de brandstichters bracht de KVS in Brussel twee jaar geleden nog op de planken. Regisseur Ruud Gielens loofde Frisch toen als onderdaan van het neutrale Zwitserland, die nooit ergens aan meedoet en overal commentaar op heeft. Met afstand, maar tegelijk heel poëtisch.