Als belleman kom je vaak in contact met bepaalde groepen mensen en dan hoor je al eens een eigenaardig verhaal : spookverhalen, reuzenlegendes, waarom heet een Kuurnenaar een 'ezel' en noemen ze de inwoners van Moen 'messentrekkers'..?
Ik heb het even opgezocht en in dit blog samengebundeld.
Veel leesgenot.
04-01-2011
Kasseibijters in Assenede
Het keurmerk van de gemeente maar op steeds minder wegen zichtbaar, is de kassei. De kassei geeft de dorpelingen ook hun bijnaam "kasseibijters".
"De messentrekkers van Attehoven" (deelgmeente van Landen). Attenhoven zou immers in de vorig eeuwen een soort van vrijstaat en vluchtplaats geweest zijn voor criminelen van allerlei slag.
De kerk van Balen werd binnen de periode van 3 eeuwen 3 maal door het vuur vernield. Men moest telkens naar een andere bidplaats (waarschijnlijk naar de kapel van Schoor, die destijds dienst deed als hulpkerk voor Balen-centrum).
Omdat dit tot 3 maal toe gebeurde namen de naburige dorpen de gelegenheid te baat om de Balenaars kerken-kruiers te noemen.
De verklaring is wellicht te vinden in de grote belangstelling voor de geitenkweek, die in het bijzonder tot uiting kwam in de stichting van een geitenkweeksyndikaat in 1911. De spotnaam werd door hem uit de volksmond opgetekend en is bij de oudere bevolking nog bekend.
Drie marktkramers uit Auvergne hadden vernomen dat Keizer Karel V op 21 augustus 1549 Beaumont zou bezoeken. Met hun drieën gingen ze te voet van Auvergne naar Beaumont om de keizer te begroeten. De zon stond hoog aan de hemel en het was bloedheet, de weg lag vol stof en was moeilijk begaanbaar. De drie mannen hadden verschrikkelijke dorst en raakten met moeite verder. Een eenzame, smaakvol geklede ruiter kruiste hun weg, de drie mannen sleurden deze ruiter van zijn paard, lieten hem op de grond vallen, sprongen zelf op het paard en reden richting Beaumont in de hoop nog op tijd te komen door de keizer in de stad zou aankomen.
Toen zij uren later aan de stadspoort aankwamen was iedereen daar ongerust over het feit dat de keizer al meer dan een uur geleden moest aangekomen zijn en hij er nog steeds niet was. Enkele ruiters namen het besluit hem tegemoet te rijden. Niemand wist dat de drie marktkramers de keizer hadden overvallen. Zelfs zij hadden er geen flauw idee van. Ondertussen was de keizer heel kwaad te voet verder getrokken en gevonden door de ruiters die hem meenamen naar Beaumont. In de stad aangekomen herkende de keizer de drie marktkramers en voor zij de benen konden nemen liet hen opknopen. Op de eerste zondag van oktober gaat er elke 5 jaar een stoet door de stad die deze gebeurtenis herdenkt.
Door het kanaal Dessel Schoten te graven, werd in Beerse veel klei ontdekt. Er kwamen dus steenfabrieken en mensen die in de klei moesten dabben". Op de markt in Beerse staatvoor de ingang van de mooie gerestaureerde St.Lambertuskerktrouwens een standbeeld voor deze noeste werkers.
Ook de Kempense geschiedenis telt een hoofdstuk industriële archeologie. De Kleidabbersroute vormt hiervan een mooie illustratie.
Medio 19de eeuw brachten de steenfabrieken van Sint-Jozef-Rijkevorsel eindelijk welvaart voor deze arme regio. De Kleidabbersroute verwijst naar de spotnaam van de inwoners van Rijkevorsel. Ze biedt een boeiende mix van het uitbundige groen van de kolonies van Wortel en Merksplas, de nu verlaten steenbakkerijen langs het Kanaal Schoten-Turnhout en de uitgestrekte weilanden van Sint-Lenaarts, Loenhout en Hoogstraten.
De Beerselenaars wonen tussen de bezembinders van Sint-Genesius-Rode, de bosuilen van Dworp, de aardslok-kers van Buizingen en de melkboeren van Drogenbos. Niet te verwonderen dus dat die aan de Beerselaars met hun sjieke heren in het waterkasteel de spotnaam paret-ters, opscheppers, grootdoeners gaven.
De bewoners van dit polderdorp krijgen in de volksmond de naam reigers opgeplakt. Dit is een relatief jonge bijnaam, die te maken heeft met de ondertussen befaamde kolonie reigers die er een vaste stek heeft gevonden. Rond de vorige eeuwwisseling streken de eerste reigers neer in een groene oase tussen het Solftplein en de Berendrechtse dijk. De vogels hadden het er best naar hun zin. De kolonie in Berendrecht is een van de oudste van het land. Omwille van de opvallende verschijning van de steltvogels aan de rand van het dorp, kreeg Berendrechtenaars de naam reigers opgeplakt.
Ooit werd Beselare, een dorp in de buurt van Ieper, iedere avond weer opgeschrikt door een vreselijk vals kattenconcert. Overdag zag je geen kat, maar 's avonds verzamelden zich ontelbare dieren bij de Katteput. Het was daar een gemiauw, gesis en geblaas van jewelste !
Om middernacht dansten ze met z'n allen op hun staart. Dan leek het of de hel was losgebroken. Op een avond besloten vier vrienden een einde te maken aan die godslasterlijke kattenfeesten. Gewapend met dikke stokken trokken ze naar de Katteput. Maar nauwelijks waren ze daar aangekomen of ze kozen al het hazenpad. Die katten waren ontembaar ! Kort daarop werden de vier vrienden ziek. Natuurlijk hadden de katten ook dààrmee iets te maken. Het stond als een paal boven water dat ze behekst waren. Katten en heksen hoorden immers bij elkaar.
De pastoor van Beselare besloot iets aan die onhoudbare toestand te doen. Op het einde van de zondagsmis, net voordat hij de parochianen naar huis zou sturen, sprak hij nog gauw hardop een gebed uit dat duivels en heksen kon bezweren. Zo'n veertien vrouwen uit Beselare veerden op en vluchten de kerk uit. Sinds die dag waren de vier vrienden weer kerngezond, zijn de katten gebleven en vind je er ook geen heksen meer.
Behalve dan in de jaarlijkse heksenstoet, die telkens weer veel nieuwsgierigen naar Beselare lokt. Maar of het hier om èchte heksen gaat, valt te betwijfelen.