Inhoud blog
  • Algemeen Nederlands in Vlaanderen
  • Vooruitgang en regeltjesproliferatie
  • Hoofddoekenverbod
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Peinzingen
    I have believed the best of every man. And find that to believe is enough to make a bad man show him at his best, or even a good man swings his lantern higher.
    04-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Algemeen Nederlands in Vlaanderen

    Over Vlamingen en hun gebrekkig vermogen tot communicatie doen veel mopjes en verhalen de ronde: Vlamingen zijn domme boeren, nauwelijks het dialect ontgroeid; Vlamingen zijn binnenvetters en kunnen zich niet vlot uitdrukken; Vlamingen spreken een gruwzaam ontoereikende vorm van het Nederlands, een tussentaal of verkavelingsvlaams. Onzin en vastgeroest clichés, want de gemiddelde Vlaming is zeker niet minder communicatief dan een ander; hij is niet noodzakelijk een stuurse, zwijgzame landbouwer die het AN niet beheerst. Waar hij enkel mee worstelt, is het feit dat de officiële landstaal die hij dient te hanteren, om historische redenen niet de zijne is. Het AN is een van oorsprong overwegend Hollands, kunstmatig taaltje dat in Vlaanderen is opgedrongen. Dat de Vlaming zich hiervan afkeert is eerder symptomatisch voor een ontwakend taalzelfbewustzijn dan voor een gebrekkige communicatievaardigheid.

    Belangrijk te onthouden is dat taal dynamisch is. Taalgebruik verandert gelukkig voortdurend: nieuwe woorden ontstaan, uitdrukkingen of formules raken in onbruik, spelling wordt geüpdatet, … Taalverandering is normaal en dus nooit goed of slecht. Wie zich ergert aan evoluerend taalgebruik en vasthoudt aan gedemodeerde taalnormen is niet mee, punt uit. Dit betekent ook dat talen uit elkaar kunnen groeien zodat verschillende varianten ontstaan, geografisch bepaalde zoals dialecten of sociaal bepaalde, zoals vakjargons.

    De grote verscheidenheid aan media die zich de laatste decennia heeft doorgezet heeft een aanzienlijke invloed gehad op het taalgebruik van de Vlaming. Sommigen stellen dat door jongeren- en commerciële zenders het taalgebruik zodanig verloederd is dat zelfs politici de moeite niet meer nemen om ‘fatsoenlijk’ AN te spreken tijdens tv-optredens. Anderen zien in deze trend een democratisering van het taalgebruik: geen stijf elitair gedoe maar, wel een volks, Vlaams taaltje. Helemaal ongelijk hebben ze natuurlijk niet, de taalcritici die zich ergeren of optrekken aan het taalgebruik in de (populaire) media: er zijn in Vlaanderen enkele opmerkelijke taalevoluties aan de gang die het Algemeen Nederlands grondig schijnen te veranderen, met enkele mogelijkheden maar ook valkuilen.

    Ten eerste is het AN aan het ‘verbelgen’. Een klein beetje geschiedenis om dit te duiden. Het AN dat wij dienen te beheersen komt uit Nederland en is een kunstmatig taaltje samengesteld uit vele Nederlands dialecten, waaronder ook Brabantse en Vlaamse dialecten, maar stevig geworteld in het 17de-eeuwse Hollands. Toen Nederland zijn Gouden Eeuw beleefde als onafhankelijke staat met een gigantische handelsimperium groeide de nood aan een eigen standaardtaal zodat de Nederlanders zowel op nationaal bestuursniveau als op internationaal handelsniveau hun schriftelijke communicatie in eenzelfde quasi officiële taal konden voeren. Holland was toen de machtigste provincie, dus het lag voor de hand dat het plaatselijke dialect de basis zou vormen. Toch kregen ook andere dialecten een plaats binnen de nieuwe taal, zelfs taalvarianten die de vele migranten uit het zuiden, het huidige Vlaanderen dus, meebrachten. Deze kunstmatige mengelmoes, die als bestuurstaal diende, werd onder anderen verspreid onder het volk door middel van de Statenbijbel, een vertaling van de Heilige Schrift opgesteld op laste van de Staten-Generaal. Deze taal, die veel aanzien bezat, verspreidde zich vlot doorheen Nederland. In België zette deze taal zich niet door, omdat het huidige België onder het juk van achtereenvolgens het Spaanse, Oostenrijkse en Franse gezag de zeventiende en achttiende eeuw doorbrachten. Voor Vlaamse dialecten was wel plaats, maar nauwelijks als bestuurstaal. Voor officiële of religieuze aangelegenheden greep men snel terug naar het Latijn of het Frans. België zag zich toen dus geconfronteerd met een geografische taalgrens en een sociale taalgrens: niet alleen sprak men in het zuiden Franse (of Waalse) dialecten, maar over heel het land spraken de begoede klassen – zeker vanaf de achttiende eeuw - ook Frans. Toen België na de Franse Revolutie al helemaal onder de Franse invloedsfeer viel, werd er zelfs een anti-Vlaamse politiek gevoerd op het vlak van onderwijs, rechtsspraak en administratie. De Vlaming die weinig scholing had genoten, viel dus uit de boot. In Nederland daarentegen ontwikkelde het supradialecttaaltje zich tot een alom aanvaarde schrijftaalnorm en langzaamaan zelfs tot de spreeknorm; deze taalvariëteit kennen we nu als het A(B)N. Het cliché dat Nederlanders communicatievaardiger zijn dan Vlamingen wortelt in deze periode: eenvoudige Vlamingen konden zich nauwelijks uitdrukken in de bestuurstaal en hielden zich dus liever afzijdig, terwijl elke Nederlander zijn stem kon laten horen in maatschappelijke kwesties.

    Toen de Vlamingen in de negentiende eeuw voor taalgelijkheid vochten, werd er om cultureel-prestigieuze en praktische redenen voor gekozen om het AN van het noorden ook als norm bij ons in te voeren. Een andere mogelijkheid, onder andere gesteund door Guido Gezelle, was om een eigen standaardvariant te ontwikkelen en in te voeren, gebaseerd op (West-Vlaamse) dialecten. Anderen, zoals Jan-Frans Willems, stelden dat een Grootnederlandse taalunie meer tegengewicht zou bieden tegen Franse druk en dat het ontwikkelen van een eigen variant een omslachtig proces zou zijn waarbij niemand kon zeggen of het zou aanslaan. Het Nederlands van boven de Moerdijk dan maar. Een minder gelukkige keuze, aangezien de gemiddelde Vlaming zich er niet op zijn gemak bij voelde; de taal stond veraf van de dialecten en de algemene omgangstaal. Goed opgeleide Vlamingen uit de middenklasse hadden tijdens hun opleiding weliswaar kennis gemaakt met deze taalvariant, maar voor het gewone volk bleef het toch een vreemd taaltje. Toen daarbij ook nog eens de dialecten, historisch gezien de enige authentieke vorm van Nederlands, volledig onterecht een reputatie van boerse en achterlijke taaltjes kregen, werd de Vlaming al helemaal in een jeukerig, strak keurslijf gedwongen. Enerzijds had je het elitaire Hollandse AN, als middel van sociale promotie onmisbaar; anderzijds had je de moedertaaldialecten die ei zo na werden verboden, zeker in formele situaties. Daarnaast bleef ook het Frans nog een populair taaltje, zeker bij de hogere klassen. Een stap vooruit dus, maar geen grote.

    Tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw dwong de Vlaming meer taaleisen af, waaronder rechtspraak in het Nederlands en de vernederlandsing van de RUG, maar het AN bleef in België ongecontesteerd de taal van de Vlaams(gezinde) elite. Slechts een handvol sprak deze taalvariant vlot, maar ze bestond wel als schrijf- en onderwijstaal, al was de ouderwetse spelling velen een doorn in het oog. Na de Tweede Wereldoorlog spraken hoe langer hoe meer Vlamingen AN, dankzij de verbetering van het onderwijs en het ontstaan van een brede, beter opgeleide middenklasse. Dit AN bleef echter, zowel qua uitspraak als qua woordkeuze erg Hollands aanvoelen. Voor ons eerder verbazingwekkend is dat dit Hollands aandoen toen eerder een pluspunt was dan een minpunt: het stelde beter opgeleiden in staat zich te distantiëren van lager geschoolden. De NIR en later BRT opteren voor hun Nederlandstalige uitzendingen ook voor het AN.

    Het is pas vanaf de jaren zeventig, na een aanhoudende verbreding van de middenklasse, dat de Vlaming assertief genoeg werd om het Hollandse juk af te werpen en een Vlaams-klinkend AN te ontwikkelen, een taalvariant die door de BRT(N) werd uitgedragen en enkele jaren geleden door de Taalunie, het officiële AN-regulerend orgaan, werd erkend als Belgisch-Nederlands. Vele zuiderse uitdrukkingen, die in het AN als gewestelijk of verouderd werden bestempeld, kunnen nu weer zonder schroom gebezigd: denk aan sturen, kussen, schoon, weeral, … Ook de harde g hoeft echt niet meer. Deze variant is echter nog deels in ontwikkeling en vormt dus nog geen kant en klaar aanreikbare norm. Deze taalvariant kan zich op termijn ontwikkelen tot een vorm van het (Algemeen) Nederlands die toegankelijker is voor de gemiddelde Vlaming en toch als officiële taal kan dienen. Het zou de eerste keer zijn sinds de onafhankelijkheid van België dat de Vlaming een eigen standaardtaal heeft, zoals Gezelle en de zijnen het oorspronkelijk het liefst hadden gezien.

    Het ontwikkelen van deze Vlaamse (of Belgische) standaard speelt trouwens in op een evolutie in het taalgebruik: het in onbruik raken van het AN door de jongere generaties. Voor hen is het AN niet noodzakelijk meer een middel van sociale promotie en het nadeel van het vreemd en Hollands aandoen weegt dus niet langer op tegen de voordelen. Er is immers ook de doorbraak van een Vlaamse informele spreektaal, een soort tussentaal die (Brabantse) dialecten mengt met een opgekuiste uitspraak. Populaire media als VTM hebben deze taalvariant tot norm gebombardeerd. Zelfs politici, in vroeger tijden de bakens van het gruwelijk geforceerde, maar niettemin erg formele AN, spreken nu vlotjes een tussentaal - Bert Anciaux en zijn gelijken voorop - deels om dicht bij het grote publiek te staan, deels omdat AN-beheersing stilaan wegkwijnt. Enkel hoger opgeleiden beheersen nog vlot het klassieke AN; een beetje zoals een eeuw geleden. Hoewel deze Belgische taalvariant de Vlaming in staat stelt om in iets formelere situaties toch vlot uit de hoek te komen, omdat hij het AN niet hoeft te gebruiken maar toch niet hoeft terug te vallen op dialect, zijn er toch wat nadelen aan verbonden. Ten eerste is deze taal verre van gestandaardiseerd en ze is dus minder geschikt voor officiële communicatie. Daarnaast is het uitsluitend een spreektaalvariant en opteert de Vlaming voor schrijftaal nog steeds voor Belgisch-Nederlands of AN. Tot slot is het verschil met AN zo groot en is de dialectkleuring zo duidelijk dat het twijfelachtig is of perifere gebieden zoals West-Vlaanderen of Limburg geneigd zijn deze informele spreektaal of tussentaal over te nemen.

    Veel taalergernissen komen trouwens voort uit deze laatste situatie: beheersing van de norm verdwijnt, omdat de noodzaak tot een vlotte AN-beheersing verkleint: in veel situaties waarin vroeger het AN de norm was (in contact met gemeentehuizen, rechtbanken, banken, …) volstaat tegenwoordig een vlot informeel taaltje. De democratiseringsgolven vanaf de jaren zeventig hebben de Vlaming – terecht – mondiger en zelfbewuster gemaakt. Is dit een problematische evolutie? Geenszins, want het heeft er in elk geval toe geleid dat de Vlaming zich nu vlotter kan uitdrukken, een prima evolutie voor een volk dat bekendstond om zijn onvermogen tot communicatie.

    Blijft de vraag welke positie het Belgisch-Nederlands verdient? Simpel: het blijft op z’n minst de taal van de overheid, de ernstige pers, de nationale omroep (vooral de nieuwsberichtgeving) en het onderwijs. Binnen deze officiële sectoren is een strak vastgelegde, weliswaar licht kunstmatige (schriftelijke) taalnorm onmisbaar. Daarom pleit ik ook voor het in kaart brengen en promoten van het Belgisch-Nederlands. De nood aan een standaardtaal staat als een paal boven water en het lijkt me een ideale situatie dat er een officiële schrijftaal bestaat die erg weinig afwijkt van de officiële, schriftelijke ambtstaal, maar toch geen lichtjaren verwijderd is van de taal van het gewone volk. We kunnen dan gerust afstand nemen van het geforceerde AN uit het noorden. Daarnaast pleit ik ook voor het opwaarderen van dialecten in lokale contexten, maar dat is een andere zaak die buiten het bereik van dit essay valt.

    In alle niet-officiële aspecten van het dagelijks leven en in de populaire media staat het iedereen vrij om te spreken en schrijven zoals hij wil, tot groot spijt van wie dat mag ergeren. Als mijn schoonzus het dan heeft over haar ‘metekindje’, dan is dit misschien geen AN, maar wel perfect Nederlands.

    Het is dus zaak ervoor te zorgen dat iedereen voldoende vaardig is in Belgisch-Nederlands, maar ook dat iedereen voldoende voeling heeft met en respect voelt voor de lokale dialecten en zich vlot kan uitdrukken in n’importe welk taaltje; een natuurlijke meertaligheid binnen het Nederlands. Gedaan dus met halsstarrig ergerend vasthouden aan één, eerder toevallig dominante en ver van het volk afstaande taalnorm of met het pleiten voor een normloos vrijheid-blijheidtaaltje-zolang-we-elkaar-maar-verstaan. Hoog tijd voor inzicht in taal en flexibiliteit.

    04-02-2012 om 00:19 geschreven door Krikke Lucasson  




    Archief per week
  • 30/01-05/02 2012
  • 03/01-09/01 2011
  • 05/04-11/04 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs