| 
					
					 
  
 Hoofddoekenverbod 
Warm
en koud blazen, daar blinkt onze politiek in uit. Een algemeen
hoofddoekenverbod voor het gemeenschapsonderwijs (GO!) schorst de Raad van
State omdat het onvoldoende getoetst was aan de Grondwet, die vrijheid van
religie en meningsuiting waarborgt, naast onder andere ook neutraliteit van het
gemeenschapsonderwijs en onderwijsvrijheid. Langs de andere kant blijven de
verboden op hoofddoeken die door individuele scholen  zoals de athenea van
Antwerpen  zijn opgelegd van kracht. Begrijpe wie begrijpe kan. Daarnaast laat
de jonge De Croo het niet na in Humo
om te stellen dat hoofddoeken geen plaats verdienen in het GO! omdat ze een
teken zijn van de  door de islam geïnstitutionaliseerde  ongelijkheid tussen
mannen en vrouwen en dat ze een symbool vormen van onderdrukking door
mannelijke familieleden. Oplossing: verbieden, die uiterlijke rotzooi. Toch wat
bedenkingen bij deze hele hetze. 
Vooreerst
een stelling die mijn verdere redeneringen schraagt: cultuur is gebonden aan
mensen en dus volledig een kwestie van wil en een persoonlijk neiging tot
conformisme. Wat Vlaamse cultuur ook moge inhouden (mochten antropologen en
cultuurwetenschapper zich ooit aan een invenatris wagen, ik ben benieuwd!), ze
bestaat, en niet alleen in Vlaanderen. In Noord-Viëtnam heb ik eens een avondje
duchtig gevlaamst met Vlamingen, net zoals in het Thaise Chang Mai en het
Italiaanse Montefugoni. Religie, kledij, vrijetijdsbesteding, e.d. vallen
onmiskenbaar onder cultuur, net zoals taal. Voor autochtonen is het
vanzelfsprekend makkelijk om zich te bewegen in de vigerende cultuur. Voor
allochtonen is dit moeilijker: enerzijds voelen allochtonen wel het belang van
een zekere integratie aan, anderzijds is het steeds schipperen tussen
traditionele en Westerse waarden. Culturele integratie aan de laars lappen is
vragen om onbegrip en wrevel; culturele assimilatie nastreven is ergens het
verloochenen van roots. Niet mensgebonden maar territoriumgebonden en dus geen
kwestie van wil is het rechtsysteem: dit hangt vast aan ons grondgebied. Geen
Vlaamse decreten in Chang Mai. Conformisme aan ons rechtssyteem is geen vorm
van conformisme of integratie: het is pure, maatschappelijke noodzaak, punt
uit. Geen enkel cultureel (dus ook religieus) argument is krachtig genoeg om
ook maar de kleinste, onnozelste passage in onze wetboeken te counteren. Een
klassiek voorbeeld is de jaarlijkse hetze rond de rituele slachtingen van halal
vlees rond het Offerfeest: telkenmale hoor je wel van belangenverenigingen die
pleiten voor een uitzondering op het verbod op lukrake slachtingen van vee in
ieders badkuip. Fout; het mag simpelweg niet. Staat de moslimgemeenschap op
zijn slachtingen, dan heb ik slechts één advies: ga naar de democratisch
verkozen parlementen. Uitzonderingen op wetten kunnen enkel daar gemaakt
worden. Wie daartegenover stelt dat de Westerse wetten strijdig kunnen zijn met
religieuze voorschriften  wat ik zeker niet tegenspreek  en dus
tekortschieten, dient een lesje in staatsstructuren te krijgen: onze Grondwet
voorziet in de scheiding tussen kerk en staat, het volledige recht op
godsdienstevrijheid en beleving en vrije meninsuiting. Onder deze koepels
vallen onze godsdiensten, waarvan het bestaan beschermd wordt door de staat.
Wie zich gefnuikt voelt in zijn religieuze beleving kan dus de staat inroepen
als beschermer. Mooi toch? Omgekeerd telt het niet: onze democratie is niet
gebaseerd op religieuze voorschriften, wie zich gefnuikt voelt in zijn
politieke rechten kan zich niet wenden tot de Kerk. De Staat staat dus boven de
kerk, de islam, het judaïsme en alle godsdiensten. Enkel zo kan je
godsdienstvrijheid bekomen. Deze structuur is gebonden aan ons grondgebied en
wordt bij elke democratische verkiezing bevestigd. Wie, zoals de oprichter vab
Sharia4belgium Abou Imran, stelt dat de democratisch opgestelde Belgische
wetten zielige misbaksels zijn in vergelijking met de wetten ons door de
profeet Mohammed gegeven, miskent deze Westerse hiërachie: Staat garandeert
godsdienst, niet omgekeerd. Als democraat gun ik deze lui hun recht van
spreken, maar ik vind hen reactionaire Beotiërs. Dan wil ik het niet hebben
over de rigide interpretatie van religieuze geschriften die 1500 jaar geleden
geschreven zijn en enkel in die context  met enig historisch-heuristisch besef
 dienen begrepen, maar enkel over het onvermogen om het succes van democratie
te erkennen. 
Terug
naar de hoofddoeken. Ten eerste is het naïef om te stellen dat er geen
verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. De democratiseringsgolf en
emancipatie van de afgelopen eeuw hebben de vrouw in het Westen juridisch en
maatschappelijk op hetzelfde niveau gebracht, op wat glazen plafondjes na.
Terecht, uiteraard, en als vrouwen minder werken (en dus ook minder verdienen)
is dat vaker eigen keuze dan gebrek aan kansen. Vrouwen horen thuis op de
arbeidsmarkt, omdat ook zij hun talenten mogen ontwikkelen en een bijdrage
leveren aan de economie en samenleving. Wie stelt dat meewerkende vrouwen in de
eerste plaats een teken zijn tekortschietende mannen is een reactionaire Beotiër.
Waar vrouwen en mannen echter niet gelijk in zijn  en dat ook nooit mogen zijn
 is in hun uiterlijk. Mannen en vrouwen hebben een andere lichaamsbouw en
cultureel is bepaald hoe deze verschillende zones worden beaccentueerd of
weggestoken. Lange haren voor vrouwen, samen met wat décolleté en een (niet te
) slanke lijn staan voor vrouwelijke schoonheid. Korter haar, stevige kaaklijn,
scherpe gelaatstrekken, een grote, krachtige lichaamsbouw en een donderende
stem staan voor mannelijke aantrekking. Ontegensprekelijk is er een scabreuze
maatschappelijke tendens om de vrouwelijke vormen overdreven te beaccentueren,
vooral in de populaire media. Seksualiteit is uit de taboesfeer gehaald,
waarvoor hoera, maar de slinger schijnt wat te ver over te slaan in de andere
richting: de jeugd raakt heden ten dage misschien even verward over zijn
gevoelens en verwachtingen ten aanzien van seks en het andere geslacht als ten
tijde van de jongensinternaten, nonnen en paters. Dit alles neemt echter niet
weg dat vrouwen het recht hebben om zich zo aantrekkelijk, vrouwelijk of
uitdagend te kleden als ze zelf kiezen. Dit is een felbevochten onderdeel van
de emancipatie geweest en vormt een essentieel deel van het
zelfbeschikkingsrecht: baas over eigen lijf. De redenering dat een sexy geklede
vrouw verantwoordelijk is voor de ongewenste handtastelijkheden van mannen die
zich niet kunnen beheersen is evenzeer reactionair en beotisch. In het Westen
kleedt een volwassen vrouw zich zoals ze wil. Dat echtgenoten, vaders of broers
het daar niet altijd mee eens zijn, gebeurt vaak genoeg. Soms moeten meisjes
(of vrouwen) zelfs wat tegen zichzelf beschermd worden, kwestie van het
zelfbeeld en reputatie van de (jonge)dame in kwestie op lange termijn niet te
beschadigen. Maar in ieder geval kan je niet voorbij aan het feit dat er
cultureel aanvaarde normen zijn van correcte kledij.  
  
Ten
tweede sta ik even stil bij de neutraliteitsvereiste van het GO! Neutraliteit
betekent dat er geen levensbeschouwelijke visie wordt voorgetrokken; het
betekent niet dat levensbeschouwelijke visies moeten doodgezwegen. Als
oud-leerling van het GO! herinner ik me duidelijk dat naast zedenleer ook
protestantse en katholieke godsdienst werd onderwezen, en ook de islamitische.
Zo hoort het. Die diversiteit was een pluspunt zonder meer. Het volledig
weglaten van levensbeschouwelijke vakken uit het (gemeenschaps)onderwijs 
zoals je wel eens hoort verkondigen  zou ontegensprekelijk een verarming
betekend hebben van mijn ervaring op school. Jongeren hebben best nood aan op
zn minst één vak dat het mens-zijn centraal plaatst en aan ethiek veel
ademruimte laat. Dit is veel algemeen vormender en zeker relevanter dan 
godbetert!  financieel-economisch inzicht, wat door de banksector als een
groot manco in onze onderwijscurricula wordt beschouwd. Jongeren zijn
egocentrisch en groepsdrukgevoelig. Geen betere leeftijd om altruïsme en
maatschappelijk bewustzijn mee te geven. Dit gebeurt vanzelfsprekend ook in
andere lessen, maar een vak apart kan heus geen kwaad. Is deze
levensbeschouwing religieus gekleurd, dan is dat de keuze van de jongere of 
vaker  van de ouders. Cultuur blijft immers een keuze.  
Als
ik beleidsmakers hoor pleiten voor een rabiate neutraliteit in onderwijs of
dienstverlening, denk maar aan het hoofddoekenverbod voor loketbedienden op
Antwerpse stadsdiensten, dan betreur ik altijd het gemis aan diversiteit dat zo
tekenend was voor mijn schoolervaring. Neutraliteit dienen we dan blijkbaar te
begrijpen als het ontbreken van diversiteit. Vreemd, want neutraliteit sluit
diversiteit niet uit, integendeel: het pleit ervoor om aan diversiteit geen
waardeoordelen te koppelen. Met andere woorden: een hoofddoek achter het loket
is best neutraal, zolang er ook ruimte is voor een kerstboom, een tulband en
een tattoo. Wie neutraliteit van het enge soort bepleit, lijkt in mijn ogen
vaak een verdoken atheïst, druk bezig met godsdienst uit het maatschappelijk
discours te weren als oubollig en herinnerd aan het ancien régime. Fout, denk
ik dan, zelfs als rabiaat atheïst: godsdienst dient een persoonlijk en
maatschappelijk doel: niet alleen biedt het mensen steun en houvast in onzekere
of moeilijke tijden en kan het antwoorden geven op vragen waarop filosofen zich
maar het hoofd blijven breken, daarnaast kan het ook groepen samenbrengen en
mensen inspireren om voor hun gemeenschap op te komen. De islamitische zakaat
en de christelijke broederliefde tonen zoveel aan. Verder is godsdienst altijd
een grote inspiratiebron geweest voor de kunsten, zo bewijzen de vele tempels,
schilderijen en gedichten die onze cultuur mee onderbouwden. Religie bannen uit
de maatschappij is voorbijgaan aan een spirituele en sociale nood van het
merendeel van de bevolking, zo bewijzen de erediensten in kerken waar ook
niet-kerkgangers en gelovigen met plezier aan deelnemen. Religie bannen uit de
openbare diensten is een vorm van discriminatie: een loketbediende in Antwerpen
die haar beminde hoofddoek niet kan dragen is gefnuikt in haar zijn. Idem
voor een punker die zijn kapsel of tattoos moet wegmoffelen: openbare
dienstverlening is bij uitstek de plaats waar de overheid  door het principe
lead through example  diversiteit moet uitdragen en daarbij moet bewijzen
dat kwaliteit in dienstverlening op geen enkele wijze verbonden is aan
culturele voorkeuren. Vanzelfsprekend geldt hetzelfde voor onderwijs:
leerkrachten en leerlingen die op regelmatige basis omgaan met  woorden van
Levinas  de Ander, leren hieruit. Neutraliteit die de deur sluit voor
diversiteit is eenheidsworst, verpakt als Verlicht Inzicht: gelijkheid, maar
dan van het oppervlakkige soort; wie er exact uitziet als de rest en zich exact
gedraagt als de rest is vast ook exact gelijk aan de rest. Aan de grond hiervan
ligt een courant misverstand over gelijkheid: gelijk is in deze synoniem met
gelijkwaardig en niet met identiek. Culturen en hun uiterlijkheden zijn
gelijkwaardig aan elkaar, maar godzijdank niet identiek. Ultranationalisten van
het Vlaams Belang en de NVA maken de denkfout dat ze de Vlaamse cultuur verankeren
in het Vlaamse territorium en dat ze neutraliteit begrijpen als een cultureel
conformisme: allochtone culturen die niet identiek (genoeg) zijn, kunnen dus
niet gelijkwaardig zijn, en dus weinig wenselijk. Het loskoppelen van cultuur
van grondgebied  gegarandeerd door de Grondwet - ondergraaft dit discours en
laat ruimte voor een diverse neutraliteit. 
Ten
derde kan men er niet omheen dat een decreet dat verbiedt dat religieuze
uiterlijkheden worden gedragen in het GO!, een weinig verbloemde vorm is van
een hoofddoekenverbod, waarbij vooral de islam wordt geviseerd. Andere
godsdiensten worden niet gehoord of laten zich niet horen. Een dergelijke
maatregel dient bij alle democraten alvast de wenkbrauwen te fronsen, want
verboden gericht op één godsdienst neigt naar ongrondwettelijke discriminatie.
De redenen voor zijn tweeërlei: eerst stelt men dat dit de neutraliteit ten
goede komt, wat mijns inziens niet enkel inhoudelijk als een tang op een varken
slaat (cfr. supra), maar ook een schijnreden lijkt voor de echte reden,
namelijk dat op deze manier jonge meisjes van de druk ontheven worden om
hoofddoeken te dragen. En hier komen we bij de kern van het doekendebat in
België: bewerkstelligt de islam door de hoofddoek te stimuleren een
ongelijkheid tussen man en vrouw? Een theologisch-antropologisch-sociologische
ontleding van de kwestie zou me te ver leiden en mijn begrip ook te boven gaan,
dus ik beperk me tot hoofddoeken op school. Enerzijds is het delicaat en vaak
hypocriet om vanuit een Westers standpunt culturele kledijvoorschriften te
veroordelen: niet alleen zijn onze normen vervaagd (denk maar aan de al te
vrije seksualiteitsbeleving), ook kenden wij zelf niet al te lang geleden een
vergelijkbare opvatting over kuisheid en onwelvoeglijkheid wat betreft
vrouwelijke kledij. De emancipatorische revoluties van de jaren zestig en
zeventig  dus nog geen halve eeuw geleden  hebben paal en perk gesteld aan de
restrictieve kledingconventies. Daarnaast willen we ook wel eens met twee maten
en gewichten wegen: als een Vlaamse pa vindt dat zijn dochter te bloot gekleed
uitgaat, mag hij daar  begeleid door goedkeurend maatschappelijk gebrom  zijn
veto tegenover stellen. Doet een moslimvader hetzelfde, maar met andere
culturele voorschriften in zijn achterhoofd, dan praten we er schande van.
Onthoud: culturele normen behoren tot het domein van de eigen keuze! Als een
moslimvader een hoofddoek wel deftiger vindt dan los wapperende haren, gaat hij
dan werkelijk zo ver over de schreef? Tuurlijk niet. Een Vlaamse vader die zijn
dochter slaat omdat ze zich miskleedt, gaat wel over de schreef, net zoals een
moslimvader die zijn dochter verplicht tot het dragen van een hoofddoek. Meisjes
die thuis vertrekken met een deftige jeans broek aan of een hoofddoek om en
deze uitspelen om de straathoek vormen een probleem. Meisjes die daarop
bedreigd kunnen worden door familieleden vormen een dringend te helpen
doelgroep. Het wezenlijke verschil ligt niet bij de culturele invulling van
welvoeglijke kledij, maar wel bij het al dan niet beperken van de individuele
ontplooiing van een jongere. Jongeren hebben grenzen nodig, opgelegd door
ouderen / ouders, maar van wanneer zijn deze beknellend en contraproductief
voor de ontwikkeling? Welke rol speelt religie in deze kwestie? Als een
subgroep in de maatschappij, ontevreden over haar status, zich bedreigd voelt
in de eigen identiteit ontstaat radicalisering; dit is een vaak onderschreven feit.
Dit fenomeen zien we in de radicalisering van de derdegeneratie migranten: hier
geboren en getogen, vaak perfect meertalig, Belg van nationaliteit, maar
anti-Belg van mentaliteit. De eigen identiteit afbakenen is van het hoogste
belang; de wat verlopen status van allochtoon counteren door terug te grijpen
naar de roots van de identiteit toont trots en kracht. Spijtig genoeg hindert
dit mechanisme verdere integratie, zowel cultureel als  ontegensprekelijk zo,
denk aan Sharia4Belgium  juridisch. Als een gevolg is dat er een kleine
splintergroep aan radicalen zich roert, dan is dat maar zo: een democratie kan
wel wat hebben en radicalen vormen altijd voer voor een leuke cartoon. Als een
ander gevolg is dat een kleine groep radicalen en grotere meerderheid aan
gematigden onder druk zet om zich ook - op zijn minst uiterlijk  te uiten als
radicaal, dan heb je een maatschappelijk probleem. Let wel, ik beweer niet dat
het dragen van een hoofddoek een radicale uiting van afstandname is; kledij is
immers cultureel genormeerd. Ik zeg wel dat het zo bedoeld kan zijn: aan elke
schoolpoort van een allochtone school is het een bekend fenomeen: de spotters
die naam en gezicht noteren van elk meisje dat zich niet onmiddellijk het
kapsel insnoert. Op deze manier ondermijnt de minderheid aan radicalen niet
alleen het recht op vrije meningsuiting en zelfbeschikking van de meerderheid,
maar ze ontnemen ook  en dit is het ergst  de keuze om een eigen ik te
vormen. Bijvoorbeeld: een meisje dat (nog) geen hoofddoek wil dragen, moet het
doen, waardoor ze er later haar eigen keuze niet meer kan van maken. Ander
voorbeeld: wie een hoofddoek wil dragen, is bang om een verkeerd signaal te
geven en zo een onderdrukking schijnbaar te steunen. De hoofddoek wordt zo
symbool voor een radicaal afkeren van de autochtone maatschappij, wat niet
alleen nefast is voor de integratie en wederzijds begrip, maar ook de culturele
eigenheid ondermijnt. 
Dit
is in de eerste plaats een socio-economische kwestie: verbeter de sociale
status, verminder de radicalisering. In de tweede plaats een integratiekwestie:
geef ze de kansen zich welkom te voelen, dan hebben ze geen reden om het niet
te zijn. Religie valt hieronder: omarm de islam zoals het katholicisme en
judaïsme, zorg ervoor dat imams hier opgeleid worden, institutionaliseer de
moslimraden en kapsel hen in in ons democratisch systeem. Belgische moslims
hebben recht op Belgische imams; geen enkele parochiaan in West-Vlaanderen zou
gediend zijn van een pastoor uit Nazareth of Rome. Wat de meisjes met
verplichte hoofddoek betreft, ligt de oplossing voor de hand, maar is ze
complex. De huidige generaties allochtone meisjes zouden een emancipatorisch
revolutie mogen doormaken, zoals wij er een hebben gekend in de jaren zestig en
zeventig, met als pijlers het zelfbeschikkingsrecht, recht op volwaardig
onderwijs, arbeid en de vrije keuze in alles wat het dagelijks leven
aanbelangt. Mediacampagnes, schoolprojecten, workshops, jeugdhuiscursussen,
sprekers, straathoekwerkers, 
 Kosten noch moeite mogen wat mij betreft
gespaard om aan deze huidige generaties allochtone jongeren met
identiteitskwesties duidelijk te maken wat de rechten zijn van elk individu in
dit land; rechten die gebonden zijn aan ons grondgebied en elk cultureel gebod
te boven staan. Persoonlijke en sociale weerbaarheid verhogen van kwetsbare
groepen kan alleen op een dergelijke, structurele manier; niet door selectief
ongrondwettelijke verboden op te leggen, waarbij het probleem van integratie en
ontplooiing uit de openbare sfeer wordt gebannen en louter tot de huiselijke
sfeer wordt beperkt. Achter gesloten deuren en muren kan het grootste geweld
bedreven worden, zonder dat er een haan naar kraait. Door dergelijke praktijken
in de openbaarheid aan te pakken, verlichten we het taboe, verlagen we de
drempel en helpen we effectief een kwetsbare bevolkingsgroep in het uitbouwen
van een eigen identiteit. 
					 07-01-2011 om 16:53 
geschreven door Krikke Lucasson   
 
					
					
					 |