dit blog is gemaakt door Kenny Lenoir
Inhoud blog
  • historiek
  • diensten en projecten
  • opleidingen
  • nablijven op school
  • inleiding
  • spijbelactieplan van de vlaamse overheid
  • DRUGS OP SCHOOL
    Dropbox

    aks me the questions !!!

    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    Hogeschool West-Vlaanderen
    kenny lenoir
    06-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.inleiding
    Welkom.
    Geachte lezers.
    Op dit blog vindt u eerst en vooral informatie over de Hogeschool West-Vlaanderen en zijn opleidingen.
    In de opleiding LO hebben we enkele opdrachten gekregen waarvan er 2 op dit blog besproken worden.
    Er wordt gesproken over drugs op school en het anti-spijbelplan van de vlaamse overheid. 
    in deze blog vindt u ook nog een artikel over nablijven.
    Verder zijn er ook enkele links waar u naartoe kunt surfen voor informatie. Er is ook een link naar google!
    Op jimigym kun je kijkwijzers vinden of zelf maken.
    op sports-media kun je lesvoorbereidingen of oefeningen voor in jouw lesvoorbereiding vinden.
    Op klasse vind u artikels over de school en het schoolgebeuren.
    Je kunt er ook berichten in het gastenboek nalaten of mij een mailtje sturen als u met vragen zit.

    groeten
    Kenny Lenoir

    06-01-2010 om 00:00 geschreven door kljen  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.spijbelactieplan van de vlaamse overheid

     

    beste. 
    hieronder vindt u het actiespijbel plan die ik en enkele medestudenten, hebben besproken. Dit spijplactieplan is opgesteld door de vlaamse overheid.

     

    Project: Spijbelactieplan op school

     

     

     

     

    spijbelen

    Wat is spijbelen?

    Spijbelen is afwezig zijn van school. De afwezigheid van leerlingen kan geoorloofd zijn door een geldige reden zoals ziekte. Afwezig zijn zonder een geldige reden is ongeoorloofd schoolverzuim of spijbelen.

    Waarom wordt er gespijbeld?

     

    Er zijn verschillende redenen waarom een scholier spijbelt.

    a)    Schoolgebonden oorzaken

    Ø  Tekort aan vorming en ondersteuning van leerkrachten

    Ø  Een verstoorde relatie leerkracht-leerling.

     

    b)    Leerling-gebonden oorzaken

    Ø  Een zwakke motivatie hebben door een foutieve studiekeuze.

    Ø  Bang zijn voor slechte resultaten.

     

    c)    Oudergebonden oorzaken

    Ø  Weinig of geen interesse van de ouders in de schoolloopbaan van hun kinderen.

    Ø  Problemen binnen het gezin.

     

    d)    Samenlevings- en beleidsgebonden oorzaken

    Ø  Onzekere toekomstperspectieven: behaalde diploma’s zijn geen garantie op werk.

    Ø  Het is goedkoper om buiten de schoolvakanties op vakantie te gaan

     


     

    Soorten spijbelen

     

    a)    de occasionele spijbelaar  

    Ø  Deze spijbelaar geeft er op een bepaalde dag of uur de brui aan. Hij ziet het tijdelijk (vb. een zonnige namiddag, een maandagvoormiddag na een zwaar weekend) niet zitten om nog verder de lessen te volgen.

    b)     de berekende spijbelaar (roosterspijbelaar)  

    Ø  Deze spijbelaar is altijd op hetzelfde uur, bij dezelfde leerkracht afwezig: Dit kan zijn omdat hij die leerkracht of die les niet ziet zitten.

     

    c)    de periodieke spijbelaar  

    Ø  de leerling die gedurende een periode spijbelt, dan enige tijd niet meer en dan weer wel, etcetera.

     

    d)    Permanente spijbelaar

    Ø  de leerling die helemaal niet naar school gaat, hoewel hij/zij ingeschreven is.

     

    Gevolgen van spijbelen

     

    a)    de school kan de politie inschakelen, die bijvoorbeeld een spijbelcontract kunnen afsluiten met de ouders en het kind. Indien dit spijbelcontract niet wordt nageleefd, wordt er een PV opgesteld. 

     

    b)    scholen en CLB's kunnen het dossier van uw kind ook als zorgwekkend dossier doorsturen naar het Ministerie van Onderwijs en Vorming, dat dan acties kan ondernemen.

     


     

    Project:Spijbelactieplan

     

    Inleiding

     

    De overheid wil de problematiek van spijbelen en absoluut schoolverzuim bespreken en aanpakken. In ‘Een sluitende aanpak voor spijbelen en schoolverzuim. Voorstellen voor het Parlement’ van Minister Vandenbroucke worden 12 acties in een actieplan voorgesteld om tegemoet te komen aan de spijbelproblematiek VSK( vlaamse scholieren koepel) vindt het Actieplan van de Minister een goede aanzet om spijbelen op school aan te pakken.

    Situering

     

    De inspectie van het onderwijs stelde vast dat in de secundaire scholen 12,6% van de afwezigheden problematisch waren, 23,4% van de leerlingen minstens één problematische afwezigheid had, 17,8% van de leerlingen hoogstens tien halve dagen problematisch afwezig was en 5,6% van de leerlingen meer dan tien halve dagen op hun teller had.

    Uit onderzoek blijkt dat ...

    Ø  de cijfers variëren naargelang wat men onder spijbelen begrijpt

    Ø  er wordt meer gespijbeld …

    Ø  in het deeltijds dan in het voltijds onderwijs.

    Ø  in een stedelijke context (school is gelegen in stad)

    Ø  in de onthaalklassen, het BSO en het KSO

    Ø  in de B-stroom.

    Ø  bij leerlingen met leerachterstand

     Bespreking actieplan

     

    a)    PREVENTIE

    Preventie is het sleutelwoord. Scholen moeten meer inspanningen leveren om ervoor te zorgen dat leerlingen niet spijbelen. Drie op vier spijbelaars geven de school als één van de oorzaken van hun spijbelgedrag. Spijbelen is gelinkt aan het schoolklimaat, de didactische werkvormen, de schoolorganisatie, de betrokkenheid van de leerlingen en de ouders, duidelijke regels en het democratisch gehalte van de school.

    Welbevinden van de leerling
    (Actie 3: Ondersteunen van een positief schoolklimaat)
    (Actie 5: Leerlingen en ouders nauwer betrekken bij opvolging van leerplicht)

    Vlaanderen scoort hoog wanneer het gaat om cognitieve vaardigheden en resultaten van leerlingen, maar we scoren stukken lager wanneer het gaat over het zich goed voelen op school (OESO-rapport). Steeds weer wordt vastgesteld dat probleemgedrag (spijbelen) verband houdt met een laag gevoel van welbevinden. Ondanks het feit dat een relatief klein percentage van jongeren een hekel heeft aan de school en de gemiddelde leerling relatief tevreden is, is het welbevinden bij 1 op 4 ondermaats en is er bij 1 op 2 slechts een gematigde inzet

    Actief kunnen participeren op school – zowel formeel als informeel - heeft een positieve invloed op de beleving van het schoolklimaat, motivatie en sociaal gedrag van scholieren. Dit is een bepalende factor voor leerlingen om het graag ‘goed te doen’ op school, op academisch en sociaal vlak.

    Registratie van afwezigheden

    (Actie 2: Betere registratie afwezigheden door school)

    (Actie 12: Totale en snelle controle op leerplicht)

     

    Het valt niet steeds op als leerlingen spijbelen. Zeker wanneer een klas is samengesteld uit een aantal klasgroepen is het voor leerkrachten bijzonder moeilijk om nog een duidelijk overzicht van de klas te behouden. Een dagje voor of na de vakantie, een uurtje voor of na de middagpauze is nog niet problematisch maar het moet wel tijdig opgemerkt en opgevolgd worden.

    Hiervoor is een tactvol, maar consequent bijhouden van de afwezigheden een must. De overheid moet scholen daartoe verplichten, want een goed spijbelplan begint bij een tijdige detectie.
    De laatste jaren verschijnen er op de markt meer en meer elektronische middelen om de aanwezigheid van de leerlingen op school vast te stellen. Sommige hebben zeker al hun nut aan de school bewezen, maar niet allemaal. Het zou echter jammer zijn mocht een school alle heil van een dergelijk systeem verwachten. Leerlingen zoeken zelf ook manieren om systemen te ontduiken en sommige controle-instrumenten creëren daarbij nog nieuwe vragen, met name in het kader van de privacy. De leerling leert hier niets bij, voelt zich alleen meer gecontroleerd.

    Overleg tussen basis –en secundair onderwijs is belangrijk voor een preventieve aanpak van het spijbelprobleem. Uit meerdere projecten over 'problematische afwezigheid' in het secundair onderwijs blijkt dat de wortels van (hardnekkig) spijbelen in heel wat gevallen in het basisonderwijs liggen. Een goede aanpak van spijbelen begint dus al in de lagere school.

     

    b)    BEGELEIDING

     

    Leerlingbegeleiding

    (Actie 9: Projecten op maat bij ernstige problemen)

    Door de uiteenlopende oorzaken en diverse vormen van spijbelen is een gedifferentieerde aanpak op maat van elke leerling nodig. Wie heeft de beste band met de leerling? Wie kent de situatie thuis? Is er reeds een begeleiding lopende? Helpt een sanctionerende aanpak? Wat is het probleem en welke ondersteuning of begeleiding is nodig? etc.

    Ook een verkeerde studiekeuze kan leiden tot spijbelgedrag. Daarom pleit VSK opnieuw voor een betere schoolloopbaan - en studiekeuzebegeleiding op elke school. Niet af en toe, maar tijdens de hele schoolcarrière van de leerling. Bij het geven van adviezen rond studiekeuze wordt nog te weinig rekening gehouden met de interesses van leerlingen, met hun toekomstplannen en ambities. Leerlingen moeten zich voldoende begeleid en betrokken voelen in dit leerproces. Bovendien is het belangrijk dat een leerkracht hiervoor voldoende competenties kan opbouwen, zowel tijdens de lerarenopleiding als tijdens zijn tewerkstelling. Leerkrachten zijn nog onvoldoende op de hoogte van het studieaanbod binnen en buiten de eigen school.

    In de begeleiding van spijbelaars moet de school ook aandacht besteden aan leerachterstand. De link tussen spijbelen, leerachterstand en het recht op leren, wordt te weinig gelegd. Spijbelen is, naast de achterliggende problemen waarvan het een symptoom is, vooral een probleem voor de jongere zelf: hij bouwt een leerachterstand op tot die soms onoverbrugbaar wordt, en leerlingen met leerachterstand lopen het gevaar dat hun achterstand blijft toenemen.


    Het is belangrijk om aandacht te hebben voor de opvang van een leerling bij de terugkeer van het spijbelen. Vaak is er een achterstand op het gebied van overhoringen, taken, testen, etc. en moet op een te korte tijd de achterstand door de leerling weggewerkt worden. Soms hebben leerlingen angst om terug te gaan naar de school. Angst voor de negatieve opmerkingen van medeleerlingen en leerkrachten, voor de grote hoeveelheid aan leerstof, taken, testen die ze zullen moeten inhalen.
    Individuele trajecten en de nodige zorgzame begeleiding door leerlingbegeleiders, vertrouwensleerlingen, een helpende klas, het CLB, … Dit kunnen mogelijke opties zijn. Ook met de medeleerlingen van de spijbelaar moet op de juiste manier worden omgegaan. Soms oefent iemand die spijbelt druk uit op de klas, of oefent de klas een soort sociale controle uit die het gedrag van de spijbelaar onverbiddelijk afkeurt, waarbij ze de terugkeer in de groep nog moeilijker maken. Hieraan moet de nodige aandacht, tijd en middelen besteed worden.

    Voor de echte afvallers of drop-outs, die niet meer te motiveren zijn naar school, moet een goed vervangend antwoord gezocht worden, via o.a. leercontracten of modulesystemen. Projecten in het kader van onderwijsvernieuwing en meer specifieke projecten in de aanpak van spijbelen moeten goed geëvalueerd worden. Daar waar goede resultaten behaald worden, moet men durven overgaan tot de structurele uitbouw ervan (vb. time-out, jongerencoaches)

    CLB

    (Actie 4: Duidelijke afspraken tussen school en CLB)

    (Actie 8: Sterkere samenwerking Onderwijs en Welzijn / Gezondheid)

     

    Het CLB heeft een belangrijke rol te spelen in de preventie en de opvolging van spijbelproblemen. Bovendien is ze de draaischijf tussen hulpverlening en onderwijs, de brug naar de welzijns- en gezondheidssector. Ze moet het moeilijke evenwicht vinden en bewaren in de ondersteuning van de school vanuit haar positie als hulpverlener. Het CLB kan coördinatoren en groene leerkrachten op school ook in acties motiveren, stimuleren en ondersteunen zodat ze partners worden in preventie en begeleiding.
    Toch merken leerlingen dat er voor het probleem van het absoluut schoolverzuim geen ‘eerstelijnshulp’ bestaat. De structurele samenwerking tussen school en CLB moet nog beter uitgewerkt worden. Leerlingen moeten meer informatie krijgen over de werking van het CLB en de manier waarop ze er een beroep op kunnen doen. Bovendien zou het zeer zinvol zijn indien de plaatselijke CLB-medewerker zich persoonlijk komt voorstellen in de klassen. Wanneer school, CLB en schoolexterne hulpverlening (welzijn, gezondheid, parketten en politie) elk hun verantwoordelijkheid willen opnemen en samenwerken, kunnen jongeren de kansen krijgen waar ze recht op hebben.

    DBSO
    (Actie 6: Doelgroepenbeleid voor kleuters, deeltijds leerplichtigen en kinderen in residentiële instellingen)

    Spijbelen is vooral in het DBSO een groot probleem. VSK vraagt de overheid echter om oog te hebben voor de gehele problematiek. Ook in het ASO zitten hardnekkige spijbelaars. En er moet evenzeer aandacht gaan naar het TSO, BSO en buitengewoon onderwijs. Bovendien moet men erover waken om zeker niet een bepaalde doelgroep te stigmatiseren. Het zou beter zijn het deeltijds leren positief te benaderen i.p.v. een eindstation in het watervalsysteem.

    De Minister wil de financiële vergoeding van leerlingen DBSO niet enkel afhankelijk maken van hun aanwezigheid op de werkplek maar ook in de les. Dit kan een oplossing zijn om het spijbelprobleem aan te pakken. Op die manier krijgen zij een financiële prikkel waar velen gevoelig aan zijn. Anderzijds worden leerlingen op die manier, ondanks de inspanningen die ze leveren op het werk, toch nog gesanctioneerd. Dit terwijl ze net zoveel mogelijk positief moeten bekrachtigd worden. Bovendien compenseren velen het financieel verlies dan toch op een andere manier, bv. door zwartwerk, wat niet de bedoeling kan zijn. Belangrijk is dat hierover overleg plaatsvindt, waarbij de leerlingen DBSO zelf en hun werkgevers betrokken worden.



     

    Lokaal OverlegPlatform (LOP)
    (Actie 2: Betere registratie afwezigheden door school)
    (Actie 5: Leerlingen en ouders nauwer betrekken bij opvolging van leerplicht)
    (Actie 9: Projecten op maat bij ernstige problemen)
    (Actie 12: Totale en snelle controle op leerplicht)

    Soms kan een school niet alleen een spijbelaanpak uitwerken. Het is dan ook een goede zaak om scholen te motiveren tot overleg en samenwerking met andere scholen. Door de samenstelling van de LOP’s (onderwijs, schoolopbouwwerk, ouders, welzijnsdiensten,…) kan er ook lokaal gewerkt worden aan uitwisseling en ontwikkeling van goede praktijkvoorbeelden en (preventieve) acties i.v.m. spijbelen. Het is een overleg waar alle partners samen zitten, waarbinnen de mogelijkheden van een scholier (over de netten heen) kunnen bekeken worden. Sommige LOP’s hebben zich al over de spijbelproblematiek gebogen. Het is belangrijk dat men het lokaal overleg de nodige kansen geeft om in de toekomst meer rond concrete thema’s net –en sectoroverschrijdend te overleggen. Als het wederzijds vertrouwen er is, dan kan het LOP de ideale plaats zijn waar scholen mekaar kunnen ondersteunen in hun

     

    c)    SANCTIONERING

    (Actie 10: Streng als het moet: van gedwongen hulp tot sanctionering)

    Het aanpakken van de spijbelproblematiek moet in de eerste plaats preventief en begeleidend gebeuren. Sanctionerend en repressief optreden kan maar wanneer alle andere middelen uitgeput zijn, met de nodige omzichtigheid en binnen het kader van een verantwoord sociaal beleid. Dergelijk optreden moet alleszins een meerwaarde bieden voor de betrokken leerlingen. Het zou jammer zijn als een leerling die reeds vele achterliggende problemen heeft, nog eens extra gestraft zou worden. Meer repressief optreden zal vooral de sociaal zwakkere groepen treffen en kan leiden tot een nieuwe toename van het aantal doktersattesten.

    Heel wat scholen hebben echter ten aanzien van een bepaalde groep hardnekkige spijbelaars een gevoel van machteloosheid. Ondanks de beste inspanningen slagen ze er niet in om sommige leerlingen regelmatig te doen schoollopen. Deze machteloosheid draagt ongetwijfeld sterk bij tot de roep naar een meer sanctionerend optreden. Voor een beperkte groep leerlingen zijn deze sancties ook het laatste redmiddel. Het is echter heel belangrijk dat steeds een scheiding bestaat tussen de personen die preventief en begeleidend optreden enerzijds en degenen die sanctionerend optreden anderzijds.

    VSK vindt ‘de (on)wil van de ouders om mee te werken in de begeleiding van het spijbelprobleem’ een belangrijk criterium. Op basis van dit criterium kan beslist worden tot sanctionering. Ouders die er niet in slagen, ondanks goede bedoelingen, om hun kinderen naar school te krijgen, moeten eerder ondersteund worden in de

     

    d)    CONCLUSIE

    Voor een goede aanpak van spijbelen is preventie het sleutelwoord. Scholen moeten meer inspanningen leveren om ervoor te zorgen dat leerlingen niet spijbelen. Een laag gevoel van welbevinden op school staat duidelijk in verband met spijbelen. Actieve deelname van leerlingen heeft een positieve invloed op dit welbevinden en daarom moet een spijbelbeleid op school in samenspraak met leerlingen en hun ouders tot stand komen. Ook de leerlingenraad en medeleerlingen kunnen bijdragen tot de preventie van spijbelen.

    Belangrijk is dat spijbelgedrag tijdig opgemerkt en opgevolgd wordt. Dit kan door het goed bijhouden van de aan –en afwezigheden. Scholen moeten meer aan de slag gaan met deze gegevens en ze gebruiken als basis voor hun spijbelbeleid. Het LOP kan de ideale plaats zijn waar scholen mekaar ondersteunen in hun aanpak van de spijbelproblematiek.

    Een aanpak van spijbelen moet op maat van elke leerling gebeuren. Hierbij moet speciale aandacht gaan naar leerachterstand en opvang van een leerling bij de terugkeer van het spijbelen.
    Voor de echte afvallers die niet meer te motiveren zijn naar school, moet een goed vervangend antwoord gevonden worden. Vernieuwende projecten met goede resultaten kunnen hierbij structureel uitgebouwd worden.

    Het CLB heeft een belangrijke rol in de preventie en opvolging van spijbelproblemen. De structurele samenwerking tussen school en CLB moet echter nog beter uitgewerkt worden.
    Over de financiële sanctie die de minister voor spijbelende leerlingen DBSO voorstelt, moet een overleg plaatsvinden met de leerlingen zelf en hun werkgevers. Voor leerlingen DBSO die geen werk vinden, kunnen brugprojecten een oplossing bieden.

    De aanpak van het spijbelprobleem moet in de eerste plaats preventief en begeleidend gebeuren. Sanctioneren en onderdrukkend optreden kan maar wanneer alle andere middelen uitgeput zijn. VSK vindt de (on)wil van ouders om mee te werken in de begeleiding van het spijbelprobleem hierbij een belangrijk criterium.


     

    De actieplannen

    1)    Gerichte informatiecampagnes

     

    2)    Betere registratie afwezigheden door school

     

    3)    Ondersteunen van een positief schoolklimaat

     

    4)    Duidelijke afspraken tussen school en CLB

     

    5)    Leerlingen en ouders nauw betrekken bij opvolging leerplicht

     

    6)    Doelgroepenbeleid voor kleuters, deeltijds leerplichtigen en kinderen in   residentiële hulpverlening

     

    7)    Heldere afspraken met artsen over medische attesten

     

    8)    Sterkere samenwerking Onderwijs en Welzijn/Gezondheid

     

    9)    Projecten op maat bij ernstige problemen

     

    10) Streng als het moet: van gedwongen hulp tot sanctionering

     

    11) Stedelijk/gemeentelijk beleid rond controle inschrijvingen en opvolging spijbelbeleid

     

     

    Efficiëntere controleprocedures bij departement onderwijs

    Conclusie

    Het evaluatierapport legt bloot welke de werkwijzen zijn bij het opvolgen van de leerplicht en biedt een overzicht van de knelpunten. Dat meten het begin is van alle weten, wordt erkend. De mate waarin het plan zal slagen, hangt grotendeels af hoe scholen zullen omgaan met al het weten. Dat daarom aangestuurd

    wordt op verfijnen van het competentieprofiel van de leerkracht, deskundig leiderschap, ondersteuning van de pedagogische begeleidingsdiensten en verstrekken van de afspraken met het CLB, is aan te moedigen. De aandacht naar de kwetsbare leerlingen wordt geapprecieerd. Dat enkel een contextgerichte benadering enige zoden aan de dijk zal brengen, wordt eveneens erkend. Inderdaad, zolang de studiekeuze niet optimaal verloopt, zolang families in kansarmoede bestaan, zolang niet elk gezin gelooft dat het leven anders kan worden via onderwijs, zolang de arbeidsmarkt niet eigenaars van dezelfde diploma’s op dezelfde wijze behandelt, blijft het risico op hardnekkig schoolverzuim leven. De minister

    spreekt over een volgehouden en continue politieke en maatschappelijke aandacht voor dit probleem. De 12 actiepunten beloven hieraan te werken..

     

    Bedenkingen

     

    In feite loopt het plan al fout bij het onderzoek van de oorzaken. De ingesteldheid van de maatschappij waarbij mensen regeren die het verdienen en de prestatiegerichtheid van het onderwijs worden niet geproblematiseerd. De vooronderstelling dat elke leerling met gelijke kansen start aan het begin van de schoolloopbaan en enkel door eigen verdienste hogerop geraakt, gaat niet op. Het is niet enkel de schuld van de jongere

    wanneer deze een C-attest krijgt. Spijbelaars doen dit niet voor de kick. Jongeren beginnen vaak op een verkeerde plek in het secundair onderwijs, omdat de ene onderwijsvorm meer prestige heeft dan de andere, omdat de ene job meer sociale status met zich mee zal brengen dan andere. Door meer aandacht te besteden aan de interesses en mogelijkheden, door het doel van elke opleiding duidelijk te maken, door te groeien naar een overwogen studiekeuze zullen jongeren zich meer op hun plaats voelen. Ook de identiteitsworsteling, zo typisch voor pubers, wordt in mindere mate erkend. Nochtans is het nastreven van welbevinden en betrokkenheid voor alle leerlingen een must. De nadruk op onthaalbeleid, leerlingenbegeleiding, warm schoolklimaat en positieve studiekeuze zorgt voor een sterke preventieve werking. Deze aanpak wordt te weinig benadrukt in het p

    06-01-2010 om 00:00 geschreven door kljen  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DRUGS OP SCHOOL

    Drugs op school

    Wat is een drug

    “Een drug is een stof die je kunt roken, opeten, snuiven, drinken of inspuiten.
    Als je het gebruikt dan verandert je stemming”.
    Bijvoorbeeld als je vrolijk bent word je nog vrolijker maar als je chagrijnig bent word je nog chagrijniger. (http://proto.thinkquest.nl/~llb008/watzijndrugs.html)




    De 5 fasen van verslaving:

    1. Kennismaking
      • door imitatie: voorbeelden uit de omgeving van leerlingen (medeleerlingen, leerkrachten, ouders) legitimeren het gebruik van drugs;
      • door experiment: de experimentele fase is op zichzelf niet gevaarlijk. Niemand raakt van de ene op de andere dag verslaafd. In de puberteit is experimenteren normaal.
    2. Leren gebruiken en prettig vinden
      De meeste drugs zijn bij het eerste gebruik niet lekker. Stoppen is dan meestal nog geen probleem. Vele jongeren haken af omdat ze het niet leuk vinden.
    3. Geregeld gebruiken: het wordt een slechte gewoonte.
    4. Overmatig gebruiken: alle gelegenheden zijn goed.
    5. Verslaving: zonder het genotsmiddel is functioneren onmogelijk.

    Waarom nemen jongeren drugs ?

    Waarom jongeren drugs gebruiken weet alleen de jongen zelf, maar er kunnen verschillende reden zijn zoals: proberen, door vrienden, of ontsnappen aan iets.

    • Jongeren grijpen naar een drug uit nieuwsgierigheid om het te proberen, voor het plezier, om in groep aanvaard te worden, om hun zelfstandigheid te bewijzen, om de stress aan te kunnen, om te ontsnappen aan verveling en eenzaamheid, uit protest tegen ouders en autoriteiten, omwille van de uitdaging, om risico's te nemen, om het gedrag van ouders en volwassenen (vooral alcohol en tabak) te imiteren.
    • Leerlingen in de puberteit hebben de behoefte om grenzen te verleggen, te experimenteren met nieuwe vormen van gedrag, nieuwe waarden en normen te ontwikkelen.

    Wat zijn de mogelijke probleem?

    geen probleem

    De risico's van het druggebruik worden bepaald door:

    • de drugsoort zelf
    • door de gebruiker: zijn zelfvertrouwen, draagkracht, vermogen om met pijnlijke ervaringen en conflicten om te gaan
    • het milieu waarin de gebruiker verkeerd: vriendengroep, reclame, voorbeeld van volwassenen, gewoonten in het gezin

    Wat zijn de gevolgen?

    De gevolgen van drugs zijn niet enkel lichamelijke gevolgen. De volgende puntjes tonen enkele gevolgen van drugsgebruik.

    • verslaving
    • lichamelijke problemen
    • relatieproblemen, conflicten, sociaal isolement
    • financiële problemen en criminaliteit
    • juridische problemen

    wie is een druggebruiker?

    Een robotfoto maken of een gezicht plakken op een druggebruiker is moeilijk. Want een druggebruiker is niet altijd zichtbaar. Als het om kleine hoeveelheden zijn of een gelegenheidsgebruiker tijdens het weekend. Is het moeilijk om op school signalen op te merken. Probeer ook niet om te zoeken naar signalen die specifiek zijn voor druggebruik. Dit heeft als resultaat dat er wederzijds wantrouwen ontstaat en een wel of niet discussie, van waar zijn de bewijzen. Er zijn ook geen specifieke signalen die uitsluitsel geven over druggebruik. Veel belangrijker is om oog te hebben en attent te zijn op gedragsverandering bij jongeren. Hieronder zie je enkele voorbeelden van veranderend gedrag bij een mogelijke druggebruiker:

    • laten vallen van vrienden
    • loslaten van interesses, engagement of hobby's
    • verminderde prestaties op school
    • plots veranderen van uiterlijk
    • zich afsluiten
    • liegen en bedriegen

    deze veranderingen wijzen niet noodzakelijk op druggebruik. Het kunnen ook uitingen zijn van een normaal veranderend gedrag van een tiener of uitingen van andere problemen zoals: liefdesverdriet, zich niet goed in hun vel voelen, hun draai niet vinden op school. Het is zeer belangrijk deze veranderingen op te merken, er vragen bij te stellen en in te gaan op problemen waar de leerlingen mee zitten.

    Uit groepsgedrag kunnen leerkrachten vaak meer afleiden dan uit individuele signalen:

    • plots worden andere kliekjes gevormd in de klas
    • de groep houdt afstand van andere leerlingen
    • het groepje is onderwerp van geruchten.

    Belangrijk is dat deze signalen worden opgemerkt. Iedereen op school (leerkrachten, studiemeesters/opvoeders, onderhoudspersoneel, medeleerlingen) kunnen hier hun taak opnemen. Signalen moeten worden samengelegd. Communicatie is dus belangrijk. Bovendien is discretie nodig. Tenslotte gaat het meestal om vermoedens.

    aanpak en preventie

    op schoolniveau

    uit een onderzoek blijkt dat veel preventieprogramma’s op school druggebruik niet kunnen voorkomen, maar wel een escalatie van het gebruik. Kleine dingen verhinderen helpt niet. Maar een globaal drugsbeleid op school helpt wel. Om dat uit te werken en een kans tot slagen te geven moeten leerlingen , ouders, leerkrachten en specialisten hierbij betrokken worden.

    De voordelen van een globaal drugsbeleid:

    1. Geen paniekreacties bij een crisissituatie. Er zijn duidelijke afspraken en regels voor iedereen. Iedereen weet wat hem te wachten staat en wie ze op welk moment kunnen aanspreken.
    2. Drugbeleid zorgt voor leerlingbegeleiding. In een crisissituatie zijn de betrokkenen vaak te paniekerig om aan begeleiding te denken. Vaak wordt er enkel sanctionerend opgetreden.
    3. Integrale aanpak: verschillende lespakketten rond drugpreventie kunnen in het curriculum worden geïntegreerd.

    De drie componenten van een goed drugsbeleid:

    1. Een plan

    In een plan maakt de school haar houding duidelijk tegenover druggebruik. Voldoende kennis over genotsmiddelen is een eerste vereiste om met de hele school tot een overeenkomst te komen.

    • Ze bakent een werkterrein af waarbinnen ze regels wil vastleggen. Betrekken we in ons beleid enkel druggebruik binnen de school of gaat het ook over gebruik aan de schoolpoort? Reageert de school ook op gebruik in de vrije tijd? Wat betekent een drugvrije school voor ons?
    • Ze werkt een taakomschrijving uit voor de verschillende partners die het druggebruik op school opvolgen.
    • Er worden regels opgesteld die voor de school gelden.

    Vanuit de regels die de school stelt voor roken en alcohol, kunnen nieuwe gedragsregels worden opgesteld. De regels gelden zowel voor de leerlingen als voor de leerkrachten en dienen opgesplitst te worden voor de verschillende leeftijdsgroepen. Men dient ook rekening te houden met de verschillende regels voor de verschillende genotsmiddelen( medicatie, Tabac, illegale drugs) en de verschillende gelegenheden( schoolreis, s’middags, lesuren of een schoolfeest).

    • De school maakt afspraken i.v.m. rapporteren van drugsmisbruik en drugs dealen en over de begeleiding van leerlingen. Wat verwacht de school van de leerkrachten i.v.m. het doorgeven van drugsignalen en gedragssignalen? Hoe wordt de discretie bewaard? Wat spreken we af met hulpverleningsinstanties, de politie, de plaatselijke horeca?
    • Vanuit de opgestelde regels denkt men na over de sancties (eenmalige of herhaaldelijke vaststelling, gebruik, doorgeven en dealen, gebruik door één leerling of door een groep, zelfmelding of vaststelling)

    Duidelijke afspraken en regels geven zowel aan leerlingen als aan leerkrachten meer zekerheid over wat kan en niet kan. Het is belangrijk dat de school deze regels in een aangepaste vorm giet en bekend maakt, onder andere via het schoolreglement, klasbespreking, ouderavond.
    Dit drugplan biedt een basis om verder stil te staan bij opvoeding en interventie.

    2. Opvoeding

    • Opvoeden om drugsmisbruik bij leerlingen te voorkomen is meer dan lessen geven over alcohol en andere drugs.
      In de basisschool: drugpreventie is er ingeschakeld in een ruimer kader van gezondheidsvoorlichting, persoonlijkheidsontwikkeling en sociale vaardigheden.
      In de secundaire school geldt hetzelfde, maar gerichte activiteiten en lessen worden uitgewerkt die aansluiten bij de kennis en ervaringen en de leefwereld van leerlingen.
    • Het school- en klasklimaat vormen een basis voor het al dan niet slagen van een drugbeleid op school.

    3. Interventie

    • De school en buitenschoolse instanties definiëren duidelijk hun rol.
    • Er wordt een kaart opgesteld met de verschillende regionale hulpverleningsinstanties.
    • Met het CLB kan worden afgesproken wie vorming krijgt op school om zelf tijdelijk de begeleiding van de leerlingen te doen.
    • Bij externe hulpverlening wordt er gezorgd voor coördinatie zodat de leerlingen goede follow-up krijgen.
    • Bij een probleemsituatie kan zich een speciaal interventieteam vormen.
    • Waar houdt men rekening mee om al dan niet onmiddellijk met de ouders contact op te nemen (rijpheid van de jongere, zijn relatie met zijn ouders)? Hoe licht men de ouders in (brief, telefoon, huisbezoek)?

    op individueel niveau

    DE LEERLING

    Een drugbeleid op school moet vertaald worden in een concrete aanpak. De leerkrachten moeten zowel op gedragsignalen en op drugsignalen reageren. Leerkrachten moet langs de ene kant grenzen stellen, maar aan de andere kant hulp verlenen

    Grenzen stellen

    Een leerling zit onder invloed in de les en geeft een verdacht pakje door. Hij spijbelt regelmatig of zet zich niet meer in. Als hij met dit gedrag de grens van de school overschrijdt, is het belangrijk om steeds te reageren, ook al is dit geen bewijs van druggebruik. Hoe kan je hierop reageren?

    stap 1: Tracht de situatie juist in te schatten. Verzamel observatiegegevens. Bij vermoedens van drugfeiten is dat niet gemakkelijk. Doe een beroep op collega's.

    stap 2: Praat met de leerling. Beschrijf zijn gedrag neutraal (voeg niets persoonlijks of afkeurends toe, ga niet beschuldigen), toon begrip, respecteer de andere als persoon. Geef duidelijk aan welke regel hij overschrijdt of aan welke verwachtingen hij niet voldoet. Geef je eigen positie, taak en verantwoordelijkheid aan. Stel duidelijk welk gedrag je eist of verwacht.

    stap 3: Geef de leerling ruimte om te reageren. Wat is zijn verhaal?

    A: De leerling heeft een excuus voor zijn gedrag > Toon begrip en herhaal de regels.

    B: De leerling heeft kritiek op de regels of het beleid > Geef argumenten waarom de regels er zijn. De regels staan niet ter discussie.

    C: De leerling geeft kritiek op jouw persoon > Negeer de scheldpartij en roep de leerling tot orde. Breng zijn aandacht weer naar zijn gedrag en de eisen.

    Na dit incident moeten leerkrachten het gedrag verder opvolgen en evalueren.

    Begeleiden

    Leerkrachten in de school of de CLB-werker kunnen getraind worden in motiverende gespreksvoering. Zo'n gesprek:

    • wil niet een bekentenis van druggebruik lospeuteren of overtuigen om het gebruik te stoppen;
    • vertrekt vanuit de jongere en zijn vragen, problemen. De leerling wordt zich bewust van zijn problemen en beslist zelf over zijn gedrag;
    • brengt een vertrouwensrelatie tot stand. Daarom moet de leerling de positie van de begeleider kennen. Hij moet weten wat de begeleider doet met wat de leerling over zichzelf vertelt. Binnen het drugbeleid moeten deze procedures uitgeklaard zijn.

    Doorverwijzen

    • Schakel vroeg het CLB in, later eventueel gespecialiseerde diensten.
    • Doorverwijzen heeft meer kans als de leerling het zelf belangrijk vindt en als de leerling (en zijn ouders) zelf de hulpverlening kan kiezen.
    • Na de doorverwijzing heeft de leerkracht de taak om de leerling verder op te volgen. De leerkracht kan eventueel zelf contact nemen met de externe hulpverlener om de verdere aanpak te bespreken.

    DE OUDERS

    Wat kan je doen als de ouders in paniek komen melden dat hun kind drugs mis/-gebruikt?

    • Vertel ze niet te panikeren. Het is niet omdat hun kind met drugs experimenteert dat het verslaafd is.
    • Stimuleer ze om de communicatie met hun kind open te houden. Vertel ze begrip te tonen en te laten voelen dat ze willen helpen. Het is belangrijk om te weten waarom het kind drugs gebruikt. Onder invloed van anderen of om persoonlijke redenen? In een gesprek kunnen ze te weten komen of hun kind alleen maar experimenteert of het een regelmatig gebruiker is of verslaafd.
    • Bied hulp aan via de school en haar preventieplan. Experimenteert het kind, dan kan een gesprek al veel verhelpen. Gebruikt het regelmatig drugs, dan is doorverwijzing nodig naar het CLB of een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg. Zij schatten de ernst van het probleem in en verwijzen eventueel door naar een ontwenningscentrum.

    SCHOOLKLIMAAT TEGEN DRUGS

    Naast een expliciete preventie in het schoolwerkplan, speelt het schoolklimaat maar ook het klasklimaat een belangrijke rol in de preventie van misbruik of gebruik van genotsmiddelen !

    1. Contact tussen leerlingen en leerkrachten: stellen we positieve (en realistische) verwachtingen aan de leerling? Hoe gaan we om met ruzies op de speelplaats? Hoe gaan we om met storend gedrag?
    2. Contact tussen leerkrachten onderling: hoe ondersteunen leerkrachten elkaar? Kunnen ze bij elkaar terecht met problemen? Kennen de leerkrachten elkaars initiatieven?
    3. Contact tussen directie en leerkrachten: is er ondersteuning? Krijgen leerkrachten de kans om zich bij te scholen? Wat verwacht de directie van de leerkrachten en omgekeerd?
    4. Infrastructuur: hoe is de inrichting van de speelplaats, de klassen, de eetzaal? Zijn er mogelijkheden om gebruik te maken van tv, video, sportzaal
    5. Participatie: op welke manier worden leerkrachten, ouders en leerlingen betrokken in het plannen en beslissingen nemen?
    6. Contact met de ouders: hoe blijven de ouders op de hoogte van wat gebeurt op school?

    Bronnen

    Ø http://www.klasse.be/leraren/archief.php?id=3093 geraadpleegd op 05/10/09

    Ø http://proto.thinkquest.nl/~llb008/watzijndrugs.html geraadpleegd op 05/10/09

    Ø http://www.drugsinfo.nl/index.cfm?act=thema.tonen&pagina=183 geraadpleegd op 07/10/09

    06-01-2010 om 00:00 geschreven door kljen  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)



    Over mijzelf
    Ik ben Kenny Lenoir
    Ik ben een man en woon in Zonnebeke (Belgie) en mijn beroep is student.
    Ik ben geboren op 14/09/1989 en ben nu dus 35 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: voetbal, snowboarden, sporten, ......

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • jimigym
  • sportsmedia
  • klasse
  • youtube
  • wikipedia
  • spijbelen

  • Zoeken met Google



    Archief per week
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs