Als je hart vol zit met verdriet, mag ik je dan helpen, dat je toch wat vreugde ziet. Als je ziek bent en je hele lijf doet pijn, mag ik er dan als een medicijn voor je zijn. Als je de hele nacht in je bed ligt te woelen, mag ik dan met je mee woelen. Als je denkt dat alle goeds je wordt ontnomen, mag ik er dan zijn, zodat we samen kunnen dromen. Als de eenzaamheid ooit toe zal slaan, mag ik dan beide armen om je heen slaaan. Als je ooit denkt, hoe moet ik nu nog verder gaan, mag ik er dan op tijd zijn, zodat we ons er samen doorslaan.
ik heb een raar gevoel,
alsof er visjes zwemmen in een waterpoel.
De wind waait hevig door de bomen,
en ik denk maar : wanneer zal hij komen ?
Ik denk heel de tijd aan hem,
en in de verte hoor ik zijn lieve stem.
Hij is toch zo lief,
daarom is hij mijn hartedief.
Liefde is iets wat je moet geven,
liefde is iets wat je moet krijgen.
Liefde is iets wat je moet delen,
liefde is iets moois wat je nooit kwijt kunt raken.
Ik geef je mijn vertrouwen, jij gaf me jou kracht.
Ik geef je een kaars, het licht in de nacht.
Ik geef je mijn warmte, een vuur in de kou.
Ik geef je mijn liefde, ik ben er voor jou.
Ik geef je mijn toekomst, ik geef je mijn troost.
Ik zal je beschermen, wat zwak is en broos.
Ik geef je mijn leven, dat jij hebt ingekleurd.
Handen heb je om te geven, van je eigen overvloed
en een hart om te vergeven, wat een ander je misdoet.
Ogen heb je om te zoeken, naar wat mensen nog ontbreekt,
en een hart om te zeggen, wat een ander moed inspreekt.
Schouders heb je om te dragen, zorg en pijn van alleman,
en een hart om te aanvaarden, wat een ander beter ken.
Voeten heb je om te lopen, naar een mens die eenzaam is,
en een hart om waar te maken, dat geen mens een eiland is.
Oren heb je om te horen, naar de mens die vrede is,
en een hart om te geloven, dat er toch EEN liefde is.
Ik bouw voor jou een slot,
met torens en kantelen.
Omgeven van bossen van geluk;
waar jij en ik onze liefde kunnen beleven.
In een droom,
van duizend en een nacht,
onze liefde in alle glorie en pracht,
waar de liefde heerst,
en niemand op ons wacht.
Droefheid en verlangen,
trieste getuigen van een liefde.
Een hartstocht vol van vuur,
brandend verlangen van pijn.
Verdrietige uren zonder jou,
verlangend naar je tederheid.
Eenzaam troosteloos en leegte,
verdrinken in tranen zonder jou.
Er is geen licht, zoals het neonlicht,
dat het licht geeft in de nacht.
Er is geen licht, zoals het licht van het maanlicht,
dat licht geeft in de avondschemering.
Er is geen licht, zoals het licht van het donderlicht,
dat licht geeft in de donker.
Er is geen licht, zoals het licht van het zonlicht,
dat licht geeft overdag.
Er is geen licht, zoals het licht van het levenslicht,
dat licht ging geven, toen ik jou zag.
ik wou dat ik een zonnestraal was,
dan kon ik je verwarmen.
Ik wou dat ik een regendruppel was,
dan kon ik je aanraken.
Als ik een windbriesje zou zijn,
zou ik in je oor willen fluisteren.
Als ik sneeuw zou zijn,
zou ik in je armen willen wegsmelten.
Als ik een tornado zou zijn,
nam ik je mee, naar een plaats,
waar alleen liefde bestond.
jij bent voor mij
de reddende engel.
jij gaf mijn leven weer kleur,
jij haalde mij uit de sleur.
door jou kan ik het leven weer aan,
omdat jij naast me wilde staan.
jij bent mijn engel,
ik hou van jou.
Zacht slenter ik door het water,
aan de rand van de zee.
Elk voetstap die ik maak,
neemt de zee weer met zich mee.
Deze rust en stilte ... met alleen,
het water dat me praat.
Op het moment dat de zon,
ons voor eventjes verlaat.
Soms voel ik me eenzaam,
dan voel ik me alleen.
Verlang ik naar je sterke
armen om me heen.
Dan voel ik de warmte,
doe ik zo heb gemist.
Hoeveel ik van je hou,
dat dat ene eens wist.