Tussen 1938 en 1942 is de Harvard Study of Adult Development gestart met het volgen van een groep van 268 jonge mannen, eerstejaarsstudenten van Harvard, jongelui die aan de start van een beloftevol leven stonden. Deze elite zou het land gaan leiden - de laatste exclusief blanke generatie, uitsluitend mannen, doorgaans van uitstekende komaf.

Elke twee jaar was er een vragenlijst, elke vijf jaar een medisch onderzoek, elke vijftien jaar een grondig interview.

Alle 268 deelnemers waren hoogintelligent, sociaal behendig, gezond van geest. Toch is het zwakte die ons nu, zeventig jaar later, het meeste boeit. Waaraan ligt het dat de ene jongeman in het midden van zijn leven is gestrand, uitgeteld door tegenslagen, en dat de andere op zijn negentigste intens tevreden kan zeggen dat hij zijn levensgeluk tot de laatste druppel heeft uitgeperst en opgelepeld?

Is er een magische formule voor een gelukkig leven?
Helaas niet, moet ook George Vaillant toegeven, de psychiater die de Grant Study de laatste veertig jaar heeft geleid, en die intussen drie keer Amerika is afgereisd om zijn 'Grant men' te gaan interviewen. De studie begon als een strikt wetenschappelijk programma dat eenvoudige antwoorden zou formuleren, strakke richtlijnen, een lijst van 'do's en don'ts', zo stond in het persbericht bij de lancering.

De jongemannen zijn in de loop van die zeventig jaar proefkonijnen geweest voor nieuwerwetse, maar intussen soms lachwekkend achterhaalde theorieën die persoonlijkheid, karakter, psychologie en geestesziekte probeerden te voorspellen of verklaren. Maar eenvoudige antwoorden zijn er nooit gekomen. Veel levenslopen zijn dramatisch inconsequent en ambigu gebleken.
Geluk en ongeluk waren nauw met elkaar verweven.

Levens zijn zo adembenemend individueel
Natuurlijk heeft de studie wat opgeleverd aan algemeen advies over goed en beter leven, over waarom iemand zijn koers houdt of een nieuwe koers vindt, en iemand anders de gracht in rijdt: de gelukkigen ondervinden niet noodzakelijk minder tegenslag, ze kunnen gewoon beter met die tegenslag om. Ze hebben een mature manier om pijn, conflict of onzekerheid te verwerken. Niet hoeveel trauma een mens oploopt, is van belang, maar hoe een mens dat trauma verwerkt. De gelukkigen kunnen de ongelukkigen lessen geven in verduren.

Zijn verder factoren met een groot gewicht in de geluksbalans: niet roken (met stip op één als het op fysieke gezondheid aankomt), geen alcohol misbruiken, opleiding, een stabiel huwelijk, een beetje bewegen, en een gezond gewicht houden. Van de 106 Harvard-mannen die op hun vijftigste vijf of meer van die factoren in hun voordeel hadden, vierde de helft zijn tachtigste verjaardag als 'gelukkig-gezond'. Slechts 7,5 procent was 'droevig-ziek'. Van de mannen die drie of minder van die factoren in hun voordeel hadden, kon geen enkele zijn tachtigste verjaardag vieren als 'gelukkig-gezond'. Ze hadden drie keer meer kans om dood te zijn op hun tachtigste dan wie vier of meer factoren in zijn voordeel had.

Ook depressie weegt zwaar op de fysieke gezondheid. Van de mannen die op hun vijftigste met depressie kampten, was nog voor hun 65ste zeventig procent dood of chronisch ziek. Pessimisten lijden ook fysiek meer dan optimisten.

De bonussen van een goede kindertijd
Wat goed gaat in de kindertijd voorspelt de toekomst veel beter dan wat verkeerd gaat. Het zal niet verwonderen dat een ongelukkige kindertijd vaker tot mentale ziekte leidt en dat een warme kindertijd beschermt tegen mentale ziekte. Van de 56 Harvardmannen met de gelukkigste kindertijd, kregen er slechts 4 een depressie, 6 stierven voor de gemiddelde leeftijd. Zij die een liefdeloze kindertijd doormaakten, hadden drie keer meer kans om te vroeg te sterven (aan zelfmoord, ongeval, longkanker, levercirrose).

Maar hoe ouder, hoe minder sporen de trauma's van de kindertijd nalaten. Een angstig kind wordt een teruggetrokken jongeman, maar op zijn zeventigste is er van die angst niets meer merkbaar. Bij de 75-jarigen is er geen enkel meetbaar effect meer tussen de kwaliteit van de kindertijd en de fysieke gezondheid.

En toch gaan de effecten van een gelukkige kindertijd niet zelden generaties mee: liefdevolle ouders maken gelukkige kinderen en kleinkinderen die liefde kennen. Gelukkige families zijn als bankrekeningen waar de intrest nooit wordt afgehaald: ze worden slapend rijker.

Het leven is nooit klaar
De angst waar twintigers durven onder te lijden, dat het leven zou stoppen bij dertig, of ten laatste ergens halverwege de veertig, omdat de kinderen, het huis en het huwelijk keurig geregeld zijn, is volslagen ongegrond. Een mens heeft nooit gedaan met evolueren. Zelfs bij deze Harvard-generatie, die opgroeide in een sociaal en cultureel veel stabielere wereld dan de onze, sloot geen enkele leeftijd dramatische wendingen uit. Andere relaties, nieuwe sociale netwerken, zelfs een volslagen andere houding tegenover de wereld: het is ook nog mogelijk op je zeventigste. Mannen die in hun midlife niet boven het maaiveld uitstaken, kunnen op hoge leeftijd nog uitgroeien tot krachtige charismatische figuren.

Ouder worden is geen synoniem voor bergaf gaan - hoezeer onze op jeugd gefixeerde cultuur ons dat ook inprent. Integendeel. Veel Harvard-mannen voelen zich op hoge leeftijd het gelukkigst. Goede huwelijken groeien bij zeventigjarigen soms nog uit tot erg gelukkige huwelijken. Allerlei kwesties zijn toch niet zo levensbelangrijk gebleken. Er is een leeftijd om op je cholesterol te letten en er is een leeftijd om dat niet meer te doen. Cholesterolniveaus op je vijftigste voorspellen niets over de gezondheid op je 80ste.

Voor zij die maturiteit weten te bereiken, brengt het ouder worden meer tolerantie, grotere toewijding en een grotere lichtheid. Dat helpt het geluk al een heel eind op weg.

Geluk maakt geld
Ook de Grant Study levert geen bewijs dat geld gelukkig maakt. Omgekeerd zijn er wel aanwijzingen dat geluk, liefde en affectie wel vaker geld genereren. Niet alleen bij de sociaal goedgeplaatste Harvard-mannen, ook bij controlestudies. Maar eigenlijk blijkt geld weinig relevant. Als puntje bij paaltje komt, maken op de lange termijn vooral menselijke relaties het leven gelukkiger, geholpen door een gezonde dosis zelfrelativering, veel energie en de nodige zelfbeschikking.