Het eerste lesuur had ik Duits en we zaten heel dicht bijeen, wat ik heel gezellig vond. De prof begon onmiddelijk met zijn les, hij sprak uiteraard Duits maar hij gaf soms enkele voorbeelden in het Nederlands. Ik begreep zijn uitleg dan meteen. Hij gaf ook heel wat grammatica en hieruit heb ik heel veel geleerd.
Het meest interessante was dat je in het Nederlands drie manieren hebt om een zin op te bouwen.
1) Hij zal moeten worden gestraft. (sic) 2) Hij zal gestraft moeten worden(sic) 3) Hij zal worden gestraft moeten. (sic)
In het Duits daarentegen heb je maar één manier om een zin te vormen , je vervoegd werkwoord zet je vanvoor en alle infinitieven die volgen plaats je daar achter.
1) Es wird gestraft werden mussen. (sic)
Het laatste lesuur had ik les Wiskunde in Groep T. Hier was de sfeer heel anders, de prof sprak de leerlingen aan met hun naam en ze konden veel vragen stellen. We mochten allemaal naast een student zitten, om zo met hen mee te kijken in de cursus. De prof had een powerpoint gemaakt maar ze kreeg die niet meer open, daarom moest ze alles op bord schrijven. Ze stelde meteen de vraag wat een OGIS was. Een student antwoorde daarop en zei dat OGIS een afkorting is voor overal gedefinieerde inwendige samenstelling. Ik had er nog nooit van gehoord en gelukkig gaf ze meteen een voorbeeld die alles duidelijk maakte.