Vandaag zal ik het hebben over de elektrische kring en de benamingen van de materialen.
Wel elektriciteit is een stroom van kleine deeltjes die men elektronen noemen.
We hebben natuurlijk materialen nodig die de elektriciteit vervoeren, die noemen we degeleiders.
De geleiders zorgen ervoor dat de elektriciteit doorkan stromen, ook hebben we een materiaal die de elektriciteit niet door laat, dit zijn de isolators.
Alle apparaten die men gebruikt noemen we ook wel de omzetters of de verbruikers.
We kunnen elektriciteit omzetten in enkele vormen, zoals, beweging,licht,warmte en koude.
Om een elektrisch toestal te laten werken, heeft we natuurlijk een elektrische kring.
Een elektrische kring heeft een aantal basismaterialen nodig om de kring te vormen zoals, een schakelaar,geleiders,verbruiken en een stroombron.
Zo dat was het weer voor vandaag! Hopelijk vonden jullie het leerzaam en leuk! Dankuwel voor jullie aandacht en tot het volgende berichtje!
IK heb deze maand, enkele minuten les moeten geven in de les techniek. Over steenkool, ik wou graag de tkest met de powerpoint plaatsen maar ik kon de powerpoint helaas niet plaatsen, dus hier is de tekst. Door de informatie die ik heb moeten opzoeken en de powerpoint heb moeten maken, ben ik heel wat dingen te weten gekomen over steenkool die ik daarvoor niet wist. Het is ebst wel veel, maar een soort van samenvatting van alles over steenkool.
:
Wat is steenkool?
Steenkool is een bepaalde soort van fossiele brandstof
dat in het algemeen ontstaan is door het afzetten van plantenresten?
Hoe ontstaat steenkool?
Waar er nu steenkool is stonden er vroeger platen. Het
begint allemaal bij een aardbeving. Die
zorgt er namelijk voor dat de planten verdwijnen. En vanaf daar begon het hele
proces. Onder de planten ligt een super dikke laag zand. Maar na verloop van
tijd kwam er langzaam aan een laag klei er boven op daarna weer een
laag zand en dan weer een laag klei er weer boven op. Door de druk van
al dat zand en klei die boven op de planten lagen, werden de planten na een
lange tijd verrot. Door de druk van de 2 lagen klei en 1 laag zand. Door die
druk werden ze samen geperst en ontstond er een laag bruinkool. Maar door een grotere
toeneming van druk en temperatuur was de laag veen overgegaan naar bruinkool en
van bruinkool uiteindelijk naar steenkool.
Waar vinden we steenkool in België?
De steenkool in België vinden we onder een diepte van
700 a 800 meter diep. De plaatsen waar we de steenkool vinden nemen we de
steenkool bekkens. In België hebben we
steenkoolbekkens, het zuidelijk bekken en de Kempens bekken.
Geschiedenis en veel meer over de steenkoolmijnen.
DE VROEGERE STEENKOOLMIJNWERKERS.
De boeren gingen vaak opzoek naar een nieuw beroep.
Aan het einde van de 18de eeuw en aan het begin van de 19de
eeuw werkten een deel van de boeren in de mijnen. Het waren niet enkel de
mannen die in de mijnen gingen werken, maar ook de vrouwen en de kinderen. De
kinderen werden gebruikt als sleepers. Ze waren klein en mager, ideaal om in
een super smalle kleine gang te komen aar de volwassenen niet aankonden. Napoleon verbood het werken voor kinderen die
jonger waren dan 10 jaar, dat had hij beslist in 1813.
HOE WERKTEN ZE?
In de mijnen werd er ondergronds gewerkt in
ploegdiensten. Dat wil zeggen dat er een groep met een hoeveelheid personen van
een bepaald tot een bepaald tijdstip werkt er waren 3 verschillende soorten
groepen. De morgendienst van 6uur tot 14uur een middagdienst van 14uur tot
22uur en de nachtdienst van 22uur tot 6 uur. De morgendienst werd ook wel de
ronde dienst genoemd, de middagdienst de driehoekige dienst en de nachtdienst
werd de vierkante dienst genoemd. Bij de aankomst van de mijn, naam iedere
mijnerker zijn penning. Op het penning bord kon je zien wie er allemaal aan het
werk was. Wanneer er 1 penning ontbrak, wist men dat er nog iemand ondergronds was.
DE BESCHERMING.
De werkomgeving onder de grond was niet de ideale
plaats om op te werken. Ze moesten zich aanpassen aan hun kledij Ze droegen
stevige schoenen met stalen neuzen voor de bescherming van hun voeten. Die
deden ze aan om stevig te staan en niet uit te glijden. Ook droeg iedere mijn
werker een helm. De eerste bescherming voor hun hoofd was een leren per. Daarna
een plastic helm die ook wel de harde helm genoemd werd, later daarna ontstond
er een helm uit kunststof.
DE PAUZE.
Er waren natuurlijk geen kantines onder de grond. Ze
aten boterhammen, want die waren het gemakkelijkst om mee te nemen. Ze aten op
de plaats waar ze werkten. De lunchpauze noemden men boeteren. Ze aten hun lunch op met vieze
handen, ze konden hun handen niet wassen dus bleven ze vies. Hun drinken zat ze
in een metalen drinkfles die de drank koud hield en een grote verfrissing was
voor de werkers in de warme gangen.
DONKER ONDER DE GROND.
Werken onder de grond betekent dus werken in het
donker. Ze hadden ligt nodig om te kunnen ziet waar en wat ze deden en ook om
ervoor de zorgden dat ze niemand anders verwondden. De eerste lamp die ze
hadden was een olielamp die was zeer gevaarlijk want die had een open vlam,
waar dus een brand zou kunnen uit ontstaan. Daarna hadden ze een benzine lamp
die gaf wel minder licht maar was veel veiliger. En daarna hadden ze ook de
elektrische lamp die ze rond 1949 gebruikten. De lamp werd op de helm
vastgemaakt en met een kabel met een batterij verbonden. Het was niet allen veiliger
maar ook handiger. De mijnwerkers hadden nu beide hun handen vrij en konden
beter focussen op hun werk.
GEVAAR VOOR MIJNGAS!
Mijngas is een soort gaat dat kleurloos, geurloos
en smaakloos was. Dus als mens kon men
nooit ruiken, zien of smaken als er mijngas aanwezig was. Heel gevaarlijk dus. Elke mijnwerker had een
benzinelamp en als het vlammetje lichtblauw werd wisten de werkers dar er
mijngas aanwezig was. Een ander soort idee om te zien als er mijngas aanwezig
was? De werknemers namen een vogel in een kooitje mee die op een stokje zat.
Vogels ademen veel sneller dan de mens dus ze krijgen het gas veel sneller in
hun lichaam. Dus als het vogeltje van het stokje viel wisten ze dat er mijngas
aanwezig was. Ook de muizen waren goeie vrienden van de mijnwerkers. Als ze
doodgingen was er iets verkeerd, ze wisten dat er instortgevaar was, dus dat
was ook een signaal die de mijnwerkers hielpen om iets veiliger te zijn onder
de grond. De muizen aten ook wel eens de boterhammen op van de mijnwerkers dus
dat was dan ook al weer een nadeel aan de ondergrondse dieren.