De wet van de Roos. Stille waters hebben diepe gronden. Alles wat mooi is heeft scherpe doornen.
Raak me aan, raak me aan smeekte de roos de kleine jongen Raak me aan, ik ben net zo zacht als ik eruit zie. Een klein handje stak een vingertje uit, een rode druppel welde op. Bloed. Leugens van een roos. Tranen van een kind. Alles is net zo mooi als het eruitziet.
Kom dan, kom dan riep de nimf. Volg me, ik breng je naar een betere plek. De jongen die ooit zijn hand verwondde aan een roos, bezweek onder de verleiding. Hij volgde de nymf tegen beter weten in.
De jongen was nu een man, zorgen tekenden zijn gezicht. Hij had nooit meer van een ander gehouden. De nimf van weleer had hem ingewijd in het leven van een man. Ze had begeertes opgeroepen, die niet meer te stoppen waren. Vrouwen deinsden voor hem terug, mannen minachtten hem. Rozen bespotten hem, nimfen had hij nooit meer gezien.
Kom je? Kom je nog? riep de nimf. De man was nu oud. Zijn leven lang was hij ongelukkig geweest, beroofd van zijn toekomst, vernederd tot op het bot. En nu... Nu was zij er weer. Zij die zijn toekomst verwoestte, zij die hem had ingewijd in de geheimen van de liefde, zij die over zijn ziel heerste. Over zijn lichaam trouwens ook, merkte hij terloops op. Hij ging met haar mee, zij was zijn leven. Zijn lieve tere roos.
Je dood heet Andôkae. Zei ze voor ze het scherpe mes over zijn keel haalde.
De oude man was niet meer, zijn leven stond in het teken van de roos. Werd gespeeld volgens de regels van de roos.
Schaduwen. Zwakke afspiegelingen van het echte leven. Mensen. Afspiegelingen van dat wat nog komen moet. Heelal. Zwak spiegelbeeld van een grootser iets.
Mensen kunnen de zwakkere reflectie nog niet aan, wat zouden ze doen moesten ze in de Andere Wereld leven? Maar meteen een atoombom of twintig droppen? Stel je voor dat we in de Fantasie leefden, hoeveel doden per seconde zouden er dan niet zijn? Mensen zijn niet geschapen voor een Grootster Iets. Mensen zijn een zwakke reflectie van dat wat ze hadden kunnen zijn.