Heggen zijn natuurlijker en mooier dan bakstenen muren en ijzeren hekken. Ze bieden beschutting tegen de wind en brengen schaduw, koelte en vochtigheid in de zomer. Bovendien maken ze het de dieren makkelijk om van de ene tuin in de andere te komen. Plant inheemse struiken (hazelaar, vlier, meidoorn, hulst, braambes, framboos,...), die uitstekend aan het klimaat en de fauna van jouw streek aangepast zijn. Een gemengde haag is nog beter.
Bomen plant je bij voorkeur in de herfst, maar het kan ook in de rest van het jaar (zolang het niet vriest of niet te heet is). Verkies inheemse of hier reeds lang aangepaste soorten: appelboom, beuk, hazelaar, kersenboom, kriekenboom, lijsterbes, linde, notenboom, perenboom, pruimenboom, berk, esdoorn, haagbeuk, ... Robuuste oude fruitboomrassen zijn gemakkelijker te telen.
Fruitbomen snoeien Bomen planten (zie ook mijn ander bericht) Stelen van zonnebloemen: gebruik ze de volgende lente als erwten- of bonenstaken, of werp kurkdroge stukjes in de houtkachel Maak vogelhuisjes nu schoon. Gebruik kokend water met wat soda erin. Rond deze tijd gaan mezen en mussen al woningen inspecteren. Witlof: snijd het loof tot 5cm boven de grond en dek af met terracotta potten, waarin stroo zit, om de plant voor bevriezing te behoeden. Of graaf telkens wat planten op, laat ze buiten afsterven onder eigen loof. Hak het loof op 5cm boven de wortel eraf. Plant ze in aarde en dan een laag stro. Zet ze in een schuur of koude kas waar ze zullen uitschieten.