Hoi allemaal
Hier ben ik weer. Een paar weken geleden besloot mijn moeder dat ik depressief was, waarschijnlijk omdat ik zelden het huis uitging, behoorlijk wat tijd in bed doorbracht, steeds weer hetzelfde boek las, onregelmatig at en mijn overvloedige tijd nogal veel nadacht over de dood. En wat besloot ze toen? Dat ik naar een praatgroep moest gaan. Nu ben ik al een paar keer geweest, maar de laatste keer was niet zoals de andere keren. Ik heb namelijk iemand ontmoet. Er zat een jongen naar me te staren. Ik wist zeker dat ik hem nog nooit had gezien. Hij was slank en gespierd en zo lang dat het kunststof basisschoolstoeltje waar hij op zat nog kleiner leek dan het al was. Kastanjebruin haar, recht en kort. Hij leek van mijn leeftijd, misschien een jaartje ouder, en zat er uitdagend onderuitgezakt bij, met één hand half in de zak van zijn donkere spijkerbroek. Luister, ik zal het maar zeggen: hij was lekker. En toen begon hij te praten: 'Mijn angst is dat ik vergeten word,' Mijn gedachten waren plots verdwenen zoals de zon zakt in het water. Ik reageerde er vlijtig op terug: 'Er komt een tijd dat we allemaal dood zijn. Wij allemaal. Er komt een tijd dat er niemand meer is om zich te herinneren dat er ooit iemand heeft bestaan of dat onze soort ooit iets heeft bereikt. Er zullen geen mensen meer zijn die zich Aristoteles of Cleopatra herinneren, laat staan jou. Alles wat we gedaan en gebouwd en geschreven en gedacht en ontdekt hebben zal vergeten zijn en dit allemaal zal voor niks zijn geweest. Misschien komt die tijd snel, misschien pas over miljoenen jaren, maar zelfs al overleven we de ineenstorting van de zon, we zullen niet voor eeuwig blijven leven. Er was een tijd voordat organismen een bewustzijn hadden en er zal een tijd daarna zijn. En als je je zorgen maakt over het onvermijdelijke van de menselijke vergetelheid, zou ik je willen aanmoedigen dat te negeren. God weet dat iedereen dat doet.' Toen ik was uitgepraat, volgde er een behoorlijk lange stilte en ik zag hoe een lach zich over het gezicht van Augustus verspreidde - niet dat kleine scheve lachje van de jongen die probeerde sexy te zijn toen hij naar me zat te staren, maar zijn echte lach, te groot voor zijn gezicht. 'Allemachtig,' zei Augustus zachtjes. 'Jij bent niet mis.' En dat was het begin van een fantastische vriendschap tussen Augustus Waters, een kankeroverlever, en ik, een kankerpatiënte.
Veel liefs
Hazel Grace
(Tekst gebruikt van pagina's: 7,11, 12 en 14 uit het boek 'Een Weeffout in onze sterren' van John Green)
|