De naam muis wordt gebruikt voor allerlei kleine zoogdieren, in het bijzonder de huismuis (Mus domesticus), maar ook vele andere soorten, vooral knaagdieren. In de taxonomie worden "muizen" en "ratten" niet als aparte groepen gezien, ondanks dat we ze wel vaak zo indelen. Over het algemeen wordt de naam gebruikt voor kleinere dieren met een lange staart.
In Nederland en België en omgeving leven de volgende "muizen"soorten:
Algemeen voorkomen: Deze hond heeft een compacte lichaamsvorm. Zeer belangrijk is het feit dat de schedel appelvormig is en dat hij zijn middelmatig lange staart zeer hoog draagt, ofwel gebogen of in de vorm van een halve cirkel met de punt wijzend naar de lendenen.
Belangrijke verhoudingen: De lengte van het lichaam iets groter; dan de schofthoogte. Gewenst is echter een bijna vierkante lichaamsvorm, in het bijzonder bij de reuen. Bij de teven, in verband met zwangerschap, is een iets langer lichaam toegestaan.
Aard: Snel, attent, levendig en erg moedig.
Hoofd: Schedel: goed gevormd appelhoofd (een kenmerk van het ras) zonder of met een slechts kleine fontanel. Stop: zeer uitgesproken, diep en breed, waarbij het voorhoofd over de aanzet van de snuit nijgt. Neus: elke kleur toegestaan. Neusbrug middelmatig kort, iets omhoog wijzend. Snuit: kort, gezien van opzij, breed aan de aanzet, toelopend naar de punt.
Ogen: Groot, rondachtig van vorm, zeer expressievol, niet uitpuilend, geheel donker. Lichte ogen toegestaan, maar ongewenst.
Oren: Groot, staand, zonder vouwen, duidelijk breed aan de aanzet, geleidelijk toelopend naar de enigszins geronde punt. In rust licht opzij gebogen een hoek van 45º vormend.
Mond: Lippen: droog, nauw aansluitend. Wangen: middelmatig ontwikkeld, zeer vlak. Kaken, tanden: schaar- of tanggebit. Overbeet, onderbeet, evenals iedere afwijking in de positie van de boven- of onderkaak dient absoluut bestraft te worden.
Nek: Bovenlijn licht gebogen. Middelmatige lengte. Bij reuen zwaarder dan bij teven. Geen keelhuid. Bij de langhaar variateit is de aanwezigheid van een kraag met langer haar zeer gewenst.
Voorhand: Recht en van goede lengte; van voren gezien vormen de voorbenen samen met de ellebogen een rechte lijn. Van opzij gezien is hun houding verticaal. Schouders zijn vlak met kleine spieren. Hoeking tussen schouderblad en bovenarm is evenredig. Ellebogen vast en nauwsluitend aan het lichaam, wat een vrij bewegen verzekert. Middenvoet licht schuin aflopend sterk en flexibel.
Lichaam: Compact en goed gebouwd. Toplijn: recht. Schoft: nauwelijks zichtbaar. Rug: kort en stevig. Lendenen: sterk gespierd. Kruis: breed en sterk zonder af te lopen. Borst: ribbenkast breed en diep, ribben goed gewelfd. Gezien van de voorzijde, ruim, maar niet overdreven. Gezien van opzij, reikend tot de ellebogen. Niet ton-vormig. Onderbelijning:gevormd door een duidelijk oplopende buikbelijning. Slappe buiklijn toegestaan maar niet gewenst.
Achterhand: Achterbenen goed gespierd met lange botten, verticaal en evenwijdig aan elkaar met goede hoekingen in de heup, knie en hak, in harmonie met de hoeking in de voorhand. Hakken laag met goed ontwikkelde achillespees; gezien van achteren zijn zij recht en verticaal in positie.
Voeten: Erg klein en ovaal met tenen goed apart maar niet wijd uitstaand (geen hazen - of kattenvoeten). Nagels: bijzonder goed gebogen en middelmatig lang. Voetkussens: goed ontwikkeld en zeer veerkrachtig. Wolfsklauwen dienen verwijderd te zijn.
Staart: Hoog aangezet, van middelmatige lengte; breed aan de aanzet, geleidelijk toelopend naar de punt. Staartdracht is een belangrijk karakteristiek van het ras. Hoog gedragen of in een boog of in een halve cirkel met de punt naar de lendenen gericht, hetgeen evenwicht aan het lichaam geeft. Beharing overeenkomstig de hortharige vacht en overeenkomend met de lichaamsvacht. In de langhaar vormt het haar een pluim. De staart hangt in rust naar beneden en vormt een lichte haak.
Huid: Glad en soepel over het gehele lichaamsoppervlak.
Vacht: Bij dit ras bestaan er twee vachtvariëteiten: 1. Korthaar: Vacht is kort, dicht aanliggend over het gehele lichaam. Indien er een ondervacht is, is het haar iets langer; dun haar op keel en buik toegestaan; enigszins langer op nek en staart, kort op gezicht en oren. Vacht is glanzend en de structuur is zacht. Honden zonder haar zijn niet toegestaan. 2. Langhaar: Vacht dient fijn en zijdeachtig te zijn, glad of licht golvend. Niet te& dikke ondervacht gewenst. Vacht is langer, vormt pluimen op oren, nek, achterkant van voor- en achterbenen op de voeten en de staart. Honden met een lange golvende vacht als bij een Maltezer, worden niet geaccepteerd.
Beweging: Passen zijn lang, veerkrachtig, energiek en actief met een goede reikwijdte en stuwkracht. Van achteren gezien dienen de achterbenen bijna parallel aan elkaar te bewegen, zodat de voetafdrukken van de achtervoet precies passen in die van de voorvoet. Bij het opvoeren van de snelheid vertonen de benen de neiging zich schuin naar binnen te bewegen in de richting van de centraal lijn van het zwaartepunt (een sporig gaan). Beweging blijft vrij en veerkrachtig zonder zichtbare inspanning, hoofd omhoog en vaste rug. Kleur: Alle kleuren in alle mogelijke schakeringen en combinaties zijn toegestaan.
Fouten: Elke afwijking van voornoemde punten dient als een fout te worden beschouwd en de ernst waarmee de fout dient te worden beoordeeld, dient in exacte verhouding te staan tot haar graad. Smalle schedel. Lange snuit. Onder of overbeet. Afwezigheid van enkele tanden. Dubbele tanden. Misvormde kaken. Ogen, diepliggend of uitpuilend. Te puntige oren. Korte nek. Lang lichaam. Ronde of holle rug (lordose of xyphose). Hellend kruis. Staart niet goed aangezet, kort of gedraaid. Smalle borst, vlakkeribbenkast. Korte ledenmaten. Uitstaande ellebogen. Te nauw van achteren. Patella luxatie. Diskwalificerende fouten: Slanke, lichte, lange lichaamsvorm, hertachtig type. Hangend oor of kort oor. Extreem lang lichaam. Geen staart. Bij de korthaar variëteit: kale plekken (alopecia). Zwaarder dan 3 kg. Bij de langhaar variateit: honden met erg lange, fijne en golvende vacht (als bij Maltezer).
Een smiley (ook wel lachebekje) is een eenvoudig tekeningetje van een lachendgezichtje, vandaar de naam (smile is het Engelse woord voor glimlachen). Het begrip smiley wordt ook uitgebreider gebruikt voor gelijkaardige gezichtjes die andere gemoedstoestanden uitbeelden. Een smiley in ASCII-tekens is een emoticon. Het woord 'smiley' wordt ook (foutief) wel gebruikt voor emoticons in het algemeen. Het woord is in het Nederlands taalgebruik ingeburgerd sinds de opkomst van het internet vanaf halverwege de jaren 90 en wist zich te wortelen in de jongerencultuur. Vóór die tijd was lachebekje de gangbare Nederlandse benaming.
Typisch bestaat een smiley uit een gele cirkel als aangezicht, maar daarin twee stippen als ogen en een mond.
Smileys worden gebruikt om intonatie aan een geschreven boodschap te geven. Geschreven tekst kent immers lichaamstaal noch intonatie, wat een ernstige handicap is ten opzichte van gesprekken in In Real Life (IRL).
Dommelen en slapen zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Tijdens de meeste slaapfases blijven de zintuigen half wakker.
Als een kat af en toe diep in slaap is, dan verandert de lichaamshouding. Meestal rolt hij zich dan van de ene kant naar de andere, sommige spierpartijen kunnen samentrekken, soms geeft hij een kreetje. Vaak droomt hij dan. Tijdens de diepe slaap zijn de ogen stijf dicht en de oren zijn uitgeschakeld. Hij slaapt dan zo vast dat hij niet wakker wordt als je zachtjes tegen een oorpunt blaast. De enige reactie is, dat hij in een reflex met zijn oor trekt. Dit verschijnsel wordt de paradoxale slaapfase genoemd en duurt ongeveer 6 minuten. Maak je dus niet bezorgd als je dit ziet.
Als een kat in zijn slaap zijn buik laat zien is dat het beste bewijs van vertrouwen. De kat voelt zich beschermd en hoeft nergens bang voor te zijn.
Alle katten liggen het liefst daar waar ook hun mensen gezellig bij elkaar zitten: in bed, op de schommelstoel, op de tv. Als je dat niet wilt, moet je vanaf het begin consequent zijn: zet de kat net zo lang weer op de grond totdat ze opgeeft.
Als hulp om katten te leren niet op bepaalde plaatsen te komen kan dienen om een mandje te zetten op de plaats waar je de kat neerzet na het weghalen van de verboden plaats. Leg in dit mandje een gedragen stukje kleding. De beledigde kat kan zich hierin terugtrekken.
Gun uw kat na het eten een rustpauze. Een kat die net gegeten heeft, heeft rust nodig om zich schoon te maken en voor een kort slaapje ter bevordering van de spijsvertering.
Katten verslapen 40 tot 60% van hun leven.
Meer dan de helft van de katten wordt niet wakker bij plotseling lawaai. Als je hun naam roept worden ze echter wel wakker.
Gemiddeld slaapt een kat 18 uur per dag. Dit is verdeeld over een lange diepe-slaap-periode, een aantal korte siësta's en wat dommelpartijen. Een uur per dag is hij bezig met lichaamsverzorging, een half uur om de maag te vullen en een half uur voor gymnastiek en nagelverzorging. De rest van de tijd wordt gevuld met jagen, spelen en aandacht trekken.
Vanaf ongeveer 1 jaar tot een jaar of 5 slapen ze echter minstens 4 uur minder.
Als een kat opstaat van zijn slaapje zul je zien dat hij uitgebreid gaapt, langzaam opstaat de leden één voor één strekt en daarna slepend en rustig aan zijn eerste toer begint. Dit wordt verklaard door het feit dat als hij zich veilig voelt zijn slaapplaats niet direct hoeft te verlaten. Bovendien hoeven dieren die niet op de jacht zijn aangewezen, maar alleen op sluiptoer gaan, niet direct helder wakker hoeven te zijn. Met dezelfde rust zal de kat gaan slapen. Hij snuffelt even, draait enkele keren, probeert een paar posities uit, poetst nog wat en gaat dan lekker liggen.
Een kat stopt de voeten onder de voorpoten als hij zich volledig veilig voelt. Hierbij is hij eigenlijk helemaal weerloos. Ook de staart wordt dan om het lichaam gekruld. Het toppunt van veiligheid geeft hij aan als de kop in de buikstreek doet.
Deze houding bespaart ook veel energie, omdat er maar een klein deel van het lichaam vrij ligt.