Onze
voedselvoorraad is aan het opgeraken dus ik moest weer een tocht maken die vaak
een hele dag duurt om een rugzak te vullen met blikjes bonen of flessen met
vuil water die ik meestal op straat vind of in onbewoonde huizen. Ik neem eerst
mijn rugzak, een mes en mijn flesje en dan vertrek ik vroeg in de ochtend. Het
zag eruit als een rustige dag, maar het werd juist heel lastig vandaag. Mijn
leven was zelfs in gevaar toen ik achtervolgd werd door gevaarlijke, razende
honden die zelf ook honger hadden. Ik probeerde ze bang te maken met mijn mesje,
maar ze werden alleen maar woedend. De enige manier om ervan af te geraken was
door me te verstoppen, in een verroeste, halfgeplette auto. Toen ik terug
veilig was en naar huis stapte, kwam ik een jongen tegen die drie jaar ouder
leek dan mij. Ik zag dat hij de Rode Ziekte al had gekregen, hij was namelijk
al volwassen en groot genoeg om het virus ook te krijgen. Ik begon mij al voor te
stellen hoe Astor binnen drie jaar het zonder mij gaat doen. We bleven de hele
weg praten tot ik eindelijk thuis aankwam. Ik heb het ook even gehad over deze
blog en hij zei dat ik moet blijven schrijven tot er iemand dit kan lezen. Als
dit niet gebeurt, dan hoop ik dat jullie een beetje kunnen begrijpen hoe het
leven er nu uitziet en hoe wij zonder onze ouders dit hebben geprobeerd te
overleven. Daarom heb ik vandaag geleerd dat ik nooit moet opgeven en ik geloof
erin dat we gered zullen worden.
|