De Sint-Annakapel, in de volksmond beter gekend als de Piskapel, staat er vervallen bij aan een veldzijweg van de Verdaelstraat, in de buurt van het moderne radiobaken voor de burgerluchtvaart. De historische kapel uit 1644 werd door de nonnen van het voormalige Oriëntenklooster destijds neergepoot om de velden te behoeden tegen demonen. De bevolking ging er bidden om zijn kinderen 'te genezen' van bedwateren. Die volksraditie bestaat de dag van vandaag nog.
Zowel binnen als buiten de kapel is het aanzicht vreselijk. De gemeente heeft 36.300euro voorzien om het dak en het buitenschrijnwerk te vernieuwen en daarenboven de gevels, het binnenpleisterwerk en de vloer te renoveren. Het grasveld rond de kapel wordt door de gemeentediensten opgeknapt. We bezoeken de Sint-Annakapel, samen met kapelconservator Louis Ruytinx, historisch auteur en vooraanstaand bestuurslid van de Geschiedkundige Kring Limes Gatia. Als we de kapel binnentreden merken we meteen de vervallen staat van het bedevaartsoord op, de chaos die er heerst en de offergewoonten die in ere gehouden worden.
'Kijk, vuile pampers, drie muntstukken van 2euro, kleine speeltjes, twee fopspenen, enkele kilo's keukenzout...', stelt Louis Ruytinx vast. 'De mensen komen hier duidelijk met hun zorgen. Van het offergeld laten we missen opdragen in de kerk van Grazen.'
Louis raapt een handgeschreven briefje op. Het gaat om een radeloos meisje dat het niet meer ziet zitten na een afgesprongen relatie en om raad en hulp smeekt. 'De mensen blijven naar hier afzakken, van heinde en verre', vervolgt Louis. 'Ook Wallonië heeft het bedevaartsoord ontdekt.'
Opmerkelijk is dat Sint-Anna, naar wie de kapel genoemd is, 'niet thuis' meldt. Bij de gipsen heiligenbeelden die het houten altaar sieren, behoort de heilige Anna alleszins niet. Naar verluidt werd ooit het originele houten Sint-Annabeeld vervangen door onder meer een beeld van de heiligen Cornelius en Sint-Antonius.
De kapel is vies en vuil, niet alleen omwille van de pampers, want die lijken aan de buitenkant properder dan het kapelinterieur. De muren bladderen af, de vensters zijn stuk. Alles is onder een dikke stoflaag bedolven. 'Langs dit getraliede, niet van glas voorziene venster gooien de mensen de vuile pampers naar binnen en offeren ze geld, zout of kleine speeltjes, fopspenen. Een beweeglijk kandelaarssysteem laat toe kaarsen of noveenkaarsen te branden.' Als we de kapel verlaten, begeeft alweer een jonge moeder met drie kleine kinderen zich naar de kapel,