Zoals ik in mijn vorig bericht al vermelde werd ik door angst overspoeld wanneer de resultaten van het onderzoek bekendgemaakt werden. Mijn broer bleek een flinke buikvliesontsteking te hebben en moest zo spoedig mogelijk geopereerd worden. De reden waarvoor deze buikvliesontsteking meteen angstgevoelens in me opgewekt had was te linken aan onze familiegeschiedenis. Onze oom en vader waren namelijk beiden getroffen geweest door een gebarsten blindedarm met buikvliesontsteking. Onze vader was na zijn buikvliesontsteking nooit meer dezelfde wat gezondheid betreft. Enkele jaren later is hij gestorven aan gezondheidsproblemen. Onze oom was zelfs rechtstreeks door zijn buikvliesontsteking gestorven op negentienjarige leeftijd. Gelukkig verliep de operatie van mijn broer zeer goed. Door omstandigheden kon ik pas op de tweede dag na de operatie overvliegen vanuit Californië. Het eerste wat ik gedaan heb wanneer ik hem zag was zijn hand vasthouden. Het gevoel dat dit gaf was uiterst merkwaardig. Het was net alsof we beiden even naar een andere plek gestuurd werden. Enkel hij en ik. Het is een moment dat ik nooit vergeten zal. Ik weet niet of hij dit gevoel ook ervaren heeft. Eerlijk gezegd heb ik het hem nooit durven vragen. Het leek me een beetje een gênante vraag. Ik zeg niet dat deze ervaring mijn broer geholpen heeft in zijn herstelling, maar enkele weken later was hij weer volledig op de been.
In 1967 vernam ik dat mijn broer in het ziekenhuis opgenomen was. Verrassend nieuws was dit zeker, aangezien mijn broer sinds zijn liesbreuk van 1942 geen stap meer in een ziekenhuis gezet had. Ik herinner me nog goed dat we enkele weken voor zijn opname in het ziekenhuis een langdurig gesprek gehad hebben over zijn gezondheid. In dit gesprek had hij me verteld dat hij zich de laatste maanden niet helemaal goed voelde. Hij had geen eetlust en energie meer, was de hele dag misselijk en kon geen honderd meter meer lopen zonder duizelig te worden. Dit was ik niet gewoon van mijn broertje. Verontrust wou ik hem meteen naar het ziekenhuis sturen om hem te laten onderzoeken. Zijn antwoord op mijn verzoek was: ''Ik ben vierendertig! Ga je zorgen maken over mijn vergetelheid als ik vijfenzeventig ben!''. De weken daarop verbeterde zijn situatie echter niet waardoor hij uiteindelijk toch besloot om zich te laten opnemen in het ziekenhuis. Ik was opgelucht wanneer ik vernam dat hij zich toch wou laten onderzoeken. Wanneer de resultaten van het onderzoek verschenen werd mijn opluchting echter meteen vervangen door angst voor het ergste.
In de herfst van 1942 zat ik al in mijn laatste jaar van het humaniora. Mijn broertje was toen slechts 9 jaar oud. Toen hij vernam van de dokter dat hij aan een liesbreuk geopereerd moest worden was hij helemaal in paniek. Ik moet toegeven dat ook ik een beetje angst begon te krijgen voor mijn broertje naarmate de datum van de operatie naderde. Op de dag van de operatie was mijn broertje echter zeer kalm. Dit was waarschijnlijk voor een groot deel te danken aan onze moeder die hem op voorhand gerust gesteld had. Wanneer hij zich in het kamertje bevond die hem voor enkele dagen als slaapplaats zou dienen was hij zelfs eerder verontrust over de hoeveelheid leerstof die hij op school zou moeten inhalen dan om het ethermasker dat men op zijn gezicht zou drukken om hem onder narcose te brengen. Na de operatie ben ik hem meteen gaan bezoeken samen met onze ouders. Toen ik hem zag liggen in zijn bed was ik eerst in schok. Hij zag er namelijk levenloos uit. Vader stelde mij echter meteen gerust door te vertellen dat hij waarschijnlijk nog onder narcose was. Na enkele uren werd hij uiteindelijk wakker. Dit waren zijn eerste woorden: ''Waarom hebben ze die jongen vermoord?''. Nooit heb ik begrepen wat hij bedoelde. Hij zal waarschijnlijk nog aan het dromen geweest zijn.