Binnen het Jodendom bestaan drie richtingen: het orthodoxe ,het conservatieve en het liberale jodendom. De orthodoxe joden houden zich strikt aan de joodse wetten en voorschriften die staan opgetekend in de joodse geschriften (de Thora en de Talmoed). De conservatieve joden gaan wat vrijer om met de wetten en voorschriften. De liberale joden willen hun geloof een meer eigentijds gezicht geven. Kenmerkend voor alle joden is dat zij het bestaan van God (in het hebreeuws: Jahweh, JHWH, ik ben die ik ben) als een vast gegeven accepteren; zij beschouwen God als de schepper van alles. Ook hebben zij allen de sabbat (zaterdag) als rustdag. Er is maar één God, hij schiep de wereld en de mensen met een bepaald doel en Hij leidt het leven en de geschiedenis volgens een vast plan.
Vanaf de vroegste tijden beschouwen de joden zich als een volk dat op een uitzonderlijke manier door God werd geroepen en dus uitverkoren, zoals omschreven in de christelijke Bijbel en de joodse Thora. Godsdienst en geschiedenis van de joden staan opgeschreven in het Oude Testament (christelijke benaming, oftewel de Tenach (joodse benaming). Tenach betekent de letter T van Thora (wet), de N van de Nebiim (profeten) en de C van Chetoebim (geschriften).
- De Thora omvat de vijf boeken van Mozes: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. De kern van deze vijf boeken vormen de tien geboden gegeven door Mozes , dit zijn de voorwaarden van het verbond dat God met de joden heeft gesloten. - De Nebiim omvat historische boeken, zoals Jozua, Richteren, Samuel en Koningen en de geschriften der profeten zoals Elia, Hosea, Jesaja, Amos en Jeremia. - De Chetoebim bevat historische boeken; zoals Kronieken en Ester, dichterlijke boeken; zoals Psalmen en Hooglied en wijsheidsboeken; zoals Job en Prediker.
De Thora bepaalt de kenmerkende levenswijze van de joden. Rond de 10 geboden groeiden langzamerhand 248 geboden en 365 verbodsbepalingen die allemaal in de Tenach zijn vastgelegd. Zij vormen een exact schema voor het leven vanaf de geboorte tot aan de dood. Alle joodse tradities en godsdienstige gebruiken zijn aan de Thora ontleend, denk aan sabbat, de spijswetten (het eten moet kosher zijn), de besnijdenis, de Bar Mitswa en de feestdagen. Geleerden hebben geprobeerd om de Thora te verklaren. Vele verschillende wijzen van uitleg zijn bijeen gebracht in een totaal van 6 boeken (Mishna). De bewerkingen en aanvullingen hierop heet de Gemara(toevoeging). De Mishna en de Gemara vormen samen de Talmoed.
Een opmerkelijk verschijnsel in het jodendom is het geloof in de komst van de Messias; hij zal het Koninkrijk Gods op aarde brengen. De rechtschapenen zullen beloond worden; de zondaars gestraft. Het joodse volk zal in een land bijeen gebracht worden en er zal een tijdperk van vrede en geluk aanbreken voor alle mensen.
Gebruiken en tradities nemen een belangrijke plaats in het leven van iedere jood in. Als een pasgeboren jongen de leeftijd van 8 dagen bereikt wordt hij besneden. Daarbij wordt de voorhuid van de penis verwijderd. Deze ongevaarlijke ingreep wordt door een arts of een besnijder (moheel) uitgevoerd. Het gebruik wordt in het eerste boek van Mozes (Genesis) beschreven. Op de sabbat na zijn dertiende verjaardag wordt de jongen een Bar Mitswa ; een zoon van de opdracht. Hij gaat voor het eerst naar de synagoge om een zegenspreuk uit de Thora uit te spreken. Vervolgens ontvangt hij de gebedsriemen (tefillin) met daarin de heilige teksten uit de thora en bevestigt deze om zijn linkerarm en op het voorhoofd. Daarna wordt hij opgenomen in de geloofsgemeenschap en is hij een man. Sommige richtingen laten ook meisjes op een gelijksoortige wijze toe tot de geloofsgemeenschap. Zij wordt dan een Bat Mitswa: een dochter van de opdracht.