Mijn tachtigjarige buurvrouw is overleden. Sinds haar achttiende zit ze in een rolstoel. Ondanks haar handicap was ze steeds optimistisch en wat ze nog kon deed ze samen met haar zoon, schoondochter en kleinkind. Als eerbetoon schreef ik dit gedicht.
Dag Lieske
Een herfstdag in
oktober
de temperatuur meet
lente
even sta ik buiten
dan komt de
mededeling
Lieske is dood
Haar beeld komt
meteen in mijn hoofd
een krachtige vrouw
in een rolstoel
ze wiedt het onkruid
bij de gazon
de tuin zal niets
merken van haar handicap
Als ik met haar praat
altijd een lieve lach
een verhaal waar je
naar kon luisteren
mijn zoon is toch zo bezorgd
om me
Het deed haar deugd
André, Magda en Lopke
dicht bij haar
het was een team
gekoesterd in een
warm samenzijn
De zon maakt een
eerbetoon voor haar
warmte overheerst in
en buiten haar huis
bloemen worden als
eerbetoon gebracht
het is een balsem op
de wonde die nu is geslagen
Een levensbladzijde
wordt weer omgedraaid in de buurt
Gedicht over een scheidsrechter en zijn machtsmisbruik, trainer en spelers onterecht beschuldigen van woorden die niet gezegd zijn en geloofd worden. Sportcomité volgt scheidsrechter en trainer en twee spelers mogen bijna een maand niet deelnemen aan het voetbal.
Respectloze olifantenmuggen
Jongen van veertien
Sociaal bewogen
Een balletje trappen
Leuk is dat
Samen met vrienden
trainen
De trainer als
vaderfiguur
Luisteren naar goede
raad
Zondag is weer match
Een veertig plusser
Wedstrijden fluiten
Belerende taal tegen
de kapitein
Trainer voelt
dadelijk de verschillende golflengte
Spelers samen voor de
zege
de fluit blaast tegen
de stroom in
commotie waait in de zone
naast het veld volgt
een woordenboemerang
jongen van veertien
voorzichtig protest
veertig plusser
schrijft olifantenmuggen
zijn match duurt nog
langer
Het kind snapt later niets
van de Negentiende-eeuwse rechtspraak