Na Sapa zijn we nog 1 dag in Hanoi blijven hangen om bij te komen. Maar de volgende dag sprongen we alweer op een slaapbus bestemming Hue. Lang geleden toen er hier nog koningen en keizers waren - was Hue de hoofdstad van Vietnam. De koningen hebben in Hue een enorme citadel gebouwd die het centrum van de macht moest beschermen. Deze citadel is nu de voornaamste trekpleister in deze streek. Achter hoge en breder stadsmuren ligt er een complete stad verborgen. En binnen die muren is er nog een andere kleine stad het inner sanctum als het ware - die vroeger enkel toegankelijk was voor de koning en zijn gevolg: een resem concubines en een legertje dienaars in de vorm van eunuchen. Ja, uit vrees voor de eerbaarheid van zijn concubines mochten mannen er enkel binnen als ze een kleine operatie hadden ondergaan. Die arme koning kon niet al zijn 100 vrouwen tegelijk in de gaten houden eh .... De citadel op zich is ook weer indrukwekkend, maar het mooiste is er spijtig genoeg vanaf. Grote delen ervan zijn tijdens de oorlog plat gebombardeerd, en wat nog wel recht staat is ofwel helemaal leeggeplunderd ofwel in staat van verval. De hele citadel is wel beschermd nu als Unesco World Heritage, maar er is nog veel geld nodig om dit helemaal terug te restaureren. Onze volgende stopplaats was Hoi An. Ook dit plaatsje staat op de lijst van Unesco. Het is 1 van de best bewaarde voorbelden van een havenstadje zoals het er uitzag ten tijde van de Franse kolonisatie hier. En inderdaad, Hoi An is een zeer aangenaam plaatsje om in rond te lopen ... en om kleren te laten maken. Zon slordige 200 kleermakers bieden hier hun talenten aan en maken dit stadje waarschijnlijk meer bekend owv de kleren dan owv de Unesco status. Voor 60-70 US dollar heb je hier een pak op maat, en van goede kwaliteit, en je specifieert zelf je wensen. Bovendien blijven ze aan het pak of het kleed werken tot je er tevreden mee bent, en dit zonder meerkost. Frank wilde aanvankelijk niks laten maken maar uiteindelijk heeft ook hij 1 (heel chique) hemd laten maken. De manchetknopen moeten we nog vinden. Natacha daarentegen heeft heel goed haar best gedaan. Een pak of 4, een blouse of 6, een rok of twee ... We hebben net geen extra rugzak nodig, hehe ... Maar het moet gezegd, het is de moeite om het hier te laten doen want alles staat goed, past goed en het is echt geen geld ... Het merendeel van onze tijd hier hebben we dus doorgebracht bij kleermakers en in restaurants maar we hebben ook nog tijd gevonden voor een beetje cultuur naast de couture: De My Son ruines. Een oude Hindu tempel, ook grotendeels ruine, maar best een bezoekje waard. Deze temple ligt temidden van een dicht begroeid woud in de bergen en dat op zich is al een prachtig plaatje. Soit, na 5 dagen kleren passen, restaurantjes afgaan en 1 bezoek aan een oude Hindu tempel kwamen we er plotseling achter dat we nog geen visum hadden voor India waar we binnen een week naartoe zouden gaan en dat je het land dus echt niet binnenkomt zonder ... In allerijl zijn we dan op zoek gegaan naar een manier om nog diezelfde dag in HCM te geraken waar we op het Indisch consulaat nog een aanvraag konden doen. We moesten echter wel ten laatste de volgende dag in de voormiddag langskomen want het hele proces duurt 5 dagen. Gelukkig vertrok er nog een bus naar HCM diezelfde namiddag en er was nog plaats. Wij direct geboekt, ingepakt en op weg. Van duiken was er in Hoi An uiteindelijk niks gekomen, want de zichtbaarheid was naar het schijnt echt knudde. Mensen die het er wel op gewaagd hadden zeiden dat ze 2, misschien 3 meter voor zich uit konden zien, en dat was voor ons echt niet de moeite. Duiken in Nha Trangh was echter wel nog de bedoeling, maar daar zouden we dus pas geraken nadat we ons visum voor India geregeld hadden. De bus in Hoi An vertrok om 15.00 uur en zou aankomen in HCM om 09.00. Met onze rugzakken (en alle nieuwe kleren) namen we direct een taxi naar het consulaat met een tussenstop bij de fotowinkel voor pasfotos (na een nacht op de bus, hiphoi, wat zien we er fris uit!) en bij een bankcontact voor geld. Het consulaat was om het allemaal nog iets zenuwachtiger te maken ook nog ens van lokatie veranderd, maar alles kwam tegen en uur of 12.00 dan toch in orde en op 1 oktober mogen we ons visum gaan halen. Net op tijd dus, want s anderendags vliegen we naar New Delhi. De vraag was nu of we een dag in HCM zouden blijven of ineens nog maar eens een nachtbus op zouden springen om op de 26ste in de ochtend in Nha Trang te arriveren. Frank begon stilaan een verkoudheid te krijgen van vermoeidheid en te veel airco op de bussen en ook Natacha weet van de vermoeidheid ... Maar het leek ons toch beter om maar ineens door te bijten en ondertussen zitten we dus in Nha Trang dit tekstje te schrijven. Moe en verkouden, maar toch gaan we morgen weer duiken. Het is onze laatste kans hier en gelukkig is het hier ook weer een stuk goedkoper dan verder naar het Noorden. Als het meezit met onze verkoudheden en als het zicht een beetje te doen is, gaan we misschien wel 3 dagen na elkar mee de zee op. We zien wel.
Rond een uur of 21.00 arriveerden we in Ho Chi Minh City (HCM). De bus dropte ons vlakbij de backpackersbuurt van Pham Ngu Lao. Een eigenlijk overbodige (dus zeer korte taxi rit later) zaten we in ons hotel, blij dat we weer voor even van de bussen en taxis af waren. Omdat we op 2 oktober onze vlucht moeten nemen naar India vanuit HCM, hadden we besloten zo snel mogelijk naar Hanoi te vliegen en van daaruit langzaamaan naar het zuiden terug af te zakken. Voorlopig was er in de buurt van HCM dan ook enkel tijd om de Cu Chi tunnels te gaan bezoeken. Drijvende markten en de Mekong Delta zouden moeten wachten tot onze terugkomst. De Cu Chi tunnels zijn een overblijfsel van de oorlog tegen de Amerikaanse bezetting. Geen bezoek aan dit land is compleet zonder een blik te werpen op de met eigen handen gegraven levensaders die de vietcong gebruikten om buiten bereik van de Amerikaanse bommenwerpers te blijven. Cu Chi is echter meer dan alleen maar een netwerkje van een paar overgebleven tunnels; de Vietnamezen hebben er een soort openluchtmuseum van gemaakt waar je kan zien hoe de soldaten en de bevolking tijdens de bezetting leefden. Je ziet er hoe ze van afvalmateriaal nuttige dingen maakten zoals sandalen (van autobanden), olielampjes, uniformen enz ... Je ziet ook welke wapens er werden gebruikt (tegen betaling kan je zelfs een tiental kogels afvuren met een M16 of een kalashnikov) en op welke manier de Vietcong valstrikken maakte voor de Amerikaanse patrouilles. Op het einde krijg je ook nog een drankje en een hapje in een nagemaakte veldkeuken. Deze keukens waren vaak een doelwit voor de bommenwerpers omdat er rook zichtbaar was van de vuren, maar door een vernuftig systeem van tunnels en filters konden de Vietnamezen de rook 10-tallen meters verder tevoorschijn laten komen alsof het laag bij de grond hangende mist was. Cu Chi op zich is geen geweldig hoogtepunt van onze reis te noemen, maar het is toch een aanrader omdat je er echt een idee krijgt van wat voor een hardnekkige wilskracht deze mensen aan de dag hebben gelegd om met zulke primitieve middelen en in zulke primitieve omstandigheden een militaire supermacht te bestrijden en met succes het land uit te drijven. Na de oorlog wilde het Noorden duidelijk maken aan het met de USA collaborerende Zuiden dat zij de overwinnaars waren en de stad Saigon werd promt hernoemd naar de hier nog steeds mega populaire Ho Chi Minh, die lange tijd het Noordvietnamees verzet heeft geleid. Zo komt het dat een deel van de bevolking hier de stad nog steeds Saigon noemt en een ander deel enkel van Ho Chi Minh City wil weten. De volgende dag vlogen we zonder problemen naar Hanoi. We kwamen pas heel laat (rond middernacht) aan omdat we voor de goedkope nachtvlucht hadden gekozen, maar de mensen van het hotel kwamen ons oppikken dus dat was niet zon groot probleem. Hanoi is, zoals te verwachten viel, een stuk traditioneler dan HCM in die zin dat er meer marktjes zijn, meer kleine eetkraampjes langs de weg, minder hoge gebouwen, smallere straatjes en veel meer verkopers met traditionele strooien hoedjes op hun hoofd. Het verkeer is echter net hetzelfde als in HCM: LEVENSGEVAARLIJK: je moet je letterlijk tussen een leger motorfietsen, fietsen, auto's en bussen wurmen om aan de overkant te geraken! We hadden in HCM al vernomen dat we voor trips naar Halong Bay en Sapa in de bergen bij Kangooroo cafe moesten zijn. Een Australisch/Vietnamees resibureau dat ervoor bekend staat tours te organiseren zonder addertjes onder het gras, zonder verborgen kosten, zonder hassle ... Wel wat duurder maar dat vonden we onze gemoedsrust wel waard. En inderdaad, beide trips waren perfect te noemen op alle vlakken. Geen klachten, nada ... Ha Long Bay is onder andere bekend van de James Bond film Tomorrow never dies, maar ook zonder die film zou deze sprookjesachtige en romantische baai dagelijks 100den toeristen lokken. Ontelbare eilandjes en krijtrotsformaties liggen verspreid in de baai en vormen een onwaarschijnlijke wereld om met een traditionele en zeer luxueuze jonk in rond te varen gedurende een paar dagen. Voor reizigers die op zoek zijn naar rust, kalmte en sereniteit is dit echt een aanrader. Buiten relaxen ga je ook nog een enorme natuurlijk grot verkennen met vreemd gevormde plafonds en druiprotsen en de zee rondom de boot is je eigen prive zwembad. De tweede dag vaar je naar Cat Ba eiland. Daar overnacht je in een alweer luxueus hotel (Kangooroo Cafe liegt niet als ze zeggen dat ze de beste kamers met de beste uitzichten boeken voor hun klanten), maar eerst ga je nog met een kleine boot naar Monkey Island om daar de namiddag door te brengen met zwemmen, kijken naar aapjes (die Frank volledig heeft gemist) en het afschuimen van het strand op zoek naar mooie schelpen (die laatste heeft Frank in tegenstelling tot de aapjes in grote getalen gevonden). De laatste avond was het tijd om de rest van de groep wat beter te leren kennen bij een pint en een goede maaltijd, en wat bleek? 1 van de Spaanse koppels had ook geboekt om bij aankomst in Hanoi direct te vetrekken met de tour naar Sapa, net zoals wij. Rond een uur of 18.00 waren we terug in Hanoi na 3 dagen relaxen in Ha Long Bay. En nu was het tijd om de bergen in te trekken en op zoek te gaan naar tradities en cultuur van het platteland. Sapa ligt tegen de Chinese grens en het gebied errond is er een van wouden, bergen, rijstterrassen en etnische minderheden zoals de Zwarte Hmong en de Rode Dzao. Het is een hele trip vanuit Hanoi. Eerst moet je een hele nacht de trein op (slaaptrein gelukkig hoewel, met al dat gehobbel ...) en dan nog eens bijna 2 uur met een minibus verder de bergen in. Maar je wordt beloond met een ongelooflijk zicht op de vallei. Mistsluiers onttrekken de bergtoppen vaak aan het zicht, maar de wolken geven het groen en geel van de rijstterrassen een extra dimensie. De temperatuur is hier beduidend koeler dan in Hanoi en dat was voor sommigen onder ons ook een aangename afwisseling op al dat zweten hier in Azie ... Ons hotel stond op een berggrand en had een prachtig uitzicht over de hele vallei. Hier in Sapa hebben we eerst wat bijgeslapen om te bekomen van de treinrit, en in de namiddag was er een kleine wandeling gepland naar een lager gelegen dorpje en een oude Franse waterkrachtcentrale met bijhorende waterval. Die wandeling was een beetje een natte bedoening wat het regende dat het goot. De volgende dag hadden we meer geluk met het weer. 4-5 uur wandelen door de bergen en de rijstvelden stonden er op het programma en bij aankomst zou er ons een Homestay wachten ... een verblijf in een traditionele woning bij een lokale familie. De wandeling was zeer vermoeiend want overdag is het ook in de bergen hier zeer warm. Het landschap onderweg was echter betoverend. De bruine en zwarte rieten huisjes met palmbladeren als dak contrasteren geweldig met de felgroen gekleurde rijsterrassen en palm- en bananenbomen rondom. Om elke hoek loert er alweer een mooie foto en de gids werd na een tijdje dan ook een beetje wanhopig omdat we haar steeds opnieuw moesten inhalen. Schitterende omgeving ... Na 4-5 uur kwamen an op onze bestemming. Een klein dorp net op het punt waar twee rivieren samenkomen. Ook een plaatje op zich ... maar de traditionele woning en de lokale familie waren wel net iets anders dan we hadden verwacht. In totaal bleven er zon 12-14 mensen slapen bij deze familie en ze hadden dan ook een groot gebouw voorzien waar matrassen en muskietennetten voor handen waren. De avond draaide uit op een bijna volledig Spaans feest want van de 14 gasten waren er 10 Spanjaarden. Doordat we de laatste tijd zoveel Spanjaarden tegenkomen werd er al lachend geopperd dat ze misschien allemaal het land verlaten hebben ... Echt merkwaardig die toevloed ineens. Er werd veel gedronken (rijstwijn), gezongen en gelachen en zelfs (flamenco) gedanst... Volgens ons was dit niet echt een typische avond bij een lokale familie, maar het was in elk geval zeer plezant. Ondanks de hoofdpijn de volgende ochtend besloten we om een deel van de terugtocht toch opnieuw te voet te doen. De afdaling naar het dorp aan de rivier zou nu een beklimming worden, en jongens, ... dat was afzien. Gelukkig stond er in Sapa nog een douche op ons te wachten voor we terug naar het treinstation zouden gebracht worden. Wat ons hier ook is opgevallen zijn de traditionele kleren die vele mensen (vaak vrouwen) nog dragen. Een soort rode hoedjes, kleurrijke rokken en kousen ... Het hele schouwspel was vooral op marktdag een kleurrijke bedoening en we hebben dan ook weer massas fotos gemaakt.
In Cambodia kwamen we ook ontzettend veel lieve en warme mensen tegen. Vooral in de minder toeristische streken en op het platteland: kindjes staan langs de weg te wuiven en roepen 'hello!' als ze je zien aankomen, ze nemen je hand vast en wandelen een stukje mee, ze komen spontaan op je schoot zitten ... Ze komen niet opdringerig over, ze zijn gewoon op zoek naar wat avontuur en afwisseling in hun harde leven. Dit merkten we vooral in Kampot; een klein, rustig en kalm stadje op de weg van Pnomh Penh naar Sihanoukville. Hier maakten we ook voor het eerst van naderbij kennis met een Buddhistische monnik. Men had ons al verteld dat deze monniken graag met toeristen praten om hun kennis van het Engels bij te schaven. Toen we in Kampot een paar tempels gingen bezoeken op het platteland wilde 1 van de plaatstelijke monniken en een hele troep kinderen maar wat graag met ons mee om ons de weg te wijzen. Echt praten met deze 'heilige man' was wel moeilijk omdat hij nog maar weinig Engels kon. Meer dan: 'That is a tree.What is that? That is a mountain" kwam er eigenlijk niet uit. Maar we genoten beiden van zijn kleurrijke en kaalhoofdige gezelschap. De kinderen spraken al heel wat meer Engels. Blijkbaar krijgen ze vrij goede Engelse les op school en door te praten met toeristen leren ze ook veel bij. We waren echt onder de indruk. Sommige van onze gidsjes waren maar 5 of 7 jaar oud, maar ze kenden genoeg Engels om uit te vissen dat we al 32 zijn en nog steeds niet getrouwd! (Als je in Vietnam na je 30ste nog niet getrouwd bent, mag je stilaan de hoop opgeven blijkbaar) Dit was echt een leuke uitstap en een nog leukere kennismaking met het leven op en de mensen van het mooie Cambodiaanse plattelland waar de rode niet geasfalteerde wegen fel afsteken tegen de groene rijstvelden. De volgende dag zijn we naar het Nationaal Park van Bokor geweest. Dit is een door de Fransen in de jaren '20 gebouwd resort in de bergen, maar al meer dan 50 jaar verlaten en dus compleet vervallen. De omgeveing is nu een nationaal en beschermd park. De weg er naartoe is al even lang miet meer onderhoudenen en er geraken is dus een avontuur op zich. Meestal gaan toeristen er naartoe met een 4-wiel aangedreven pickup-truck, maar wij kozen voor een gewone taxi. De organisator had ons verzekerd dat dit geen probleem zou zijn, ondanks de zware weg. En inderdaad, het was bijna niet te geloven, maar de Toyota Camry had vooral door de expertise van onze soms zeer grappige chauffeur helemaal geen problemen om boven te geraken. Het is wel hallucinant hoe slecht de weg eraan toe is. Een Belgische boer zou er zich zelfs met zijn zwaarste tractor niet aan wagen. Onderweg stopte de chauffeur nog even om ons, met puberaal plezier in zijn ogen, een vleesetende plant te laten zien die verdacht veel weg had van een penis. Hij kon zijn pret niet op. Na een 2-tal uren hobbelen en schudden kwamen de eerste ruines in zicht. Door de bijna continue aanwezigheid van mist in deze bergen lijkt dit 'bergstation' vaak op een spookstad en griezelige foto's maken in en van de vervallen hotels, casino's en villa's was weer eens iets anders. Bokor was ook een van de laatste bastions van de Rode Khmer. De Vietnamezen hebben hier hard moeten vechten om ze uit de gebouwen te verdrijven en de kogelgaten in de muren van de kerk en schoolgebouwen verhogen de griezeligheidsfactor van deze nog aanzienlijk. Dieren hebben we in dit park niet echt gezien, maar in het rangerstation werd ons duidelijk dat er met de weinige middeln die beschikbaar zijn toch een poging wordt gedaan om het park en zijn bewonders (waaronder tijgers en olifanten) te beschermen. Na de regens en de mist in de bergen was het weer eens tijd voor iets anders: zon, zee en strand in Sihanoukville. Deze stad gaat door voor het beachresort van Cambodia. Best een aangenaam plaatsje, maar een vergelijking met PhiPhi Island kan het niet doorstaan. Bovendien heeft het toerisme een zekere vorm van arrogantie gekweekt bij de lokale armere bevolking. De kinderen van Sihanoukville komen erg opdringerig hun koopwaar aanbieden en latern u niet met rust. Ook het sextoerisme dat hier de kop opsteekt is heel zichtbaar. Zo hoorden we een klein meisje van ongeveer 10jaar een zonnebadende toerist vragen of hij niet geinteresseerd was in haar mooie zus. Toen ze zag dat we haar verwonderd aankeken, kwam ze ons zich van geen kwaad bewust haar armbandjes verkopen. Fauna hadden we nog niet veel gezien in Cambodia en ook in Sihanoukville zouden we niet veel succes hebben op dat vlak. De koraalriffen voor de kust zijn volledig vernield door de subtiele kunst van het vissen met dynamiet...dus duiken of snorkelen is hier niet echt de moeite. Toch is er ook hier een nationaal park en in een ultieme poging om nog wat Cambodiaanse beestjes te zien zijn we ook in dit park met een tour meegeweest. Ondanks de weinige voorzieningen voor eco-tourisme (geen wandelpaden, geen wandelkaarten,...) hebben we tijdens een boottrip en een korte wandeling toch nog een paar zeearenden en 1 zeeslang gezien. We moesten er wel zelf naar zoeken want de gidsen zijn slecht of niet opgeleid en velen zouden liever een ander beroep uitoefenen zoals taxichauffeur omdat ze dan meer verdienen dan de schamele 25 dollar per maand die ze als parkwachter binnenrijven. In het park woont ook een kleine vissersgemeenschap. Zo ver weg van de bewoonde wereld zijn deze mensen helemaal op zichzelf aangewezen. Er is maar 1 klein schooltje met 1 meester die dus lesgeeft aan kinderen van alle leeftijden tesamen. Boeken en schrijften zijn er nauwelijks en wat er wel is, gaat al jarenlang mee. De volgende dag misten we bijna onze bus naar Ho Chi Minh (het vroegere Saigon): door een misverstand kwamen we net te laat aan op het busstation. 1 Van de taxichauffeurs ter plekke stelde voor om alsnog de achtervolging in te zetten. Op een afgesproken plaats zou de bus op ons wachten, maar na 15 min merkten we dat we gewoon om de tuin werden geleid. Eerst verdiende hij 10 dollar door met een zo goed als lege tank de bus achterna te rijden, daarna streek hij ook nog eens een heftige commissie op voor de bus die we hem hadden gevraagd te regelen in de hoop nog op tijd in Pnohm Penh aan te komen voor onze aansluitign naar Ho Chi Minh in Vietnam. Eens op de bus vertelde de chauffeur ons dat de bus natuurlijk niet op tijd zou arriveren. Dit begon stilaan een duur misverstand te worden.... Maar blijkbaar was er toch nog ergens 1 bewaarengel die ons nog in de gaten hield want de bus arriveerde in Pnomh Penh nog zo'n 10 minuten voor onze andere bus vertrok. Wij snel een tuktuk op; met ware doodsverachtign zigzagde de chauffeur door het verkeer en met nog geen 2 minuten overschot kwamen we volledig bezweet en opgewonden alsnog op tijd aan bij de bus. De afzetter van vanochtend was ineens vergeten.
We zitten ondertussen in Cambodia. Na een noodgedwongen (het was al te laat toen we landden om nog op weg te gaan naar Siem Reap) overnachting in Pnomh Penh (de hoofdstad) namen we de bus naar het noorden, naar de tempels van Angkor Wat. De dichtsbijgelegen stad is Siem Reap. De busrit verliep zonder al te veel problemen, al is het constant geclaxonneer van de chauffeurs hier wel goed om hoofdpijn van te krijgen. De wegen zijn vaak smal (gelukkig wel verhard de laatste jaren) en de claxon wordt hier aanzien als de beste manier om ze vrij te maken van voetgangers, ossenwagens, koeien, honden, fietsen en alle andere verkeersdeelnemers die kleiner zijn dan een bus vol toeristen. Gelukkig krijg je de hele rit lang Cambodiaanse Karaoke muziek op de TV om het lawaai van de chauffeur te maskeren. Neen, prettig zijn de busreizen hier niet, maar het is veruit de goedkoopste en snelste manier om te reizen in Cambodia. We zullen er dus aan moeten wennen. Siem Reap is een zeer aangename stad (veel meer ontwikkeld dan andere steden door het geld van de massa's toeristen), de horde TukTuk chauffeurs die aan de bushalte als hongerige leeuwen hun mogelijke klanten staan op te wachten ten spijt. Die mannen hopen natuurlijk dat de mensen die ze vaak gratis naar hun hotel rijden ook de komende dagen met hen naar de tempels gaan kijken. En dat zal waarschijnlijk zeer vaak lukken, want ook wij hebben onze eerste chauffeur ingehuurd om naar de tempels te gaan de volgende dag. We hebben wel de kalmste en minst opdringerige van de meute uitgekozen. Er zitten er echt tussen die je bij je arm grijpen en proberen mee te sleuren naar hun TukTuk ... Die gasten maken dus echt geen kans bij ons. De volgende dag om 08.00 uur stond hij trouw voor ons hotelletje te wachten. 10 dollar kost het om een hele dag rondgereden te worden. Geen geld eigenlijk en een TukTuk is wat ons betreft het beste vervoermiddel om de tempels te gaan bekijken. Overdekt, dus goed als het regent, maar niet helemaal overdekt, dus veel wind als afkoeling ... Met de fiets wordt ook aangeraden, maar in deze temperaturen kan dat echt niet leuk zijn. En om dat nu te voet proberen te doen ... neen, daarvoor is het complex van Angkor Wat veel te groot. Zelfs met een TukTuk heb je minstens 3 dagen nodig om alles te gaan bekijken. En eigenlijk is dat nog te weinig want er zijn tempels die vlak tegen de grens met Thailand liggen en nog deel uitmaken van Angkor. Het is dan ook niet voor niets het grootste religieuze complex ter wereld.
Het is ook echt overweldigend. Massas gebouwen en tempels en alles is tot in detail uitgewerkt. Elke steunpilaar, elke muur, elk plafond is bedekt met beeldhouwwerken of op een andere manier met extra versieringen getooid. Dit heeft massas bloed, zweet, tranen en waarschijnlijk ook levens gekost. Maar na een uur of drie hadden we toch allebei ook zoiets van ..., ja, indrukwekkend, mooi, hier moeten miljoenen mensen aan gezwoegd hebben, maar toch maakt het minder indruk dan de dingen die we in Zuid Amerika hebben gezien. Of dat nu komt door onze sympathie voor de Mayas en Incas of omdat we nu al een paar complexen gezien hebben en misschien een verzadigingspunt hebben bereikt of nog omdat we deze keer (voor 't eerst) geen gids mee hadden ... we weten het niet echt. Waarschijnlijk een mix van al de voorgaande redenen. Mooi dus, maar minder Ooohhhs en Aaahhhs van onzentwege.
Als vervolg van onze tocht door Cambodia dachten we dat het een leuk idee was om met een boot naar Battambang te reizen en dan van daaruit de bus terug naar Pnomh Penh te nemen. Alle gidsen over Cambodia vertelden dat dit trajekt het meest aantrekkelijke is om met de boot te doen. Wat ons betreft, is dat wel erg overdreven. Het landschap onderweg is niet echt anders dan elders, maar vooral de harde houten banken, het continue lawaai van de dieselmotor en de uitlaatgassen drukten de pret. Om nog maar te zwijgen van de overbevolking op de boot en de 8 uren (ipv de ons beloofde 5) die de reis in beslag nam... In Battambang zijn we de volgende dag al terug op de bus gestapt want er was niet echt iets waarvan we dachten dat het de moeite waard was om te zien of te doen. Terug in Pnomh Penh dus.
De hoofdstad is druk, stoffig (jawel, ondanks het regenseizoen) en lawaaierig. Ah ja, niet alleen de buschauffeurs denken dat de claxon DE oplossing is voor eender welk verkeersprobleem: tuktuks en motorfietsen doen allemaal mee. Er zijn gelukkig wel plaatsen waar het aangenamer toeven is.Bij ons 2de bezoek kozen we dan ook een beter guesthouse en een betere wijk vlakbij het water. En ook al is de stad geen paradijs, als je iets over de Kkilling Fields en de Rode Khmer wil te weten komen moet je hier zijn. In tegenstelling tot Angkor Wat heeft de recente en wrede geschiedenis de Killing Fields (Choeung Ek) en Tuol Sleng een enorme indruk op ons gemaakt. Tuol Sleng was de meest beruchte gevangenis van de Rode Khmer waar de belangrijkste gevangenen of verraders van over het hele land naartoe werden gebracht om ondervraagd te worden. Vaak waren dit medewerkers van de vorige regering, intellectuelen of gewone burgers verdacht van linken met KGB of CIA. Velen die niet belangrijk genoeg werden geacht werden ter plaatse in de dorpjes waar ze waren opgepakt ge-executeerd. Choeung Ek was dan weer DE plaats waar de overlevenden van Tuol Sleng naartoe werden gebracht om vermoord en begraven te worden in massagraven: De beruchte Killings Fields. In het midden hiervan staat nu een herdenkingsmonument voor al de slachtoffers in de vorm van een hoog glazen gebouw vol beenderen en schedels, gerangschikt op geslacht en geschatte leeftijd en allemaal teruggevonden in de al open gelegde massagraven van Choeung Ek. Meer dan 8000 in totaal en ze hebben nog lang niet alle graven geopend. Rondom vind je de kuilen zelf. Overal zie je ook nog kleren uit de grond steken en hier en daar liggen hoopjes beenderen. Wij hebben eerst deze Killing Fields bezocht. Pas daarna zijn we ook naar het museum van Tuol Sleng gegaan. In dit museum zie je de folterkamers van de Rode Khmer, kamers met ijzeren bedden waar de mensen op werden vastgebonden. Veel foltertuigen die toen werden gebruikt worden ook tentoongesteld en weinig aan de verbeelding overlatende schilderijen tonen hoe ze werden gebruikt. Wanneer de slachtoffers genoeg namen hadden gegeven van andere verraders werden ze dan naar Choeung Ek afgevoerd waar ze geblinddoekt voor hun graf moesten neerknielen. Een Rode Khmer lid kwam dan langs om ze een voor een de letterlijke genadeslag toe te dienen, want kogels werden gespaard ... Het meest wraakroepende in Tuol Sleng zijn de honderden foto's van slachtoffers. De Rode Khmer nam een soort van pasfoto van iedereen die in Tuol Sleng werd opgesloten. De meeste van die fotos zijn op het einde door de bewakers verbrand, maar er waren er gewoon teveel om ze allemaal te doen verdwijnen. Honderden Cambodianen, Thai, Vietnamezen en ook een paar Europeanen, Australiers en Amerikanen kijken je er aan met blikken in hun ogen die je nooit meer vergeet: mensen zonder hoop, mensen in doodsangst, mensen die afzien van de pijn, mensen die weten dat ze hun geliefden nooit meer weer zullen zien en hier en daar mensen die zich erbij neer hebben gelegd ... maar allemaal mensen kort na de foto gemarteld en afgemaakt als beesten ... Dit is de Holocaust van Azie. De schilderijen die er de gruweldaden afbeelden zijn gemaakt door een overlevende van Tuol Sleng. (Zo waren er maar 7 trouwens.) De Rode Khmer hadden hem nodig om propaganda schilderijen te maken maar na de bevrijding door de Vietnamezen begon hij te schilderen wat hij zich herinnerde. In een documentaire film die ze tonen in het museum zie je deze man samen met een van de toenmalige bewakers langs zijn werken lopen. Telkens opnieuw vraagt de schilder of hij heeft gelogen of overdreven en telkens opnieuw zegt de bewaker neen ... Om even een beeld te schetsen: op een van de schilderijen zie je een Rode Khmer soldaat naast een berg dode babys en kinderen. Deze soldaat slingert een baby in de lucht, geweer met bajonet in de aanslag om de baby ermee op te vangen en de moeder die wanhopig maar tevergeefs probeert dit te voorkomen kijkt toe. Deze daad op zich is al ondenkbaar wreed, maar de moeders ook nog eens dwingen te kijken ... Als we het zo proberen op te schrijven is het eigenlijk te gruwelijk voor woorden. De meeste verantwoordelijken voor al deze vreselijkheden leven vandaag nog gewoon naast en tussen hun slachtoffers van toen. Van rechtzaken is nog steeds geen sprake (geweest) en zelfs Pol Pot is nooit voor een rechter verschenen, laat staan veroordeeld. De gevolgen van Pol Pots idealen zijn hier dan ook nog zeer voel- en zichtbaar. Het straatbeeld is erg hard: overal mensen met geamputeerde armen en benen die proberen iets te verdienen door te bedelen of iets te verkopen. Gevolgen van een wreed en nog zeer recent verleden...
Op de bus naar Bangkok leerden we Neil kennen. Een nogal a-typische Zweed in die zin dat hij overduidelijke Aziatische ouders had en dus donkere huid, zwart haar en donkere ogen ipv blond en blauw. Met roots in Cambodia was Neil een ideale gesprekspartner voor wat tips en reisadvies van mee te krijgen. Ook over de geschiedenis van het land - meer bepaald de periode van de Rode Khmer - wist hij ons wat te vertellen. Zijn nonkel, een bankbediende is na de staatsgreep in Cambodia net zoals ongeveer alle andere opgeleide Khmers opgepakt geweest en meegevoerd voor ondervraging. De Rode Khmer vroeg aan iedereen welk beroep ze hadden uitgeoefend voor de staatsgreep en al snel begreep Neils nonkel dat hij zijn leven enkel kon redden door zijn ware beroep te verbergen en te zeggen dat hij zijn geld verdiende door te stelen. Andere mensen in de rij die vertelden dat ze leraar waren of architect werden ter plaatse geexecuteerd. Hij had zijn leven te danken aan het gelukkige (voor hem) feit dat hij als laatste in de rij stond.. Na de bevrijding door Vietnam is hij een eigen en succesvolle zaak begonnen. Toen hij jaren later de vrouw tegenkwam die hem in der tijd had ondervraagd - daders en slachtoffers leven nog altijd naast elkaar in Cambodia - deelde ze hem doodleuk mee dat ze hem beter ook had geexecuteerd. Dat was onze eerste kennismaking met de Rode Khmer. Rond 04.00h ' s ochtends arriveerde onze bus in Bangkok. We volgden Neil, die met Bangkok bekend was, naar een guesthouse dichtbij Khao San Road: de backpackers buurt van Bangkok. Een beetje ongemakkelijk en op onze hoede omwille van het meestal gevaarlijke uur om met al je spullen op je rug in een grote stad rond te lopen, kwamen we tot de verrassende ontdekking dat Bangkok blijkbaar een vrij veilige stad is. Niemand viel ons lastig, niemand probeerde ons een taxi in te lokken... Ook de buurt rond Khao San was een zeer aangenaam: smalle, maar aangename straatjes met hotels, guesthouses en nog veel meer mobiele kraampjes waar eten wordt verkocht van kipsate's tot gebraden insecten en van cocktails tot cornflakes met melk. Natacha heeft zich daar te goed gedaan aan lekker fruitshakes (vele vruchten waren ons tot dan onbekend). Het centrum was druk, met hoge bebouwing en wat ons opviel was vooral het groot aantal kleurrijke taxi's maar de zeer openlijke en ook aanvaardde homo-subcultuur. In ons guesthouse merkte Frank nog wel dat zijn rugzak doorzocht was geweest op de bus: deze keer was enkel ons Zwitsers zakmes verdwenen, maar we waren wel een vreemde toiletzak rijker. Die hebben we maar snel in een vuilbak gedumpt. Wat Thailand in het algemeen betreft kunnen we ook nog zeggen dat de koninklijke familie hier heilig is. Overal foto's, posters en spreuken over hoe goed en meelevend de koning is, een urenlange speech van de koningin op TV omwille van haar verjaardag enz... Een heel andere houding dan die van de gemiddelde Belg ten opzichte van het koningshuis. En zo komt er ook een einde aan ons verblijf in Thailand. Alweer een land minder. Nog 3 te gaan nu. Cambodia, here we come...
Most of the people who read this blog have probably heard of Phi Phi Island before, either in the movie "The Bach" that was partially filmed near here or because of the terrible Tsunami that devastated most of this tropical paradise in 2004. Phi Phi used to be a small fishing community, but since "The Beach" came out, propelling Leonardo Di Caprio to stardom, the place has been and still is overrun by tourists on a daily basis. In low season though, the island remains as charming as ever and even its best beaches do not see more than the occasional sunbather. In our opinion, the best place to stay here is on Long Beach. Contrary to Ton Sai Bay, with the main harbor, the majority of the islands population and a huge amount of guesthouses and hotels all rebuilt at an amazing pace since 2004 this bay boasts a heavenly stretch of white sand beach, backed by palm trees which hide the rows of bungalows and bamboo huts further inland. Here, relaxing on the beach with only a dozen or so other people in sight, it is very hard to imagine you will ever leave again. Add to this an amazing view of the limestone cliffs of the islands further out in the ocean and a small rocky island just off the coast which is ideal for snorkeling from the beach at the right time of the day it is actually impossible NOT to see sharks there and even real Belgian Fries with stoofvleessaus and homemade tartar sauce would not have enough appeal to get you or us off of this small paradise. Obviously we stayed here the first few days. We rented one of the nicest bungalows, right on the beach and imagined we were Tom Hanks in Castaway, only with good food and decent dental care nearby. The only thing that made us move from here to Tonsai Bay after a few days everything is quite a bit cheaper there was diving We decided to stay longer on Phi Phi island, giving up on the idea of exploring the North of Thailand, so we could go diving a couple of times more than we had originally budgeted and planned. So, reluctantly we left our own little paradise behind and found u a room in Tonsai Bay for only 7 euro a night and started to save our money. On top of sleeping cheap this also meant eating cheap (no more BBQ chicken with fries and salad but fried noodles and fried rice), and finding cheap entertainment. For every 2/3 days of living like this we would earn ourselves and extra day of diving though, so it was more than worth it to sacrifice some of our comforts. Harlequin Scuba is the name of a small dive shop on the island. They are the only ones going out in a small boat of their own while most other shops charter places on the big dive boats of the bigger outfits. The latter usually translates itself into overcrowded dive trips, chaos when everyone wants to get ready to jump into the water and just too may people scaring off most of the interesting marine life below the surface. Whereas with Harlequin it was just the two of us going out on our first dive and a dive master of course. At the end of the second dive day however, the engine of the boat broke down unfortunately taking it out of action for our remaining dives. The weather on Phi Phi island was good; much better than on the mainland where it rains more and the sun does not come peaking through the clouds that often. But because of some minor tidal currents, the visibility under wtre can never be completely predicted by only looking at the weather forecasts. Overall, the diving here was really good. There is a lot to see and there are around 20 different dive sites to choose from, even though most companies will always go out to the best ones, Bida Nok and Bida Nai, if the conditions are right. These sites are 2 small islands only 30 minutes away by boat and on all sides they are flanked by impressive limestone cliffs that slope down into the water where there is enough biological diversity to satisfy all levels of divers: sea snakes, turtles, box fish, moray eels, lion fish, star fish, colorful sea urchins, another leopard shark Most of these we had seen before but we also had some close encounters of the third kind. The most special one was definitely our first sighting of a sea horse. In Phuket, a dive master had told us we would not be able to see any this time of year because they are hibernating. This turned out to be complete nonsense though as Jamie- our dive master from Harlequin knew exactly where to find at least one: tucked away between some yellow fan coral the little thing was trying its best to be the fan coral. In other words, if your dive master does not know where to look they are really hard to spot. A creature we had met before on our plate during lunch, but not yet under water was the squid. A master of camouflage, it can change color in the blink of an eye. It probably thought it was invisible to us, blending into the background completely, because it swam on undisturbed, calmly and graciously while we were filming and photographing it from all sides. Another noteworthy adrenaline-filled event was when our group was surrounded by dozens of black tipped reef sharks during one of the last dives. First we saw one, but soon others came out of the blue and they kept on coming until we saw them circling us on all sides. Though they are considered to be harmless, when they swarm in groups like that, it is hard to keep your breathing (and heartbeat) under control. Unfortunately an ear infection forced Natacha to unwillingly skip the last two dive days, including the shark siege. Noteworthy as well, though for reasons of extreme stupidity, was Franks attempt at cleaning up the under water cameras memory card. Some of the less successful pictures had to be deleted before burning everything on CD, and Frank did this so thoroughly that we ended up with an empty memory card instead. All our pictures of diving and snorkeling since and including Bali gone in a second I could have run my head into the wall a couple of times, but considering the fact that we were staying in a cheap room this would have accomplished nothing but a head-sized hole in the wall. With only two days of diving and snorkeling left we would have to be very lucky indeed to see and photograph all these animals again. But we managed quite well. A lot of nice pictures were lost but we also managed to take a lot of new ones, both while snorkeling and diving. The squid, the shrimp and the rays are about the only creatures we could not get back on film. (Hard) Lesson learned: never hit OK when you are in the "Format Memory Card" menu on the camera to check how much space is left. What else do we need to tell you about our stay on Phi Phi? Ah yes, at night, there are some amazing fire shows at the bars on the beach. To the rhythm of music, daredevils juggle with burning sticks throwing them in the air and swinging them around to create a magnificent light show. The smell of diesel fuel does not in the least diminish this spectacles entertainment value. When you are not into diving or snorkeling, Phi Phi also is a great place to just relax with a book at a seaside bar, to enjoy sumptuous fresh sea food meals, to admire the magnificent views of the massive lime stone cliffs emerging from the turquoise water, to treat yourself to cheap Thai, oil or foot massage or imply indulge in some people watching. You will never get bored here, and just like us, you will not want to leave. But all things, good and bad must come to an end unfortunately, even if you do not want them to. The morning we had to go, waiting for the ferry to leave, we caught a glimpse of Jamie going out again with another group of divers. Sad to be on the "wrong" boat, we said goodbye, taking at least some comfort in the fact that Bangkok, Cambodia, Vietnam and India are still on the rapidly decreasing list of places to go. And who knows, some of them might be as good or even better than gorgeous Phi Phi Island.
As we are heading further North, the weather is supposed to change into what is typical for a rainy season: heavy- but usually not long-lasting showers, occasional thunderstorms, high tempertures and high humidity. But so far Phuket - our first stop in Thailand - has been only hot and humid. We checked into a small hotel called Divers' Inn. This sounded like the perfect place to acomodate not only ourselves, but also our diving plans. We arranged to meet Simon, the owner of both the hotel and a small dive shop, to find out more about the various dive sites and the current dive conditions. Regrettably, Thailands' best and (the more remote) dive locations - the Similan Islands and Surin Islands - are off-limits during the rainy season due to heavy seas. But nearby sites like the King Cruiser wreck, Shark Point and Koh Doc Mai are still easily accessible and should offer a medium to good visibility. While fitting our dive equipment, we were introduced to Dimitri, the first and so far only Belgian/Flemish dive instructor we have met. The next morning we shipped out. We would reach our first dive site in about 1 hour, so we had some time to relax and get to know the other divers on the boat and our Thai Dive Master. The boat was a comfortable one this time, capable of taking some 25 divers to various off-shore locations. Due to the low season, however, there were only around 16 which made the trip even more comfortable and relaxing. The King Cruiser wreck is a fairly new wreck. It's a passenger ferry that sunk around 10 years ago. Luckily, none of its passengers suffered the same fate. As it is so new, we did not expect to see a lot of coral this time, but barracuda, big lion fish, mooray eels and big schools of various other fish reportedly make this a good dive, nevertheless. To our disappointment however, we discovered that the visibility had drastically deteriorated overnight. We did not really see more than 2-3 meters. Although this makes a wreck dive quite challenging , it does not allow for easy spotting of aquatic life. We did manage to see some very big and beautiful lion fish, some exotic star fish and mooray eels but overall it was one of the worst dives so far. Shark Point, our next dive, would however more than compensate for this. Shark Point is a collection of 3 under water hills or pinnacles. These pinnacles are full of soft corals and these in turn attract masses of fish. There is quite a strong current here so after our descent we just drifted along. After only 5 minutes we had our first adrenaline-filled encounter with.... a leopard shark, a magnificant but harmless animal covered with dots just like a leopard. It must have been sleeping becausewe were able to sit down next to it on the ocean floor only 1-2 meters away. After taking about a dozen pictures and making a movie, both the shark and we swam on.The rest of the dive was good even though we didn't see any other spectacular monsters of the deep. Back on the boat we find out most of the pictures came out perfect and the poor circumstances of our first dive were quietly forgotten. In the distance we could already see our last dive site Koh Doc Mai which was on the way back to the harbour and - sadly for us - shrouded in dark thunder clouds. We all feared this meant our diving day would end a bit sooner than expected, but by the time the boat got there, the sun was out again and we all jumped in, eager to meet the cleaner schrimps that would give us a free manicure. Cleaner schrimps live in cracks and crevices of rocky under water walls.When you quietly put your hand at the entrance of such a hole, 1 schrimp - let's call him quality control - comes out to check if your nails have enough quality dirt to offer. If you have been washing your hands too thoroughly, nothing else happens. But if quality control discovers you're carrying an all you can eat buffet under each of your fingernails, the whole shrimp army comes out and starts to enjoy the feast. This was the first time we had schrimp nibble at us instead of the other way around. And superclean nails are a nice bonus to any dive. Back on shore, our heads still going over the under water adventures of the day, we managed to forget our camera aboard the boat. This absolutely perfect day was about to turn into a financial nightmare after all... Luckily the dive company we used was a really professional oufit though and the next morning our camera was delivered without harm at the reception of our hotel. Relieved and thankful, we were now ready to head to what would turn out to be another of the real highlights of our entire trip: PhiPhi Don Island
Om Chantal de kans te geven ook even van de jetlag te bekomen bleven we nog twee dagen rondhangen in Kuta maar daarna ging het terug richting Noorden, naar Amed deze keer, iets ten oosten van Lovina. We kwamen in een zeer leuk hotel/resort terecht vlak aan het strand. Het stond dan wel vol vissersboten, maar er bleef nog genoeg plaats over voor een handdoek en 3 Belgische toeristen en het ontbreken van hordes toeristen en verkopers was een verademing. Er bleek vlak voor de kust ook nog een klein maar prachtig koraalrif te liggen wat snorkelen dan weer heel interessant maakte. Het was wel duidelijk dat het rif volop in herstel was, want overal zag je ook dood koraal liggen, ten gevolge van het nu verboden vissen met dynamiet. Gelukkig bleef er nog genoeg pracht over om het snorkelen interessant te maken. We haalden zelfs Chantal over om het een keertje te proberen en na een degelijke training in het zwembad ging ze met ons mee. Haar eerste kennismaking met de wereld onder water ging haar zo goed af dat ze ook de volgende dag met ons meeging naar Tulamben waar zij zou gaan snorkelen terwijl wij zouden gaan duiken naar het scheepswrak van de USS Liberty. Gekelderd door de Jappanners tijdens WOII en daarna naar de kust gesleept, vormt dit wrak een een zeer gemakkelijk bereikbare en populaire dive site. Het wrak is nog niet helemaal overgroeid met koralen zoals de Yongala in Townsville, maar je kan echt in het wrak komen en grote scholen vissen maken er een duik van die de moeite en het geld waard is. Terug boven water vroeg onze dive master of Chantal niet geinteresseerd was in duiken (het snorkelen hier was niet zon geweldig succes geweest) en tot onze verbazing zei ze ja. De volgende ochtend gingen wij nog een andere duik doen terwijl Chantal haar eerste les volgde. We zagen geen wrak deze keer, maar het was toch een specilae duik. Er stond veel stroming en we konden ons dan ook gewoon laten drijven langs een koraalrif dat vol stond met reusachtige sponzen en koralen in de vorm van vazen. We zagen voor het eerst ook een octopus en een lionfish (ik denk dat die in het Nederlands Zeeduivel heet). Terug bij de dive shop waren we zeer benieuwd naar de ervaringen van Chantal. Er waren wel wat problemen geweest met de duikbril blijkbaar, maar dat weerhield haar niet om een tweede duik te wagen samen met ons. Gewapend met een nieuwe duikbril en een dosis goede moed gingen we met zn vieren op verkenning rond het Japanse wrak deze keer. Dit bleek uiteindelijk een dive site te zijn met vrij veel stroming en zeer slechte zichtbaarheid. Niet evident voor een beginnend duiker, maar Chantal bracht het er glansrijk vanaf. Het einde van ons verblijf op Bali begon nu stilaan in zicht te komen, zowel voor ons als voor Chantal. Er restte ons niets anders meer dan opnieuw een lange rit naar Kuta te ondernemen. Daar hadden de zusjes nog wat tijd uitgetrokken om het binnenland te verkennen (Ubud, Tanah Lot) en de laatste dag was gereserveerd voor shoppen. Met een aantal nieuwe T-shirts en zilveren ringen op zak baanden we ons voor de laatste keer een weg doorheen het drukke verkeer naar de luchthaven. Chantal zat op dezelfde vlucht naar Bangkok maar daar zouden onze wegen opnieuw scheiden ... Wij naar Phuket, Chantal naar Brussel. Opnieuw een zeer warme omhelzing en een paar traantjes, maar ook getroost door de wetenschap dat we elkaar over 3 maanden weer terug zouden zien. Jaja, 3 maanden. We zijn dus al 9 maanden onderweg. Het lijkt veel minder. We kijken ondertussen met gemengde gevoelens uit naar onze terugkeer. Aan de ene kant missen we allebei onze familie en vrienden (en ne goeie Belgische friet!), maar het verslavende gevoel van elke dag weer andere avonturen mee te maken zal toch moeilijk op te geven zijn. Niet meer duiken, geen lange trektochten meer door de jungle, terug wennen aan de routine van het werkende leven ... EN aan de winter natuurlijk! We zullen er nog maar niet te lang bij blijven stilstaan. We hebben nog 3 maanden. Volgende afspraak vanuit Thailand!
In het zuiden van het eiland Bali ligt wat men een kleine kolonie van Australie kan noemen: Kuta. Een massa toeristen (waaronder dus zeer veel Australiers) baant er zich een weg door de kleine, smalle straatjes onder een warme zon die het hele jaar door schijnt. Het klimaat hier is net iets aangenamer dan in Sydney: De temperatuur zakt nooit onder de 25 graden en zelfs in de zomer wordt het nooit echt te heet. De meeste toeristen die het ieland bezoeken blijven in Kuta en verkennen het eiland van hieruit door middle van dagtrips die in de ontelbare kleine reisbureautjes aan de man worden gebracht. Deze massale aanwezigheid van buitenlands geld brengt een overbevolking van de regio met zich mee die zich vertaalt in vuile stranden, sluikstorten, files die 24 uur per dag en 7 dagen per week de lucht vol uitlaatgassen pompen ... Niet echt het beeld dat we van Bali hadden, maar we hadden al wel gehoord dat we Kuta niet als representatief mochten beschouwen voor de rest van het eiland. De voornaamste publiekslokkers van Kuta zijn het strand met echt ideale omstandigheden om te surfen (ondanks de vervuiling) en het uitgebreide en wilde nachtleven dat enkele jaren geleden door verwoestende bomaanslagen een zware klap heeft gekregen. Iets nminder leuk maar je went er snel aan - zijn de talloze verkopers die je bijna aanklampen in de hoop dat je iets van hun spullen koopt. Cheap price! Cheap price! Morning price! Transport!? Transport!? ... na een tijdje ga je er bijna van dromen. En toch, hun taktieken schijnen te werken. Ook bij ons. De eerste ochtend, we waren nog maar net de straat opgewandeld, werden we al aangesproken door een jongeman die ons allebei een enveloppe in de hand duwde. Bij het openen ervan bleek dat we een geweldige prijs hadden gewonnen in een soort van tombola die kaderde in een project om van Bali weer een vakantiebestemming te maken met een goede reputatie. We hadden echt 100% zeker gewonnen en moesten enkel nog met hem meegaan naar de hoofdzetel waar we na het deelnemen aan een soort van promotiecampagne onze prijs overhandigd zouden krijgen: 500 dollar, een week gratis verblijf in een 4 sterren resort of een digitale videocamera. Aangezien we toch tijd genoeg hadden en onze nieuwsgierigheid gewekt was stemden we in. Bij de hoofdzetel aangekomen werden we voorgesteld aan Nicolai, een Rus die ons de hele uitleg zou geven. Vreemd, dachten we, een rus die Bali terug op de toeristische kaart moet zetten? Al gauw bleek dat de hele achtergrond van het verhaal uit de lucht was gegrepen en dat het hier om een bedrijf ging dat Timeshare verkoopt op Bali. We hadden inderdaad recht op onze prijs maar we moesten wel eerst de hele brainwashpraat van de verkoper doorstaan vooraleer we onze prijs zouden krijgen. Bovendien moesten we onze antwoorden goed kiezen want als je niet genoeg verdient of als ze ontdekken dat je een rugzaktoerist bent met een klein budget, dan kom je al niet meer in aanmerking. We waren echter goed op de hoogte gebracht hiervan door de verkoper die ons op straat de enveloppes had toegestopt en na ongeveer twee uur en een beleefde weigering om in te tekenen onzentwege mochten we onze prijs in ontvangst nemen: een week gratis in een resort te kiezen uit een vooraf bepaalde selectie. Wat tijd verloren maar uiteindelijk mooi meegenomen. Zeker omdat we volgende jaar niet veel geld zullen hebben om op vakantie te gaan ... ;-) Maar eerst nog zien voor we geloven ... s Anderendaags slaagden we er wel in om de timeshareleurders van ons af te houden en belandden we op het strand. Frank huurde een surfboard en amuseerde zich in het water terwijl Natacha genoot van de zon en vers fruit op het strand. De golven hier zijn echter vrij groot, te groot eigenlijk voor beginners. Na een uur of twee en het drinken van zon 5 liter zout water wisselde Frank zijn surfplank dan ook voor een Bodyboard dat iets gemakkelijker te controleren en te gebruiken is wanneer golven van 3-4 meter hoog over je heen razen. Maar toch ... reuzepret!!! Bali heeft echter meer te bieden dan zon, zee, strand en nachtleven. Iets meer naar het noorden ligt het artisieke centrum van dit eiland: Ubud. Samen met een Nederlands koppel begonnen we s anderendaags aan een dagtrip in deze regio. De tour begon zeer goed met een traditionele dans/theatervoorstelling Barong dans - waarbij veel gebruik wordt gemaakt van kleurrijke kostuums en maskers. Dit soort dansen wordt in principe enkel opgevoerd bij speciale ceremonies, maar tegenwoordig dus ook voor de almachtige toeristische dollar. Ondanks het ontbreken van authenticiteit was dit als eerste kennismaking met de Indonesische cultuur toch een indrukwekkende ervaring. Vooral de muziek was zeer ... vreemd. Na de toneelopvoering zouden we een staaltje te zien krijgen van andere kunsten en ambachten die typisch zijn voor de omgeving en Bali in het algemeen zoals houtsnijwerk, zilversmeedkunst, schilderkunst en beeldhouwkunst. We kunnen niet ontkennen dat de artiesten in kwestie enorm veel talent en creativiteit bezitten, maar dit was toch het minst interessante deel van de tour, omdat de bedoeling duidelijk verkopen was in plaats van ons iets te leren over de kunsten zelf. Het begon stilaan tijd te worden voor de lunch nu en daarvoor stopten we bij een veel te duur restaurant vlak naast de indrukwekkende Batur vulkaan meer naar het Noordoosten. Met een vulkanisch meer in het dal een echt postkaartmoment, maar we vonden de foto de enorme omweg niet echt waard. Het laatste deel van de tour bracht ons terug naar de zuidkust, meer bepaald naar de tempel van Tanah Lot waar hordes toeristen elke avond naar de zonsondergang gan kijken. De tempel is klein, helemaal niet groot genoeg om op zich een publiekstrekker te zijn, maar de ligging op een klif in de zee maakt er een zeer mooi plaatje van. Met een pintje op het terras van 1 van de cafeetjes is het hier echt wel genieten van het einde van een lange dag in de auto. Omdat we ondertussen wel genoeg gezien hadden van de drukte hier in het zuiden, besloten we te vluchten naar het noorden van het eiland, naar Lovina. Toeristen komen daar sinds de aanslagen bijna niet meer (vreemd eigenlijk want de aanslagen waren in Kuta ...) dus de stranden zijn minder druk en er zijn nog mooie plaatsen om te duiken en snorkelen ... Maar wat ons het meest interesseerde waren de dolfijnen die je er s ochtends met een traditionele vissersboot kan gaan bekijken. De eerste avond brachten we - een beetje per vergissing - door in een klein hotelletje wat verder weg van het centrum. In de straat waren er maar 2 plaatsen waar je iets kon eten en zo leerden we Putu kennen, de uitbater van het kleinste van de twee restaurants. Hij vertelde ons dat de gevolgen van de bomaanslagen vooral aan deze kant van het eiland nog steeds zeer voelbaar zijn. Hijzelf is 3/4de van zijn clienteel kwijt geraakt en kan amper zijn hoofd boven water houden, laat staan zijn kinderen naar school sturen. Iets wat hij meermaals herhaalde in de hoop op wat Belgische steun ... Om toch iets meer in het centrum te zitten zochten en vonden we de volgende dag een leuk hotel met zwembad waar we onze eigen bungalow konden huren voor een zeer democratische prijs. Een luxe die ondenkbaar was in Australie. De rest van de dag brachten we door naast en in het zwembad. De volgende ochtend waren we al zeer vroeg (06.00 uur) op weg naar onze ontmoeting met de dolfijnen. Maar wat een teleurstelling ... In totaal waren er misschien wel 70-80 bootjes met toeristen (die vaak helemaal van Kuta komen) op zoek naar de dolfijnen. En toen we ze eenmaal gevonden hadden was de commotie zo groot dat de dolfijnen wijselijk verkozen om onder water te blijven. Enkel de zonsopgang was de moeite waard. Gelukkig stond ons nog een enorme verrassing te wachten later die dag. Toen we onze e-mail gingen checken bleek dat Chantal, de zus van Natacha, voor een week naar Bali zou komen voor een bezoek. Tot onze grote verbazing zou ze al twee dagen later landen in Denpasar, de hoofdstad. Dit gaf ons nog net tijd genoeg in Lovina om de omgeving te verkennen door een auto met chaufeur te huren voor een dag. We sjeesden dus nog snel even langs een plaatselijke en best mooie waterval, warmwaterbronnen waar het heerlijk zwemmen was en het hoogtepunt van de dag: Ulun Danu, een prachtige tempel gelegen aan de oevers van een idyllisch meer. Onze chauffeur was niet echt een gids, maar toch kon hij ons veel vertellen over de hindu cultuur en het plaatselijke leven. Made was een toffe jongeman die niet bang was van een open en eerlijk gesprek over cultuur en religie en wat de (vaak benarde) positie van de vrouw is hierin. s Anderendaags duurde de rit terug naar Kuta een goede 4 uur. Dit gaf ons nog ruim de tijd om Chantal in de namiddag af te halen op de luchthaven. Vol ongeduld stonden we te wachten tot plots ... een vreugdekreet! Een warme omhelzing en een paar traantjes later zaten we te bekomen van de emotie op een terrasje aan de luchthaven. Na wat nieuws van het thuisfront: een briefje van Marisol en Tibo en een mooie tekening van Daan, waren we klaar om er een fantastische week van te maken.
's Anderendaags was het gezelschap weer compleet toen Frank ook in Sydney aankwam. Het leek ons een goed idee om ons langs de kust een weg naar Melbourne te banen. We moesten wel nog eerst langs de Blue Mountains: een prachtige bergachtige streek vlakbij Sydney maar omdat we later aankwamen dan voorzien en de camping al was gesloten moesten we ons noodgedwongen een slaapplaats zoeken langs de weg. 's Ochtendsvroeg ontdekten we dat 1100m hoogteverschil betekent dat het ook veel kouder is: ook het ijs tegen het plafond van onze camionette was een teken aan de wand. Na een uurtje waren we en de auto goed en wel ontdooid en klaar voor onze ontmoeting met de '3 sisters', een bekende en voor de aboriginals heilige rotsformatie in de regio. Dat de aboriginals toch een mysterieus volk zijn werd nog maar eens benadrukt toen 1 van hen bleek te weten dat Natacha een litteken heeft achter op haar been. Bovendien slaagde hij erin zich warm te houden -enkel gekleed in een lendendoek- terwijl wij allemaal een dikke fleece nodig hadden. 'You have to control your energy' antwoordde hij toen we vroegen hoe hij dat toch deed. Onze volgende uitstap was in Lakes Entrance. Marc,Wanda en Natacha voelden er wel iets voor om Oz ook onder de grond te verkennen en reden naar deBuchan Caves terwijl Frank besloot om nog eens te gaan vissen. Deze keer waren het echte enkel krabben die beten. In de Buchan Caves was de spreekwoordelijke druppel druk aan het werk geweest. Resultaat: indrukwekkende stalagtieten en stalagmieten, sfeervol verlicht en zeer fotogeniek. Knap, maar de grotten van Han moeten hiervoor niet onderdoen. In de laatste rechte lijn naar Melbourne vonden we nog tijd voor een kleine cultuur uitstap naar het aboriginalcentrum Umbarra. Door het slechte weer zagen we een interessante uitstap langs de heilige plaatsen van deze stam aan onze neus voorbij gaan maar het plaatselijke museum met heel veel beeldmateriaal gaf ons ook een inzicht in het wel en wee en de levenswijze van de oorspronkelijke bewoners van deze streek. Daarna ging het in de gietende regen verder to in Geelong, net voorbij Melbourne. Hier vertrekt de Great Ocean Road. Dit zou samen met Marc en Wanda ons laatste wapenfeit worden. Aan het einde van deze weg die zich op een spectaculaire manier langs de kust kronkelt, liggen de 12 apostels. Geen 12 maar 7 enorme rotstorens gevormd door erosie. Onder het motto we willen niet maar moeten wel reden we weer naar Melbourne alwaar we voornamelijk lekker en veel gegeten hebben net als de afgelopen 3 weken trouwens. De fusie van de Marc en Wanda keuken met de Frank en Natacha keuken had ons geen windeieren gelegd en magerder waren we er dus zeker niet op geworden. Als echte stadstoeristen hebben we ook nog een ritje gemaakt met de city circle tram langs de voornaamste bezienswaardigeheden van de Victoriaanse hoofdstad. Tranen, weemoed, hartverscheurende taferelen, smeekbedes, maar het mocht allemaal niet baten, Marc en Wanda moesten ons verlaten. We zijn dan maar snel troost gaan zoeken bij Elsa en Charlie, familie van Natacha die in een van de buitenwijken van Melbourne wonen. Een dosis Portuguese gastvrijheid dat konden we nu wel gebruiken. We werden zeer warm onthaald, culinair verwend en entertaind door de kleine Nathalie, de oudste dochter. We hadden graag langer willen blijven, maar na de dansles van Nathalie de volgende ochtend werd het voor ons tijd om in Sydney post te gaan vatten op King Cross Carmarket en een nieuwe koper te vinden voor ons witte, stalen ros. De Kings Cross Carmarket bevindt zich in de zowat meest deprimerende omgeveing van Sydney, een grijze betonnen parkeergarage/kerker waar de verkopers de dagen aftellen op de muren. Maar het moet wel gezegd worden dat het sfeertje van de bakcpackers onderling veel goed maakt. Je leert er veel mensen kennen en het hele gebeuren is gewoon een deel van het avontuur. Na 3 korte dagen kwamen onze reddende engels binnengewandeld in de vorm van een Frans koppel dat 3200AU$ boodt, net iets meer dan het absoluut minimum waar we niet onder wilden gaan. De zaak was dan ook- op een paar geldafhaal problemen na- direct beklinken. Onze laatste dagen in Sydney gebruikten we nog even om met oudbekenden af te spreken: Alice van de Kakadoo National Park tour en Clement van de duiktrip in Cairns. Een plezant weerzien om nog eens bij te babbelen... en om ziek te worden blijkbaar. Want 's anderendaags werden we wakker meteen griepje. De laatste koude in Australie was er waarschijnlijk teveel aan, maar ondertussen zijn we 4 dagen verder, zitten we in Bali en gaat het al heel wat beter.
Het eerste wat ons opviel toen Marc enWanda waren aangekomen was dat hun camionette 3 keer groter was dan de onze en voorzien van alle luxe: douche, toilet, keuken en living. Een living die we nog veel zouden gaan gebruiken. In Rainbow Beach pikten we nog snel een strandje mee voor we naar de zoo gingen van de tragisch overleden nationale Australische held Steve Irwin. Deze zoo is gegroeid uit een opvangcentrum voor krokodillen. Krokodillen die indien niet gered door Steve, gedood zouden worden door hun boze (menselijke) buren. Steve's filisofie is dat mensen zelfs gevaarlijke dieren gaan apprecieren indien ze er maar van nabij kennis mee kunnen maken en op die manier is de zoo uitgebreid en bevolkt met andere dieren van koala's tot olifanten en tijgers. Ook meestal gered uit benarde omstandigheden (circussen, mishandelingen, autoongevallen,...) Over benarde omstandigheden gesproken, 24 op 24 samen in een camionette leven is ook niet altijd gemakkelijk vandaar dat we besloten om even wat stoom af te laten en een weekje apart rond te reizen. Frank had afgesproken met Alex die door een sterfgeval in Becky's familie ook op zichzelf was aangewezen en samen hebben ze een paar dagen al vissend doorgebracht in Byron Bay. Natacha reed samen met Marc en Wanda richting Sydney, waar we opnieuw hadden afgesproken een week later. We maakten verschillende stops waar van de walvis uitstap en het bezoek aan het Dorigo regenwoud het meeste bijbleven. In Coffs Harbour scheepten we in om op zoek te gaan naar de walvissen. Na meer dan 40 min.vruchteloos te hebben rondgedobberd begonnen we te vrezen dat de walvissen hun kat hadden gestuurd, maar gelukkig hadden ze gewoon wat vertraging opgelopen. Het weerzien met onze kolossale vrienden uit Argentinie was pakkend. Ze hadden deze keer ook hun hele familie meegebracht want verscheidene groepen leken ons te begeleiden. Na deze close encounter zijn we terug de bossen ingetrokken: een wandeling door het regenwoud van het Dorigo Nationaal Park, misschien wel de mooiste wandeling tot hiertoe, in ieder geval zeker de meest afwisselende. Het pad leidde ons eerst naar een indrukwekkend uitkijkpunt over de omgeving, daarna via bruggetjes tussen dichtbegroeide, langblarige bomen en struiken naar de achterkant van een waterval. Het laatste stuk hebben we op een drafje moeten afleggen want het was hard beginnen regenen. Het weer was ondertussen omgeslagen en de regen bleef zo fel naar beneden stromen dat de rivieren en de meren het water niet meer konden slikken en gingen overstromen. We zagen hoe auto's toch probeerden over te steken en tot aan hun koplamp in het snel wassende water verdwenen. Maar in tijden van miserie -want we geraakten gewoonweg niet tot bij onze camping door al dat water- kom je in aanraking met het goede in de mensen: zo heeft een vriendelijke Aussie wel 30 min. omgereden om ons veilig tot aan onze slaapplaats te begeleiden. Later vernamen we via het nieuws dat deze overstromingen een deel waren van een kleine nationale ramp. Gelukkig stond ons in Sydney een streepje luxe te wachten. Dankzij de door Marc verzamelde bonuspunten konden we ons een paar nachten in een superchique hotel veroorloven: eindelijk nog eens een bad, lekker voor TV hangen en niet meer door de kou naar het toilet toespurten in het midden van de nacht. We trokken de stad in om de sfeer op te snuiven, Lindt chocolade in Darling Harbour, het opera gebouw, de Harbour Bridge, Sydney Tower en uiteindelijk belandden we in China Town voor een welverdiend avondmaal.
Al denderend over de Bruce Highway zetten we onze tocht voort om pas opnieuw halt te houden in Town 1770, zo genoemd naar de landing hier van Captain Cook in dat jaar. Dit dorp staat bekend omwille van zijn goedkope surflessen en perfecte golven om te leren surfen en daarvan heeft Frank geprofiteerd. En met succes!! Surfen is ook echt plezant dus dat zal nog vaker gaan gebeuren. De mensen gaan hier ook heel joviaal met elkaar en toeristen om. Iedereen noemen ze 'darling' of 'honey'. Alle andere aansprekingsvormen zijn enkel goed voor in de boeken. We pikten nog een plaatselijk festival mee -samen met Alex en Becky die we hier terug tegen het lijf gelopen hadden- met live muziek en allerhande festiviteiten; dit plaatsje is echt een aanrader, ook al wonen er maar 1600 mensen, het is en ze zijn je bezoek meer dan waard.
Met Alex en Becky zijn we dan afgezakt naar Hervey Bay, uitvalsbasis voor 4 wheel Drive safaris op Fraser Island: het grootste zandeiland ter wereld. We schoten best met elkaar op en besloten om samen een Jeep te huren om dit eiland te verkennen. 3 nachten en 4 dagen hebben Alex en Frank met de jeep in de zandwoestijn rondgesjeesd en met heel veel plezier. De landschappen en dieren op dit eiland zijn bijzonder; witte stranden, blauwe en groene meren, kilometers kust zonder bebouwing, zee-arenden die wegvliegen met slangen in hun klauwen, een uitkijkpunt vanwaar je in de verte walvissen en dichterbij haaien en roggen ziet zwemmen... alweer een mooie trip. Terug op het vasteland ontvingen we plots een SMS van Marc en Wanda. Diezelfde avond zouden ze nog in Hervey Bay aankomen en ons de komende weken op reis vergezellen. Bekende gezichten: Woohoo!!!
Meer dan een straat vol hostels, restaurantjes en bars is Ayrlie beach eigenlijk niet, maar omdat het de beste uitvalsplaats is voor cruises langs de Whitsunday Islands ziet het hier het hele jaar door zwart van het rugzakvolk. En ze hebben er ook weer een prachtige lagune om in te zwemmen. We kozen ons een camping uit waar we ook onze cruise konden boeken. Deze keer zou het maar een daguitstap worden, want dit soort dingen weegt nogal op het budget. Geen zeilboot dus, maar een snel motorjacht. De boot bracht ons eerst naar Whitehaven Beach. Waarschijnlijk een van de meest gefotografeerde stranden langs de Oostkust van Australie. Het zand is absoluut gewassen met 'Dash': witter dan wit. Zo wit zelfs dat het niet eens opwarmt in temperaturen van 30 graden en meer. Dat komt oa.dus door Dash, maar vooral ook omdat het 100% silica-zand is en gewoonweg geen warmte absorbeert. Na wat geluierd te hebben in de zon was het weer tijd voor actie. De roep van het turquoise water begon stilaan onweerstaanbaar te worden. De baai waarin we voor anker gingen in de namiddag was zeer ondiep en de koralen en vissen kon je dan ook gemakkelijk bewonderen vanaf de oppervlakte met snorkel en zwemvliezen; het duiken lieten we dus even voor bekeken. (alweer een opluchting voor de portemonnee!) Onze waterdichte behuizing voor de camera kon nu ook voor het eerst zijn nut bewijzen onder water, al is het best een uitdaging om zonder gewichten proberen stil te hangen op 3-4 meter diepte. Maar het is ons toch gelukt om enkele leuke plaatjes te schieten: fantastische koraalformaties en scholen vissen, gigantische en kleurrijke schelpen... je kent deze opsommingen ondertussen al wel dus we besparen jullie de tekst en kijk gewoon naar de foto's zodra ze bij op de blog geplaatst zijn. Tegen de avond voeren we de haven weer binnen en was het tijd om op de camping aan het eten te beginnen. Sinds we met ons kampeercamionetteke (een Mazda E2000 van 1993 trouwens) op pad zijn, gebruiken we gewoonlijk de 'campkitchen'van de camping om te koken. Elke keer een verhuis van pottn en pannen en ingredienten, maar in de keuken ontmoet je de meeste mensen. Alex en Becky bvb, een Engels-Wales koppel dat een beetje dezelfde trip doet als wij, maar dan in de omgekeerde richting. Voor hen lag Azie dus al achter de rug en was Zuid Amerika de volgende bestemming. Ideaal dus om even samen te reizen en wat ervaringen uit te wisselen want ook zij deden de Oostkust in noord-Zuid richting. We zagen ook al snel waarom wij voor een busje hadden gekozen ipv een gewone wagen. Alex en Becky moesten elke avond hun tentje opstellen en ' s ochtends weer afbreken terwijl ons bed elke avond zonder extra werk al op ons lag te wachten. Ook de extra bagageruimte bleek een enorm voordeel. Tot dusver beviel het leven op 4 wielen ons perfect! Maar het zou kouder worden verder naar het Zuiden... Dat baarde ons nu en dan toch ook wel zorgen. Maar ach, hoe koud kan het eigenlijk worden in Oz. Lang dachten we er dus niet over na. De weergoden waren immers met ons. Verder naar het Zuiden in Cape Hillsborough Nationaal Park zijn we naar de Beach Boys onder de kangoeroes gaan kijken. Vaak zie je deze beestjes niet op het strand, maar hier zijn ze trouw elke ochtend op post. bij zonsopgang huppelen ze letterlijk voorbij om even de temperatuur van het water te voelen. We zouden vandaag trouwens 2 typische Australiers tegenkomen:'s avonds de zo goed als ongekende en schuwe platypus (Door ons in Belgie beter gekend onder de naam vogelbekdier) Dit beestje kan je echt een vreemde vogel noemen. Het heeft kenmerken van een vogel, van een vis en is eigenlijk een zoogdier. En het is ontzettend moeilijk om ze in het wild te zien. Maar in Broken River (dichtbij Mackay) heb je een goede kans als je maar vroeg genoeg uit je bed komt en geduld hebt. Een goede wandeling was ook al een tijdje geleden, dus na ons onderonsje met de Platypus zijn we nog snel even gestopt bij Finch Hatton Gorge. Een tocht van 2-3 uur door een prachtig bos bracht ons bij een idyllisch natuurlijk zwembad, het water continu ververst door de plaatselijke publiekstrekker: de watervallen. Ook de excentrieke bewoners geven deze streek een eigen en merkwaardig karakter. En dan hebben we het ook over de mensen, niet alleen de gigantische hagedissen/varanen die we er gezien hebben.
We zijn nu meer dan een maand in Australie en maken ons klaar voor ons volgende duikavontuur: het Yongala wrak. Diepte: 28m. De Yongala is in 1911 gezonken in mysterieuze omstandigheden en is een van de beste (wrak) duikplaatsen in Australie. We moesten nog wel even wachten op goed weer. Er stond teveel wind waardoor de boot niet kon uitvaren. 2 dagen later kregen we toch goed nieuws en na de gewoonlijke papiermolen trok een tractor de boot naar het strand. Ayr, het dichtsbijgelegen plaatsje, heeft geen haven dus we zouden te water gelaten worden deze keer. Dat het weer nog niet ideaal was (nog steeds golven van 1-2 meter) mochten we aan den lijve ondervinden. Vooral Natacha werd er even letterlijk niet goed van, maar eens in het water verdwijnen zeeziektesymptomen direct. We hadden in Cairns ook nog een waterdichte behuizing gekocht voor onze camera, zodat we vanaf nu altijd onze eigen camera kunnen gebruiken bij het duiken. We moesten de behuizing eerst testen zonder camera om zeker te zijn dat er geen produktiefouten in zaten. Het wilde water, te weinig gewichten en gesukkel met de lege behuizing die overal bleef achterhaken, maakten het afdalen naar het wrak nogal hectisch. Toen we beneden aankwamen zat Frank al bijna door de helft van zijn zuurstofvoorraad, maar de eerste aanblik van het wrak was magisch. Het was prachtig overgroeid door koralen en aangezien er kilometers in de omtrek geen andere rotsen of koralen te bespeuren zijn, zaten alle vissen in en rond dit wrak samengepakt. Voor het eerst leek het alsof de vissen geen schrik hadden van ons bezoekers en ze zwommen soms recht op ons af in plaats van van ons weg. Buiten vissen waren er ook heel veel zeeslangen (vaak veel giftiger dan landslangen, maar lang niet zo aggressief); grote schildpadden en immense scholen vissen die een spelletje tikkertje leken willen te spelen. Ook soorten zeewier en koralen die we nog niet eerder hadden gezien maakten van deze duik een bijzondere ervaring. Na een 30 minuten moest Frank samen met een andere "buddy" al terug naar boven wegens zuurstofgebrek, maar Natacha kon met de rest nog verder duiken. De behuizing had de test doorstaan: geen lek te bespeuren. Tijdens onze tweede duik zouden we dus naar hartelust foto's kunnen nemen van al dat moois. Onze tweede duik verliep echter niet helemaal zoals het hoorde. Als bescherming tegen de kwallen hadden we ook bij de 1e duik al een beschermende muts/kap op ons hoofd. Die van Natacha bleek al wat ouder en er hingen hier en daar stukken los. Daardoor zat er regelmatig iets onder haar bril en dat veroorzaakte lekken. Toen het niet lukte om de kap en de bril in de 2 meter hoge golven op hun plaats te krijgen, zat er niets anders op dan terug aan boord te gaan en deze tweede duik te skippen. (de begeleidende dive masters waren namelijk al uit hetzicht verdwenen en zonder buddy duiken is echt levensgevaarlijk) Spijtig,... maar die dingen gebeuren. en we hadden een prachtige eerste duik gehad. Terug aan land werden we nog op een BBQ getrakteerd en daarna was het hoog tijd om verder te rijden naar onze volgende bestemming: Ayrlie Beach.
Met onze camionette volledig nagekeken en hersteld waren we eindelijk klaar om de tocht naar het zuiden aan te vangen. We zouden eerst nog even het binnenland intrekken om een blik te werpen op een aantal vreemd gevormde kolossale vijgenbomen: de Cathedral en Curtan Fig Trees. Onze eerste overnachtingsplaats was Lake Tinaroo; hier zouden we direct onze kampeervaardigheden en uitrusting op de proef kunnen stellen. Geen stromend water, geen electriciteit, geen BBQ's. De sossissen die we daar gekocht hadden zouden in de pan op ons eigen gasvuurtje moeten bakken, en daar ging het al ineens goed fout: gasvuur kapot, ... en rauwe sossissen daar hadden we niet veel zin in. Gelukkig konden we nog terugvallen op de smoskes met kip en de omgeving - een prachtig meer omringd door bossen en ver weg van de beschaafde wereld - was meer dan compensatie genoeg (al had Frank toch heel veel goesting in sossissen...). We zagen hier ook nog onze eerst 'wilde' kookaburra, een vogel die echt lacht en typisch Australisch. Over vogels gesproken... Natacha heeft iets met roofvogels. Toen we de volgende dag een show met roofvogels zagen aangekondigd in het bezoekerscentrum van Atherton wisten we dan ook ineens wat doen. Het werd trouwens een prive-show alleen voor ons twee. Des te beter. De zeer sympathieke en enthousiaste Steve liet ons eerst kennis maken met Jacky, een zeer slimme en milieubewuste zwart-wit gevlekte ekster. Toen Steve een paar proppen papier liet vallen, raapte Jacky ze prompt op en dropte ze netjes alledrie in de vuilbak. Daarna mocht Natacha landingsplaats spelen voor een uil, een niet al te grote vogel, maar met griezelige gitzwarte ogen. Het echt spectaculaire werk kwam pas op het einde aan de beurt: een valk en een kite (soort arend, maar net niet) sloten de show af. Alle vogels in de show zijn dieren die niet meer in het wild kunnen overleven: mishandeld door eigenaar, aangereden door auto's,... Steve vertelde ons dat geimporteerde planten ook nog een groot probleem vormen voor het milieu. Ze hebben hier weinig of geen natuurlijke vijanden en verdringen stilaan de inheemse plantensoorten (bvb grassen). Hierdoor hebben veel diersoorten meer en meer problemen met het vinden van het juiste voedsel. Bovendien vallen meer en meer habitats ten prooi aan landbouw en alsmaar groeiende steden. In de toekomst zouden deze twee problemen samen wel eens dramatische proporties kunnen aannemen. Verder naar het Zuiden hebben we nog een watervallenroute gevolgd, of toch een deel ervan, want op den duur heb je natuurlijk genoeg watervallen gezien. Jose Paronella was het daar echter niet mee eens. Jose-de stichter en bouwer van Paronella Park- was een Catalaan die zijn fortuin had verdiend met het kopen en verkopen van suikerrietboerderijen. Op 1 van zijn verkenningstochten verliefd geworden op de streek rond een waterval, besloot hij daar zijn droomkasteel te bouwen voor hem en zijn toekomstige. Dat ging niet van een leien dakje. Cyclonen, overstromingen en mannen die vrouwen inpikken maakten hem het leven en bouwen moeilijk. Uiteindelijk is hij getrouwd met de zus van zijn eerste verloofde en heeft hij ongeveer een halve eeuw gebouwd aan zijn droomkasteel. Het is dan ook de moeite om er te gaan kijken. Spijtig genoeg heeft een cycloon in de jaren 70 nog eens een groot deel van het terrein, het perk en de gebouwen verwoest. Jose moest het weten... Gelukkig zijn de nieuwe eigenaars even verliefd op Paronella Park en wordt er hard gewerkt aan de renovatie, al zal het nog wel ettelijke jaren duren eer het helemaal in oorspronkelijke staat is hersteld. We raden je aan om even de tijd te nemen om de foto's te bekijken op hun website (URL: http://www.paronellapark.com.au ) en bedenk dan even dat deze mens zo goed als in zijn eentje of enkel met hulp van vrouw en kinderen 95% van het werk voor zijn rekening heeft genomen. Het verhaal achter dit sprookjeskasteel spreekt zeker evenveel tot de verbeelding als de plaats zelf. De volgende dag legden we een grote afstand af, bijna tot in Townsville. Onderweg maakten we kennis met het 'drive & revive' principe, een initiatief waarbij gratis thee en koffie geschonken wordt aan de reizigers en volledig rechtgehouden door vrijwilligers. Een mooie geste om de automobilisten regelmatig te doen stoppen en even op adem te komen. Diezelfde avond bleven we op 1 van de vele gratis campeerplaatsen met BBQ slapen. We probeerde kangoeroe steak op de 'barbie' (1 van de typische Australische afkortingen) en bewonderden het mooie zicht op zee. In Townsville zelf brachten we een bezoek aan 1 van de grootste aquaria van Australie: Reef HQ. We leerden er meer over de beestjes die we in Cairns onder water hadden gezien; zo kwamen we erachter dat de vader van Nemo in de film eigenlijk van geslacht had moeten veranderen nadat zijn vrouwtje door een barracuda was opgegeten. We zagen lichtgevende vissen, een slak/garnaal soort die al 5 miljoen jaar in deze wateren leeft (de Nautilus) en sloten dit bezoek af met een IMAX vertoning van Deep Sea, een soort film/documentaire over het fragile evenwicht in de onderwater wereld. Townsville is ook de beste uitvalsplaats voor een bezoek aan Magnetic Island. Dit eiland is beslist een bezoekje waard omwille van de vele prachtige baaien en de talrijk aanwezige inheemse diersoorten. Op Magnetic Island zagen we voor het eerst een koala in het wild, en op de camping brachten Rainbow Lorikeets (veelkleurige papegaaien/parkieten) en possums ons respectievelijke elke ochtend en avond trouw een bezoek. Het meeste lawaai kwam deze keer eens niet van feestende studenten en backpackers maar van de massa's kaketoes die van het eiland hun thuis hebben gemaakt. Die beesten kunnen een bek opzetten... En de zwarte zwarte kaketoes zijn vast en zeker fans van The King, ofwel is Elvis met kuif en al in deze vogels gereincarneerd. Zeer treffende gelijkenis.
Once again we seem to have arrived in a country that due to its size is so diverse in both climates and geography that it is often hard to believe you are still in the same country. Where Darwin and the area of the Kakadu National Park was quite dry (OK, it was the DRY season ...), with open forests, tall grasses much like what you see in the movie Crocodile Dundee, Cairns and its surroundings are covered in lush rainforests and its coastline consists of miles and miles of white sandy tropical beaches with the corals of the great barrier reef looming in the distance. Both the rainforests and the reef are world heritage sites so you can imagine that the region thrives on tourism. But somehow the Aussies have found a way to keep their cities and tourist attractions attractive despite the tourists. Wherever you go in Darwin or in Cairns, it seems so quite and tranquil everywhere, even in the centre of town!? And everything is so nice and neat and well-maintained. All the lawns are mowed, the plant beds next to the highways and roads are meticulously maintained, the parks are oases of rest and tranquility ... You have to wonder how they do it. Maybe we should have our Antwerp mayor come over and learn a lesson or two. Admitted, Darwin and Cairns both have a population which is a lot smaller that that of major cities in the world, but I think a lesson could be learned here. Unemployment rates are also among the lowest in the world. Australia is one of only a handful of western countries that promotes immigration, be it under certain conditions. If you are a nurse for instance, you wont have any trouble getting a permanent visa and there are plenty of professions of which they do not have enough down here. But we are deviating from the city at hand now, so lets get back to the point, to Cairns and the Great Barrier Reef. Our first task in Cairns was to look for and find a campervan to either hire or buy. We went to all the major rental companies and soon decided that buying would be a lot cheaper. Actually, it would probably cost around the same, but we would be able to sell the van again in Sydney and get at least some of our money back that way. The first few days went by without any of the vans available on the notice boards attracting our attention. We also wanted to go on a trip to the great barrier reef so in the meantime we also looked for and found a dive shop that could take us out there for 3 days/2 nights and offer us 11 dives each and an Advanced Open Water certification for a price that was only double of our available budget ;-((( Australia really is an expensive place compared to where we have been so far ... But hey, how often in a lifetime do you go diving on the biggest coral reef in the world? And no matter what the cost, we just had to find Nemo ... The day before our boat was leaving we called Richard again, owner and seller of one of the first vans we had seen and which we liked most. We made an offer, he refused and made another one and in the end we made a deal. We would go diving, he would make sure the car had all the necessary credentials and safety checks done and upon our return we would buy the van for 3200 AUD. It included all the camping gear we could possibly need and we would be able to sleep in the back of the van thus saving money on hostels. The next morning, happy that we finally found our home on wheels for at least the next two months, we boarded the Scubapro together with around 25 other divers and snorkellers. The boat was awesome. Probably nothing spectacular if you are used to doing a lot of diving and live-board diving trips, but after our experience on the Galapagos Islands with the Cormorant boat, this was luxury galore! Good bunks, air conditioning all over, sundeck, free drinking water, big diving deck, plenty of space to do some reading in the dining area. Very nice indeed. The crew turned out to be great as well. Also quite different from what we had been faced with in Ecuador. They were funny, helpful, professional But also strict when they had to be. Doing 11 dives in 3 days means 4 dives per day and that requires quite accurate timing. So to get 30 divers into and out of the water in time, there had to be some rules, which we all happily obeyed. Heading out to the reef turned out to be a quite bumpy ride. Paper bags were handed out and eagerly taken and used by the less fortunate. And still, we were lucky because the first days we were in Cairns, the weather had been really lousy. No sun, lots of clouds, wind ... and all that had changed only the day before we boarded. But rough seas seem to be normal here even when the weather is nice. In any case, when the boat arrived at our first dive site on the reef, we immediately felt that the reef would be protecting us from the worst. The mooring buoys were all located in protected bays so the big waves all broke before they could reach us. Everyones stomach started to settle down when the call for the first dive briefing came. This would become a familiar routine over the next days: Dive briefing, dive, eat, dive briefing, dive, eat, dive briefing, dive, eat, dive briefing, dive, desert, sleep. We decided to follow a guide for the first dive, mainly because we were still feeling a bit uncomfortable about diving solo and we did not really know very well how to navigate under water. Learning that would be part of our Advanced Open Water dive lessons (dives 3 to 7). But because too many people went along with the guide on the first dive we wanted to go alone or with only 2 other divers on our second dive. This is how we got to know Katia and Tommie from Finland and Sweden respectively. We decided to double up during the trip and dive together for extra security and to have four sets of eyes looking out for the hidden secrets and treasures of the reef. Dives 1 and 2 were regular fun dives which means you just go down, have a look around and come back up. Dives 3 to 7 were part of the Advanced Open Water program and included a deep dive (up to 30 meters, but we only went to 25 to save oxygen), a navigation dive during which you learn how to navigate, a peak performance buoyancy dive during which we found out that our instructors in Honduras had given us more than double the weights we required to have our buoyancy at optimal efficiency, an underwater photography dive and last but not least a night dive. This one was awesome. You go down in the dark and you have nothing but a small flashlight to explore the bottom of the ocean or the coral walls. A bit anxious at first, we soon learned that having such a narrow vision was actually more relaxing than diving during the day when you try to look at everything at once. But not knowing whether a shark is swimming only a couple of meters away is a thrilling experience nevertheless. We all (there were 8 Advance Open Water students) completed the course successfully and were ready for the last 4 fun dives. We would be heading out on our own this time and the big question always was: would we find our way back to the boat without having to surface to take a peak ... We did once, but failed all the other times. I guess we will have to work on our navigation skills some more during our next dives. The world of the great barrier reef is magnificent. Everyone has probably seen one documentary or another about this world wonder, but none of them do it justice. We have already written down so many Ooooh and Aaaaah stories from our other excursions into nature and we are not going to repeat ourselves here. Let us just say that we did find Nemo and almost all of his other friends down there. We took a couple of more than decent pictures and we will add them to our photo archive as soon as we can send them over to Belgium. The coral, the turtles, the sharks, the hundreds of different kinds of fish ... Yes it was expensive, but it was more than worth the money. The ride back to Cairns was a whole lot smoother than the ride out (which the captain explained by admitting he did not fall sleep behind the wheel this time :). We all agreed to go to the get together in a restaurant in town later that evening and then the Prodive shuttle bus dropped everyone of at their hotels and hostels. The little gathering that evening turned out to be rather amusing. Some of us got quite drunk and also forgot most of what happened that evening. However, reliable sources assure us that we did have fun, not only went out to eat but also to some sort of nightclub called Soho and than grabbed a cab back to the hostel where we slept like a log. The next couple of days were quite uneventful. We met with Richard again, we bought the campervan and spent our first night in it. We soon learned though that finding a parking spot requires more consideration and thought than just: This looks nice ... Toilets for instance are a very useful thing to have close by. Especially in a city it is difficult to find a tree that is out of sight ... Since that first night we have always gone to a camping to spend the night. It does cost a little bit of money, but not nearly as much as a room in a hostel and along the way to Sydney there are plenty of free camping sites with facilities such as showers, toilets and even BBQs. Our side of the paperwork for the van still had to be completed and we could not do that until the 30th of April so we decided to take the van and head north of Cairns to a town called Cape Tribulation. It is famous for its world heritage listed coastal rain forests. Along the way we stopped at an Aboriginal cultural center called Tjapukai where we saw a quite shocking historical documentary about how the European settlers (mis)treated the original inhabitants of this country and how the new generations of aborigine artists and elders is trying to turn the page and look ahead with hope for the future. We also saw some shows during which the actors explained how the aborigine population sees the world and how they try to explain it through dreamtime stories. Very much like the Bible and the Koran and any other religious document tries to explain the world. The difference being that the Aborigine version has never been written down but always passed on verbally and different tribes also have different stories and different sacred sites. We also attended a cultural dance show and we learned about bush tucker or typical food from the forest and we tried throwing a spear and a boomerang. Quite impressed by the sense of regained pride that these members of the aborigine community exhibited, we bought a CD with didgeridoo music for the road and continued our trip to Port Douglas. Here we wanted to go to a nature Park called Rainforest Habitat. This park is an initiative to protect birds and other rainforest fauna of the region by breeding them and taking care of wounded or donated animals. It was a magnificent park and we also had our first close encounter with the cutest Aussie around: the Koala. After Port Douglas the rainforest would become denser and the roads would keep on getting smaller so Cape Tribulation where the road just ends was our final destination. The road does not really end there though, but for our campervan it does ;-)) At Cape Tribulation we went on a guided hike through the rainforest with a German botanist. Quite interesting, but no animals ... What we did see was one of the oldest flowering plants in the world. Of the 10 oldest plant species in the world 7 or 8 occur in the coastal rain forests of this region so it is not difficult to see why this place was world heritage listed in the 80s. The Idiot Fruit (so-called because only idiots would eat it since it is completely poisonous) is at least 150 million years old and probably the species from which most if not all flowers and flowering plants have developed over the millennia. This was our first vegetable dinosaur. On the way back we also paid a visit to Mareeba and Kuranda. In Mareeba we were fortunate enough to be able to attend a Bull riding championship. Reconsidering, it was not that lucky. The bull riders stay on their bulls for a meager 8 seconds (if they manage to that is) and the seats are waaaaaaaaaaaay back from where the action is. Not our kind of entertainment, but the Aussies seem to dig it. The arena was packed! Kuranda finally was worth a visit because of the Barron Falls. Unfortunately they were not quite as impressive as they would have been during the wet season when a torrent of water crashes down into the valley of the Barron River. Very similar to the Iguazu falls in Brasil and Argentina. Still, it was a nice walk and the valley is a beautiful sight even without all the water. And that brings us back to Cairns where we currently still are, but only for one more day though. The campervan is now fully registered in our name, some repairs which were absolutely essential have already been carried and in a couple of hours the last repairs will be completed. A new clutch, a new radiator and some other minor repairs should make our 4-wheeled monster purr like a kitty again. Our wallet is screaming in agony in the meantime but everything should balance out once we get to Sydney. So, tomorrow we take off on our adventurous road trip down the East Coast, to Melbourne and back to Sydney. Around the 30th of May we should be in Brisbane where friends and colleagues of ours (Marc and Wanda) will join us for 3 weeks of action- and adventure packed travelling. We will continue to try and keep everyone posted of our whereabouts in Australia and our states of (and out of) mind during the next two months. If at some point there are no more updates, fear not, we have not been eaten by one of the many dangerous animals that live in Australia, we are sometimes just a tiny bit lazy.
And finally we would like to congratulate Saskia and Sigi for becoming Mom and Dad in the 3rd degree! Happy Happy Joy Joy!!!
Aangekomen in Darwin merkten we meteen dat we de tropische temperaturen nog altijd niet hoefden te missen. Heet en een hoge vochtigheidsgraad de hele dag en nacht. Gelukkig hadden ze in ons vriendelijk hostal airconditioning om op de kamer voor wat verkoeling te zorgen.
Tijdens onze eerste wandeling naar het centrum van Darwin kwamen we al direct in aanraking met een lid van de meest succesvolle bevolking van Australie: vieze beesten. Op het voetpad lag een bidsprinkhaan ter grootte van een voet van een volwassen mens. Natacha heeft de hare er naast gezet zodat je de schaal ziet op foto. Bidsprinkhanen kunnen soms gemeen uit de hoek komen, maar gelukkig voor ons (minder voor het beestje) lag ie dood op het voetpad. Deslaniettemin, indrukwekkend.
Darwin is een kleine stad met een enorm uitgewerkte infrastuctuur. Het lijkt wel of de verhouding infrastructuur/inwoner niet volledig juist is afgestemd. Enorm grote parkings, gebouwen, winkelcentra ... voor een handvol inwoners. Later hoorde we dat Darwin ook een militaire rol speelt en waarschijnlijk zal het op bepaalde tijdstippen van het jaar hier wel vollopen.
We hadden nog niet veel kunnen lezen over Australie omdat we de Lonely Planet pas in LA hebben kunnen kopen; die was in Honduras niet te vinden in de kleine boekhandels die we bezocht hebben. We moesten dan ook vertrouwen op de uitleg van het hostel en de folders die je kon vinden, maar dat was geen probleem: een wand vol folders en uitleg over allerlei tours, hostals en activiteiten in Australie waren voor handen. De tweede dag na aankomst hadden we al een goeie deal gevonden voor een 3daagse 4 wheel drive tour naar en in het Kakadu park. We hadden eigenlijk de jetlag nog niet verwerkt maar besloten om toch maar te gaan. De volgende dag vertrokken we met volle moed en weinig slaap (een paar gasten in het hostal hadden een feestje gebouwd gedurende de nacht) met een groep van 9 richting Kakadu park. We kwamen terecht in een mix van allerlei culturen: een Frans koppel dat in Sydney woont, een Duitse die op haar eentje Australie aan het rondtrekken is, 2 mensen uit Melbourne, 1 vietnamese die al lang in Melbourne woont en een Thai: Manu & Alice, Christina, Dean, Kurt & Nina en ten slotte Jay. En natuurlijk mogen we Jacob, onze gids, niet vergeten.
Na een drietal uren rijden hielden we voor het eerst halt bij de Adelaide River. Op het menu stonden tamme slangen en wilde krokodillen: ook al sluipen er heel wat gevaarlijke slangen rond in Australie, er zijn er ook brave die in Natacha's nek willen liggen. Na een korte koffiepauze mochten we dan kennis maken met de Killer van Oz: de zoutwater krokodil: monsters van 4 tot 6 meter lang die er meer dan eens per jaar in slagen om een volwassen mens mee het water in te sleuren en op te peuzelen. Je kan maar beter wegblijven van de oevers als je weet dat er krokodillen in het water zitten. Tijdens onze Jumping Croc Cruise zagen we hoe deze monsters met een ongeziene kracht 3 meter uit het water omhoog springen om een stuk vlees dat ze van de boot boven het water laten bengelen vast te grijpen en op te peuzelen. Of dit volledig ecologisch verantwoord is, daar hebben we zo onze vragen bij ... maar een spectacel is het alleszins. Bovendien worden die dieren hier ook gekweekt voor hun huid en vlees.
In de namiddag zijn we onze eerste waterval gaan bekijken: kristalhelder water in een tropische omgeving, heerlijk om het zweet en stof van een flinke wandeling af te spoelen. 's Avonds heerlijk gegeten (kangoeroe is trouwens best lekker!) en later konden we rond het kampvuur de didgeridoo uitproberen. Het is een enorm moeilijk te bespelen instrument waarbij je in moet ademen terwijl je uitblaast om het instrument van een continue luchtstroom te voorzien; het produceert mooie, warme, mysterieuze klanken. Bij Frank wilde het al wel lukken! Iedereen kroop vroeg onder de lakens, 't was dan ook een vermoeiende dag geweest en de volgende zou al zeer vroeg beginnen.
De tweede dag stond meer in het teken van cultuur. Eerst bezochten we het informatieve Bowali Visitor Centre, waar we meer te weten kwamen over het leven en de culturele en sociale wetten, tradities en rituelen. Zo mag bv niet elke vrouw zomaar met elke man trouwen. Er zijn zeer stricte afspraken. Je mag ook niet over de doden spreken. Tot een aantal jaren na de dood van een individu worden hun gezichten en namen op foto's afgeplakt. We vermoeden dat dit zo gedaan wordt omdat aborigines geloven dat de geest van een overledene zou kunnen terugkeren wanneer zijn of haar naam vaak wordt uitgesproken. We hebben ook enkele gevolgen van het koloniale verleden kunnen vaststellen: talen en tradities zijn verloren gegaan, gezinnen zijn uiteengerukt, de film "Rabbit proof fence" in het echt ... verschrikkelijk. Erg gelijkend op wat we in Zuid en Midden Amerika hoorden over hoe het met de Incas en de Mayas is gegaan. Er is toch ook positief nieuws: het park zelf is ondertussen opnieuw eigendom van de oorspronkelijke bevolking. Het wordt toeristisch uitgebaat, maar altijd in samenspraak met hen. Naast Kakadu ligt een ander groot domein, ook eigendom van de aboriginal bevolking (waar de naam me ontsnapt) en waar geen toeristen mogen komen. Hier houden ze hun oude tradities en levenswijze nog in eer. Gelukkig maar. In de steden kom je in aanraking met aboriginals die hun geloof en tradities verloren zijn, geen plaats vinden (of krijgen?) in de huidige maatschappij en zich in alcoholisme storten. Het is ook moeilijk om een tussenweg te vinden; zo vertelde onze gids dat telkens wanneer iemand sterft of trouwt de ceremonie een week of langer kan duren. Een aboriginal zal dan niet gaan werken om zijn sociale plicht na te komen en dit valt natuurlijk moeilijk te rijmen met de Westerse werkschema's. We willen ook niets veralgemenen, dit is in Darwin en in het Zuiden van Australie kan dit anders zijn.
Diezelfde dag toonde Jacob ons ook de bekende rotstekeningen die aborigines al misschien 40.000 jaar lang hebben gemaakt: prehistorische schoolborden om verhalen en tradities door te geven of een of ander eerbetoon aan een heilige geest.
In de namiddag zijn we ook naar torenhoge termietheuvels gaan kijken. Interessante beestjes en je merkt meteen dat ze niet alleen in Zuid Amerika maar ook hier zeer talrijk aanwezig zijn. Zo talrijk zelfs dat wetenschappers hebben berekend dat het totale gewicht van alle termieten ter wereld vele malen groter is dan het gewicht van alle mensen ter wereld samen ... Kan je nagaan hoeveel er wel niet moeten zijn.
Met een prachtige en zeer kleurrijke zonsondergang kwam er een perfect einde aan deze dag.
De laatste dag ging het er relaxed aan toe. Korte wandelingen naar een paar idyllische watervallen waar we wat konden zwemmen en van de rotsen springen, maar de eerste keer moesten we wel even wachten tot meneer of mevrouw De Op 1Na Dodelijkste Slang Van Australie klaar was met zich te baden in ons zwembad. Jacob onze gids nam het op zich om het beestje van het terrein weg te begeleiden.
Ook hier hadden we weer geluk met de groep; allemaal toffe mensen en zo leer je elkaar snel wat beter kennen. Jay bracht ons op de hoogte van de gespannen situatie tussen China en Taiwan en Nina vertelde ons over de Vietnam oorlog: haar ouders hebben in die tijd noodgedwongen een gevaarlijke en bange overtocht naar Hong Kong moeten maken toen het land in rep en roer stond. Hele families zijn in die tijd uiteengerukt en zo is zij in Australie beland. Alice en Manu zien we zeker nog in Sydney en Dean, Nina & Kurt zullen ons meenemen naar een wedstrijd Australian football wanneer we in Melbourne zijn. "You haven't seen Australia if you didn't see a real football game" aldus Dean en Kurt ... Nu al zulke mooie vooruitzichten en we zijn nog maar pas aangekomen!
Met onze 1ste duikavonturen achter de rug was de tijd om Honduras en het Amerikaanse continent te verlaten, aangebroken. Maar vliegen van Roatan, Honduras naar Darwin, Australie in 1 ruk vonden we wat veel van het goede. We zouden er 4 vluchten en dus ook 4 keer wachttijd of in totaal meer dan 48 uur onderweg voor over gehad moeten hebben en dat zagen we gewoon niet zitten. We besloten dan ook om halfweg (in uren, niet in afstand ...) even halt te houden in LA en daar 2 nachtjes te slapen vooraleer Down Under-waarts te trekken.
Wat kunnen we vertellen over LA? Allereerst dat American Airlines de bagage van Frank was kwijtgespeeld. De medewerkers konden ons ook niet vertellen waar de bagage dan wel was achtergebleven en raadden ons aan om op de luchthaven te wachten op de laatste vlucht vanuit Miami, want op elk van die vluchten kon de rugzak meekomen. Het was al 22.30 toen we in LA aankwamen en de laatste vlucht zou pas om 00.30 aankomen, en met het tijdsverschil er ook nog eens bijgerekend begon de vermoeidheid toch stilaan zichtbare sporen na te laten. Met de laatste vlucht dan eindelijk binnen wisten we zeker dat de rugzak nergens te bespeuren was en konden we nog maar eens in de rij gaan staan bij de dienst Verloren bagage (In heel Zuid en Centraal Amerika geen probleem ondervonden met verloren bagage en in LA hebben ze er zelfs een volledig aparte dienst voor!!??). En dat zon dienst nodig is bleek wel uit het aantal mensen in de wachtrij en de immense massa niet opgehaalde bagage op en naast de transportbanden. Er stonden zeker 1000 koffers, zakken, rugzakken en andere stukken te wachten op hun baasje. Maar niet getreurd, rond een uur of 01.30 konden we eindelijk met de shuttlebus naar ons hostal en we zouden de volgende dag moeten terugkomen om te zien of de rugzak er dan wel bij zat. Het hostal had een gratis luchthaven shuttlebus dus dat viel nogal mee. Om 10.00 de volgende dag stonden we angstig af te wachten naast de lopende band. Heel veel fotos zaten in mijn rugzak, ongeveer alle electronische toestelletjes op het fototoestel na ook, ... een snelle berekening bracht ons algauw op zon dikke 2000 euro die verloren zouden zijn. En American Airlines policy op dat vlak was nu niet bepaald vrijgevig ... Maar het gevrees bleek al snel overbodig. De rugzak in kwestie kwam vrolijk op de band getuimeld en sprong blij op en neer toen hij zijn baasje zag (of was het omgekeerd??). Opgelucht trokken we weer naar het hostal.
Van LA zelf hebben we echt heel weinig gezien en wat we gezien hebben ging ook heel snel. Diezelfde namiddag zijn we nog naar Venice Beach geweest waar de opnames voor Baywatch zijn gemaakt. Het lijkt inderdaad sterk op wat je in de films ziet, maar het is toch allemaal iets minder perfect. Er staat best veel wind; een koude wind ook dus echt aangenaam strandliggen is het er zeker niet. Het sfeertje is wel gezellig. Het loopt er vol zeer vreemde figuren die met allerlei variaties op straattoneel een centje willen bijverdienen, de ene al wat beter dan de andere. 1 groep jongeren hebben we een tijdje gadegeslaan want hun humor, zelfspot en acrobatie waren echt wel indrukwekkend. De volgende dag hebben we een georganiseerde stadstour meegedaan. Met een busje van de ene naar de andere bezienswaardigheid, zoals de japanners een beetje. Beverly Hills, Chinese Theatre, Hollywood Boulevard en de Walk of Fame, de Hollywood letters tegen de bergen ... allemaal passeerden ze de revue. In beverly Hills zie je de ene onbetaalbare winkel na de andere en Ferraris en andere ego-boosters rollen bij bosjes door de straten, maar eerlijk gezegd waren we meer gedegouteerd dan onder de indruk. 2 blokken buiten Beverly Hills kom je weer terug in de realiteit terecht: daklozen onder de bruggen, mensen met 2 of 3 banen, net genoeg om de rekeningen te betalen, in bepaalde wijken in LA worden maandelijks gemiddeld een 30-tal mensen vermoord, ... Er is geen plastische chirurg te vinden in Beverly Hills die hier een middeltje voor heeft en geen enkele face lift kan deze rimpels in het rijk van de film- en andere sterren gladstrijken. Misschien moet je meer tijd uittrekken om de stad echt te leren kennen. Misschien moet je met een local op pad om zo de stad te zien door de ogen van iemand die ze kent. Maar onze eerste indruk was dat het allemaal niet zo geweldig is als het lijkt. Onze volgende halte spreekt al een stuk meer tot onze verbeelding: Darwin, Australia.
After 4,5 months of traveling we were about ready to hit the beaches. We heard the beaches on Roatan are the best but first we wanted to learn how to dive and Utila was supposed to be cheaper. In Copan Ruinas we met some other travelers who told us about the good experience they had with a dive shop called Captain Morgans and the fact that they were located on one of the cays instead of on Utila mainland also appealed to us. We had a little chat with the owner, found out that free lodging was included in the dive package and 240 USD wasnt a bad price.
So the next day we boarded the Mary Kaye, Captain Morgans dive boat and set sail to Pigeon Cay where the hotel was located. Pigeon Cay was a small but heavily crowded little island just off the Utila coast. Its population was a mixture of descendants of African slaves who were dumped there during the 18th century and British and American immigrants. Another remarkable fact were the islands 11 churches for a population of only 350 people.
To our surprise the first 3 days on the cay turned out to be a bit boring. Because of all the rain we werent able to start our dive course so we just had to watch all the movies in the hotels video library. In the meantime we got the theory out of the way and had a chance to meet our dive instructor, Anke. She was a nice German lady who had been diving since 2000 and became a dive instructor in 2001. When we went in the water for the first time we felt really at ease with her. The first few sessions consisted mostly of exercises to practice some crucial dive skills such as: switching breathing regulators, refitting and emptying masks, getting out and in your dive equipment under water and an emergency ascent.
When you first breathe through a regulator under water it feels a bit awkward and you feel an urge to keep breathing through your nose, but after 3 days we started to get the hang of it. We were more relaxed and started to notice our environment: beautiful coral reefs, sandy patches and an abundance of sea life: turtles, parrot fish, toad fish, crabs, moray eels, cleaner fish, etc.
On the forth day of our course we graduated successfully and were rewarded with 2 free fun dives: no skills to exercise, just diving, floating and enjoying the scenery. From now on we can call ourselves us open water divers whish basically means we can go diving anywhere in the world to a maximum depth of 18m.
After achieving our certificate we stayed another week on Utila in a rented apartment doing a lot of nothing. We cooked our own meals, got to know Utila a bit more and spent an afternoon on the closest thing we could find to a sandy beach. As Roatan is famous for its REAL sandy beaches, we ignored all financial concerns (Roatan is really expensive) and took the ferry anyway. After learning how to dive this was probably the second best decision we took the last couple of weeks. Roatan is beautiful: white sandy beaches, lined with palm trees, turquoise crystal clear waters your basic Bounty or Bacardi Rum commercial.
We rented a nice apartment in West End, close to the beach and enjoyed ourselves by going snorkeling, diving and even swimming with dolphins. During our last dive on Roatan we also saw a nurse shark up close. Our time on Roatan came close to being perfect. However nothing is perfect and we also had to deal with some minor inconveniences: due to power shortage there was no electricity for a 5 hour period every day and the island seemed to be experiencing a longer rainy season than other years, but these things did in no way diminish the fact that we had an absolutely marvelous time there. Roatan was a hard place to say good by to but knowing that we will be diving the Great Barrier reef in a few weeks helps a lot.
Eindelijk inHonduras! Hier hebben we lang naar uitgekeken want zon, zee en vooral tropische stranden zullen hier ons pad kruisen. Meer nog, we zullen er minstens 2 weken van gaan genieten zonder van de ene naar de andere plek te reizen, gewoon 2 weken rust onder de palmbomen op witte stranden.
Maar eerst nog even de cultuur-historische kant op. Vlakbij de grens met Guatemala ligt Copán, de belangrijkste Maya-site van Honduras. Het dorpje Copán Ruinas zou ook gezellig zijn volgens onze Lonely Planet, dus dat leek ons de ideale plaats om de grens over te steken. De bus ging tot aan de grens zelf. Daar moesten we nog even wat formaliteiten vervullen en daarna konden we met een klein mini-busje mee naar Copán Ruinas zon 20 minuten verder. We hebben ons ingechecked in het Via Via café-hostal, deel van een Belgische keten van reiscafés/hostals en ook gerund door 2 Belgische koppels.
De volgende dag hebben we een Tjuk-Tjuk (motorfiets taxi) genomen om naar de ruïnes te rijden. Het bleek maar een goeie kilometer of2 van ons hostal te zijn, dus eigenlijk geen taxi nodig, maar ja
Bij de ingang besloten we even te wachten op een andere groep toeristen die ook een gids wilden zodatwe de kosten konden delen. De groep waar we uiteindelijk mee aansloten bleek een groep Jehovas getuigen te zijn, maar gelukkig voor ons waren ze niet uit op nieuwe zieltjes.
Onze gids was alweer een apart figuur: een 67 oude man die er prat op ging in het Guinness Book of World Records te staan als de gids die de meeste talen spreekt van alle Copán gidsen. Hij had ook meegewerkt aan belangrijke onderzoeken, vaak als vertaler.
De ruïnes van Copán zijn van een heel andere aard dan die in Tikal.Volgens onze gids was Tikal eerder het politieke centrum terwijl Copán meer het artistieke hart was van het Maya-rijk. Er waren veel beeldhouwwerken te zien, vaak van dieren, maar ook van Maya-koningenen van 1 mysterieuze vrouw. (das zeer uitzonderlijk) Verder was er ook nog een indrukwekkende trap waarbij elke trede een hoofdstuk was uit de geschiedenis van Copán. De restauratie ervan was bijna voltooid toen wij er waren.
De guillotine avant-la lettre was een offersteen waarin een sleuf was uitgehouwen langswaar het bloed kon wegstromen en opgevangen worden. Dat de bouwwerken van deze oude culturen de tand des tijds zo gemakkelijk doorstaan werd nog maar eens benadrukt toen we langs het nog steeds functionerende drainage system liepen.
Een zeer vergevorderde beschaving dus, maar toch ook met sommige vreemde kantjes ze begroeven hun doden onder de huizen waar ze woonden- en meer menselijke kantjes ze speelden voetbal als een soort ritueel op speciaal daarvoor aangelegde terreinen en elke konig vond dat hij beter was dan de vorige en liet dat blijken door gewoon bovenop de monumenten van de vorige een nieuw-en natuurlijk beter- monument te bouwen. 1 koning (de 16e) vond zichzelf zo geweldig dat er 16 jaguars moesten aan geloven enkel om in zijn altaar te leggen. 1 jaguar vangen in die tijd was al een serieuze uitdaging. Laat staan 16. Een bezoek aan de tunnels onder Copán hebben we gelaten voor wat het was want veel te duur.
De volgende dag hebben we nog een opvangcentrum voor vogels bezocht. Meestal ging het om vogels die uit gevangenschap waren gered en in het wild vogels voor de kat zouden zijn.
De meeste vogels zaten in grote, ruime volieren, maar sommige waren helemaal vrij en vormden het interactieve gedeelte van het centrum. Je kon ze op je schouder zetten of op je arm. De toekans maakten het meeste indruk op ons, Zo kleurrijk en zon vreemde vorm ook met die immense bek. We hebben nog een paar fotos van elkaar genomen met een aantal papegaaien in onze nek sommige heel groot en zwaar- en daarna was het alweer tijd om verder te trekken.
De plaatselijke luxebus bracht ons zonder veel problemen naar La Ceiba waar we de ferry zouden nemen naar Utila voor onze duikcursus en volgens ons allebei alweer dubbel en dik verdiende rust.